Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
eigen methode
› 1 zinnen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
eigen methode
, deel 1
1 zinnen
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
?Qué tal? = Hoe gaat het? nos vemos mañana = we zien elkaar morgen no me gusta el vino = ik hou niet van/lust niet graag wijn ¿Tiene una habitación? = Hebt u een kamer? ¿De dónde sois? = Waar komen jullie vandaan? me llamo = ik heet En España se hablan cuatro lenguas = In Spanje worden vier talen gesproken? ¿Hay un camarero guapo? = Is er een knappe kelner? personas de origen europeo = personen van Europese afkomst ¿Hay un banco por aquí? = Is er een bank hier in de buurt? esto no es todo = dat is niet alles hay de todo = er is van alles ?Es verdad que ...? = Is het waar dat ...? ?Hay gente que quiere vivir en México? = Zijn er mensen die in Mexico willen wonen? la ciudad más grande del mundo = de grootste stad ter wereld como en todas partes = net als overal más contrastes que en Europa = meer tegenstelling dan in Europa un lugar para escapar del estrés = een plaats om de stress te ontvluchten ?Cómo llegar? = Hoe kom je er? la playa está a 14 kilómetros = het strand ligt op 14 kilometer afstand ?Te gusta viajar? = Vind je reizen leuk? ?Dónde está ...? = Waar is? tiene que seguir ... = u moet ... volgen tiene que tomar ... = U moet ... nemen la primera calle a la derecha = de eerste straat rechts en el semáforo = bij het verkeerslicht Lo siento, no sé, no soy de aquí = Het spijt me, ik weet het niet, ik ben niet van hier una de las más famosas = één van de meest beroemdste ?Cuántos kilómetros hay? = Hoeveel kilometer is het? ?Adónde va? = Waar gaat u naar toe? ?Qué buscan las personas? = Wat zoeken de personen? !Buen viaja! = Goede reis! tener vacaciones = vakantie hebben estar de vacaciones = op vakantie zijn ?Hay una estación en tu pueblo? = Is er een station in jouw dorp? como en todas partes = zoals overal Retie es el pueblo de los siete rios = Retie is het dorp van de zeven neten Quizás es la ciudad más grande del mundo = Misschien is de stad de grootste van de wereld !Pero México es un mundo especial! = Maar Mexico is een speciale wereld! Bueno, es que yo soy mexicana,?no? = Nou ja, het is dat ik Mexicaanse ben, niet? !Como México no hay dos! = Zoals Mexico zijn er geen twee! ?Qué no hay? = Wat is er niet? ?Qué hay? = Wat is er? Yo vivo en un pueblo pequeño = Ik woon in een klein dorp Hay pocos coches y pocas casas = Er zijn weinig auto's en weinig huizen Es un pueblo muy tranquilo = Het is een heel rustig dorp Pero, para escapar del estrés, es un lugar ideal = Maar, voor vluchtelingen met stress, is het een ideale plaats Me gusta París porque hay muchas actividades culturales = Ik hou van Parijs omdat er veel culturele activiteiten zijn ?Es verdad que en la ciudad de México hay mucha contaminación? = Is het waar dat in Mexico stad veel vervuiling is? Y también mucha industria y muchas fábricas = En ook veel industrie en veel fabrieken Hay gente rica y gente pobre = Er zijn rijke mensen en arme mensen ?Hay problemas de tráfico en México? = Ziin er verkeersproblemen in Mexico? En el sur de España = In het zuiden van Spanje En la provincia de Málaga = In de provincie Malaga cerca de la costa = dichtbij de kust el condor está detrás de la estacion = de condor is achter het station la boa está en del teatro = de boa is in het theater ?dónde está? = waar is? ?hay? = is er? para ir a = om te gaan enfrente de usted = tegenover u Los bares no están lejos de aqui = De bars zijn niet ver van hier ?Sabe usted si hay una farmacia por aquí? = Weet u of er een apotheek is in de buurt? mil cien = 1.100 cinco millones trescientos veinte mil ciento ochenta y cinco = 5.320.185 doscientas discotecas = 200 discotheken ciento una personas = 101 personen ciento un hoteles = 101 hotels tienes que seguir todo recto = je moet rechtdoor volgen tiene que cruzar la plaza = u moet het plein oversteken tienes que girar a la derecha = je moet rechts omdraaien tiene que tomar el autobús = u moet de bus nemen ?Cuántos kilómetros hay a Marbella? = Hoeveel kilometer is het naar Marbella? mil novecientos noventa y nueve = 1.999 cien mil = 100.000 cuarenta millones ochocientos cuarenta y siete mil trescientos setenta y un = 40.847.371 setenta y un mil quinientos cinco = 71.505 sesenta y seis mil cuatrocientos once = 66.411 siete millones trescientos cincuenta y siete mil quinientos cincuenta y ocho = 7.357.558 Sí me gusta, pero voy poco = Ja ik hou ervan, maar ga weinig Para ir del museo a la universidad tiene que tomar el metro = Om van het museum naar de universiteit te gaan neemt u de metro tres millones cuatrocientos nueve = 3.000.409 treinta mil doscientos = 30.200 dos mil cien = 2.100 mil quinientos setenta = 1.570 doscientos catorce = 214 ciento sesenta y cinco = 165 Para ir de Barcelona a Mallorca tienes que tomar el avión = Om van Barcelona naar Mallorca te gaan neem je het vliegtuig ?Cómo vas a Barcelona? = Hoe ga je naar Barcelona? ?En avión o en barco? = Met het vliegtuig of met de boot? No sé dónde vive Ann = Ik weet niet waar Ann woont soy = ik ben ?Cómo se llama usted? = Hoe heet u? ?Es usted el señor Pons? = Bent u de heer Pons? soy yo = dat ben ik ?Cómo está usted? = Hoe gaat het met u? ?De dónde es usted? = Waar komt u vandaan? ?Cómo estás? = Hoe gaat het met je? ?Cómo se llaman estas ciudades en español? = Hoe heten deze steden in het Spaans? ?Cómo se escribe ...? = Hoe schrijf je ...? ?Qué hace usted? = Wat doet u (voor werk)? por tres meses = voor drie maanden ?Qué hacen ahora? = Wat doen ze nu? no tiene trabajo = hij, zij heeft geen werk ?Qué hace? = Wat doet hij/ zij (voor werk)? Tiene tres hijos que estudian en la Universidad. = Hij/ zij heeft drie studerende kinderen. !No me digas! = Wat zeg je me nu! Ga weg! ?Qué lenguas hablan? = Welke talen spreken ze? un poco de francés = een beetje Frans ?Qué haces? = Wat doe je (voor werk)? una empresa que vende tractores = een bedrijf dat tractoren verkoopt Aquí tienen ... = Hier hebt u ... (mv) el número de mi teléfono móvil = mijn mobiele nummer ?Cuál es tu número de móvil? = Wat is je mobiele nummer? no, no tengo = nee, die, dat heb ik niet ?Quién del curso ...? = Wie van de cursisten ...? ?Y qué hace usted? = En wat doet u? ?Qué lenguas habla usted? = Welke talen spreekt u? ?Qué lenguas hablas? = Welke talen spreek je? ?Cuántos años tienes? = Hoeveel jaar ben je? ?De dónde son estas personas? = Waar komen deze personen vandaan? ?Cuál es tu número de teléfono? = Wat is jouw telefoonnummer? ?Tienes móvil? = Heb jij een mobieltje? ?Cuál es tu correo electrónico? = Wat is je e-mail? ?Dónde vives? = Waar woon jij? ?Dónde trabajas? = Waar werk jij? ?Dónde trabaja usted? = Waar werkt u? Trabajo en un banco = Ik werk in een bankkantoor Hablo inglés = Ik spreek Engels ?Cuál es su número? = Wat is uw nummer? Somos los amigos de Ben = Wij zijn vrienden van Ben Adiós se escribe sin acento, ?verdad? = Adiós schrijf je zonder accent, nietwaar? Sí, estudia medicina en la universidad = Ja, zij studeert medicijnen in de universiteit La hija de Leen estudia en Madrid, ?no? = De dochter van Leen studeert in Madrid, niet? ?Dónde aprenden holandés? = Waar leren jullie Nederlands? Koen viaja mucho = Koen reist veel Petra vive en el centro = Petra woont in het centrum ?Quién tienes hijos? = Wie heeft kinderen? ?Qué hacéis? = Wat doen jullie? ?Qué estudias? = Wat studeer jij? ?De dónde eres? = Van waar ben jij? Leen no es enfermera, es empleada = Leen is geen verpleegster, zij is medewerkster No trabaja en un hospital, trabaja en una oficina = Zij werkt niet in een hospitaal, zij werkt in een kantoor !Pero hablan muy bien castellano! = Maar zij spreken heel goed Casteliaans! ustedes no son de aquí = jullie zijn niet van hier ?Tú eres Ben? = Ben jij Ben? Ella escribe para un periódico = Zij schrijft voor een krant ?Qué es esto? = Wat is dit? ?Qué es eso? = Wat is dat? ?Cómo dice? = Wat zegt u? ?Cómo dices? = Wat zeg je? ?Dónde está ...? = Waar is ...? ?Dónde están ...? = Waar zijn ...? ?Cuántos años tiene? = Hoe oud bent u? Tengo dos hijos = Ik heb twee kinderen ?Es usted de Holanda? = Komt u uit Nederland? ?Dónde está la oficina de turismo? = Waar is het VVV-kantoor? ?Trabaja usted aquí? = Werkt u hier? Trabajo con Petra en Amberes = Ik werk met Petra in Antwerpen Tenemos una casa en Marbella = Wij hebben een huis in Marbella ?Cómo te llamas? = Hoe heet jij? el mundo del español = de wereld van het Spaans ?Qué significa ...? = Wat betekent ...? ?Cómo se pronuncia ...? = Hoe spreek je ... uit? ?Quiénes son...? = Wie zijn...? Quién es ...? = Wie is ...? se habla español = men spreekt Spaans lea este texto = lees deze tekst la lengua oficial del Estado español = officiële taal van de Spaanse staat la lengua más hablada del mundo = de meest gesproken taal ter wereld más de 400 millones de personas = meer dan 400 miljoen mensen no se habla español = men spreekt geen Spaans !Bienvenidos al mundo del español! = Welkom in de wereld van het Spaans! ?Cómo se escribe ...? = Hoe schrijft men ...? ?Puedes repetir, por favor? = Kan je herhalen, a.u.b.? ?Qué es tu nombre? = Wat is je naam? ?Cómo estás? = Hoe gaat het met jouw? mi nombre es = mijn naam is !Hasta otra vez! = Tot de volgende keer! !Que te vaya bien! = Het gaat je goed! ?Cómo se dice? = Hoe zegt men? !Hasta la vista! =Tot nog eens! preguntar por el nombre = vragen naar de naam preguntar por el origen = vragen naar de woonplaats preguntar por el estado = vragen hoe het gaat ?Quién dice qué? = Wie zegt wat? No, la paella no es típica de Colombia, es típica de España = Nee, paella is niet typisch voor Colombia, het is typisch voor Spanje ?Se habla español en Brasil? = Wordt in Brazilië Spaans gesproken? ¡Hola, somos Erik y An! = Hallo, wij zijn Erik en An. Soy de Toledo. ¿Y usted? = Ik ben van Toledo. En u? Maria es una buena amiga. = Maria is een goede vriendin. Siempre voy a casa en junio. = Ik ga altijd naar huis in juni. Trabajamos en Alicante en agosto = We werken in Alicante in augustus. ¿Va siempre a Nueva York en marzo? = Gaat u altijd naar New York in maart? ¿En qué trabaja? ¿Trabaja con ordenadores? = Wat voor werk doet u? Werkt u met computers? Está en Londres con los niños. = Zij is in Londen met de kinderen. ¿La casa tiene teléfono? No. desgraciadamente no.= Heeft het huis een telefoon? Nee, helaas niet. Buenos días, ¿es usted el señor López de Madrid? = Goedendag, bent u mijheer López uit Madrid? Trabajo sin sueldo en una empresa americana. = Ik werk zonder loon bij een amerikaans bedrijf. Ahora tengo un trabajo mejor. Trabajo para tres bancos grandes. = Nu heb ik een betere baan. Ik werk voor drie grote banken. ¡Paco! ¿Qué tal? ¿Vamos a Sevilla? = Paco! Hoe gaat het met je? Gaan we naar Sevila? Mi mujer también es americana. Es de Boston. = Mijn vrouw is ook Amerikaanse. Ze is van Boston. ¿Yo tengo un Mercedes? ¡Qué va! = Heb ik een Mercedes? Komaan! Mi amiga habla español, pero no mucho. = Mijn vriendin spreekt spaans, maar niet veel. Voy de vacaciones con Carmen. = Ik ga op vakantie met Carmen. No. En Brasil no se habla espanol = Nee. In Braziliê spreken ze geen Spaans Vamos a casa después de la clase en coche = Wij gaan naar huis na de klas met de auto Voy al cine en coche = Ik ga naar de bioscoop met de auto Estamos en Bélgica = Wij zijn in Belgiê Somos de España = Wij zijn van Spanje Vais a Roma = Jullie gaan naar Rome ?Este autobús va al aeropuerto? = Gaat deze bus naar de luchthaven? ?Sabe usted dónde tenemos que bajar para ir a la catedral? = Weet u waar wij moeten uitstappen om naar de kathedraal te gaan? Voy al trabajo a pie = Ik ga te voet naar het werk Tienes que bajar en la próxima parada = Je moet uitstappen bij de volgende halte Tiene que tomar la línea cinco en dirección a ...= U moet lijn vijf nemen in de richting van ... ?Por qué vas siempre a Barcelona? = Waarom ga je altijd naar Barcelona? ?Te gusta ir a la playa? = Ga je graag naar het strand? En la plaza hay uno = Op het plein is er één No me gusta ir al trabajo en metro = Ik ga niet graag naar het werk met de metro Tiene que trabajar = Hij moet werken El libro está sobre de la mesa = Het boek ligt op de tafel ?Tienes que trabajar manaña? = Moet jij morgen werken? Mi enfermera no está en casa = Mijn verpleegster is niet thuis ?Vas a la playa? = Ga jij naar het strand? La parada está muy cerca, tienes que seguir esta calle = De halte is heel dichtbij, je moet deze straat volgen Los estudiantes están en la escuela = De studenten zijn in de school ?Dónde estás? = Waar ben jij? ?De dónde son tus amigos? = Waar komen jouw vrienden vandaan? Eres la cantante del grupo = Jij bent de zangeres van de groep Tiene que seguir todo recto hasta al final = U moet rechtdoor volgen tot aan het einde La señora va al trabajo en coche = Mevrouw gaat naar het werk met de auto Madrid está en el centro de España = Madrid is in het centrum van Spanje Carlos va a Londres en avión = Carlos gaat naar Londen met het vliegtuig ?Hay un autobús para ir a la universidad? = Is er een bus die naar de universiteit gaat? Estoy en esta clase = Ik ben in deze klas Sois muy inteligentes = Jullie zijn heel intelligent ?Cuántos profesores tenéis? = Hoeveel leraren hebben jullie? Petra baila toda la noche en una discoteca = Petra danst heel de nacht in een discotheek Está a unos cinco minutos de aquí = het is hier ongeveer vijf minuten vandaan
Ingezonden op 02-12-2010 - 2648x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
14-01-2011
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!