Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Tirocinium latinum

25 selectie 1 t/m 25 RU cursus elementair Latijn I

Jaar -

(e)navigare = varen, uitvaren
(porro)pergere = verdergaan, voortgaan
accendere = aansteken
acclamare+dat = toejuichen
accusare = beschuldigen
acer,acris = scherp, fel, hevig
adhuc = tot nu toe, nog (altijd)
advenire = aankomen
adventus, -us = (aan)komst
adversarius = tegenstander
adversus = ongunstig, tegen(gekant)
aeger, aegra, aegrum = ziek
aequus = gelijk, billijk
ager = land, veld
agricola = landbouwer
alacer, alacris = vurig, opgewekt, levendig
alius = ander
amare = houden van, beminnen
amicus = vriend
animal, animalis = levend wezen, dier
animus = geest, moed
aperire = openen
appelare = noemen
appropinquare+dat = naderen
aqua = water
arare = ploegen
arbor = boom
armare = bewapenen
ars, artis = vak, ambacht, kunst, wetenschap
asper, aspera, asperum = ruw
audacia = durf, stoutmoedig
audēre = durven
audire = horen, luisteren
augēre = vermeerderen, vergroten
autem = evenwel, echter
auxilia (pl.t.) = hulptroepen
barbarus = barbaar
bibere = drinken
brevis = kort
calor = warmte
campus = veld
canis = hond
cantare = zingen
captivus = krijgsgevangene
caro, carnis = vlees
Carthaginiensis, -is = carthager, carthaags
casus, -us = val, geval, toeval
causa = oorzaak, reden
cavēre+acc = op zijn hoede zijn voor, oppassen voor
cedere = gaan, wijken
celeber, celebris = beroemd, druk bezocht, gevierd
celer, celeris = vlug, snel
cena = maaltijd
cenare = eten, dineren
certamen, -inis = wedstrijd, strijd
cessare = ophouden
cibus = voedsel
cito = snel
civis, -is = burger
civitas, -tatis = burgerij, staat
clades, -is = nederlaag
clamare = schreeuwen
clam = eindelijk
clamor = geschreeuw
claudere = sluiten
cogitare = (over)denken
colere = verzorgen, vereren, bebouwen
collis, -is = heuvel
colonia = volksplanting, kolonie
columna = zuil
comes, -itis = metgezel
condemnare = veroordelen
condicio, -onis = voorwaarde, toestand
confirmare = versterken, bemoedigen
constans, -antis = volhardend, standvastig
consul =consul
contentus = tevreden
convenire = samenkomen, bijeenkomen
convocare =bijeenroepen
copiae(pl.t.) = troepen
corinthus = corinthe
cornu, us = vleugel, hoorn
corona = krans
cotidie = dagelijks
cras = morgen
creare = scheppen, kiezen
credere+dat = geloven, toevertrouwen
crescere = groeien
crudelis = wreed
crudelitas, -atis = wreedheis
culpa = schuld
cum (voegwoord) = wanneer
cupiditas, -atis = begeerte
cur? = waarom?
currere = lopen, rennen
custodire = bewaken
dare =geven
dea =godin
debēre = moeten, verschuldigd zijn
delectare = vermaken
delēre = vernielen
deliberare = beraadslagen
demum = eerst, pas
descendere = afdalen
desinere = ophouden
deus = god
dexter = rechter, rechts
dicere = zeggen
difficilis = moeilijk
difficultas, -atis = moeilijkheid
digitus = vinger
discipulus = leerling
diu = lang, lange tijd
dividere = verdelen
divisio, -onis = verdeling
divitiae (pl.t.) = rijkdom
dolor = pijn, verdriet
dominus = heer, meester
domus = huis
dormire = slapen
dubius = twijfelend, twijfelachtig
ducere = voeren, leiden
dulcis =aangenaam, zoet
durus = hard
edere = eten
egregius = uitstekend
emere = kopen
enim = want, immers
epistula = brief
equitatus, -us = ruiterij
equus = paard
et = en, ook
etiam = ook, zelfs
excitare = opschrikken
exercēre = oefenen
exercitus, -us = leger
expugnare = veroveren
exspectare = afwachten, verwachten
exsultare = juichen
extra+acc = buiten
fabula = verhaal, verhaaltje
facilis = gemakkelijk
factum = daad, feit
fallere = bedriegen
fatigare = vermoeien
felix, -icis = gelukkig
femina = vrouw
fere = bijna, ongeveer
ferox, -ocis = onstuimig
ferre = dragen
festinare = zich haasten
fidelis = trouw
filia = dochter
filius = zoon
finire = beeindigen, eindigen
finis, -is = grens, einde
flēre = wenen
florēre = bloeien
fluvius = rivier, stroom
fortis = sterk, dapper
fortitudo, -inis = dapperheid
frater = broer
fructus, -us = vrucht
frustra = tevergeefs
fugare = verjagen
fulgēre = stralen, schitteren
fulmen, -inis = bliksem
galea =helm
gallia = gallie
gallus = gallier
gaudēre = blij zijn, zich verheugen
gens, gentis = (volks)stam
gladiator, -oris = zwaardvechter
gladius = zwaard
graecus = griek
gravis = zwaar, ernstig
habēre = hebben, houden
habitare =bewonen, wonen
hasta = lans
heri = gisteren
hibernus = winters, winter-
hic = hier
hodie = vandaag, heden
hora = uur
huc = hierheen, hier
iam non, non iam = niet meer
iam = al, reeds
ianua = deur
ibi =daar
ideo = daarom
idoneus = geschikt
igitur = dus, derhalve
ignorare= niet kennen
illustrare = verlichten
immortalis = onsterfelijk
impedire = belemmeren, beletten
imperator = kiezer, opperbevelhebber
imperium = bevel, rijk
implēre = vullen
in animo habēre = van plan zijn
incendium = brand
incola = inwoner
incredibilis = ongelofelijk
ingens, -entis = geweldig
inimicus = vijand
insidiae(pl.t.) = hinderlaag
insula = eiland
intellegere = begrijpen
interdum = soms
interrogare = ondervragen
intrare = binnengaan, binnenkomen
inutilis = niet nuttig, onbruikbaar
invenire = vinden
invitare = uitnodigen
ira = toorn, woede
ire = gaan
ita = zo
iterum = wederom, weer
ius, iuris N = recht
iustitia = rechtvaardigheid
iuvare = helpen
labor, -oris = moeite, inspanning
laborare = zicht inspannen, werken
lac, lactis = melk
laetitia = blijdschap
laudare = prijzen
laus, laudis = lof
lectus = bed
legere = lezen
levare = opheffen, verlichten
levis = licht (van gewicht)
liber, libera, liberum = vrij
liberare = bevrijden
liber = boek
liberi (pl.t.) = kinderen
licet = het is geoorloofd
lingua = tong, taal
locus = plaats
lucēre = licht geven, schijnen
ludus = spel
luna = maan
lux, lucis = licht
maerēre = betreuren, treuren
magis = meer
magister = leraar
magnificus = prachtig
manēre = blijven
manus, -us = hand, troep
mare mediterraneum = middellandse zee
mare, maris = zee
mater = moeder
medicus = dokter, arts
medius locus = middelpunt, centrum
medius = middelste, midden
memoria =geheugen, herinnering
mensa, tafel
mensis, -is = maandag
mercator = koopman
milia = duizend (pluraris van mille)
minister = dienaar
miser, misera, miserum = ongelukkig, ellendig
mittere = zenden, laten gaan
moenia (pl.t.) = muren, stadsmuur
monēre = vermanen, waarschuwen
mons, montis = berg
monstrare = wijzen, tonen
morbus = ziekte
mortalis = sterfelijk
mortuus = dood, gestorven
mos, moris M = gewoonte, zede
motus, -us = beweging
mox = spoedig
munire = versterken
murus = muur
narrare = vertellen
nauta = zeeman
navis, -is = schip
necare = doden
nec = maar niet, noch
negotium = bezigheid, taak
neque = en niet, ook niet
nescire = niet weten, niet kennen
niger = zwart
nihil = niets
nil = niets
nisi = als niet, tenzij
non = niet
nonnumquam = soms
notus = bekend
nox, noctis = nacht
nubes, nubis = wolk
numerus = getal, aantal
numquam = nooit
nunc = nu
nuntiare = boodschappen, berichten
nuntius = bode
nusquam = nergens
obscurare = verduisteren
obscurus = donker
occasio, -onis = gelegenheid
occasus, -us = ondergang
occidere = ondergaan, vallen, sneuvelen
occultare = verbergen
oculus = oog
odium = haat
olim = vroeger, eens
omnis = ieder(e), elk(e), geheel, alle(n)
oppugnare = aanvallen
ops, opis = hulp
ornare = versieren
ortus, -us = ontstaan, opgang
panis, -is M = brood
parare = klaarmaken, bereiden
parcere+dat = sparen
parcus = spaarzaam, karig
parēre = gehoorzamen
pars, partis = deel, kant
pastor = herder
pater = vader
patria = vaderland
paululum = een weinig
paupertas, -atis = armoede
pecunia = geld
periculosus = gevaarlijk
piger = lui, traag
pirata = zeerover
piscis, -is = vis
placēre = bevallen, behagen
plerumque = meestal
poculum = drinkbeker
poena = straf
poeta = dichter
ponere = plaatsen
populus = volk
porta = poort
portare = dragen
portus, -us = haven
possedire = bezitten
postea = later
potens, -entis = machtig
praebēre = verschaffen
praeda =buit
praesertim = vooral
priusquam = voordat
privatus = persoonlijk, particulier
probare = goedkeuren, bewijzen
proelium = gevecht, strijd
proverbium = spreekwoord
providere = voorzien, vooruitzien
prudens, -enits = verstandig, voorzichtig
publicus = algemeen
puella = meisje
puer = jongen
pugnare = strijden, vechten
pugna = strijd, gevecht
pulcher = mooi
punire = straffen
quaerere = zoeken, vragen
quamquam = hoewel, ofschoon
quare? = waarom?
quia = omdat
quid? = wat, waarom?
qui = die
quomodo = hoe
quoque = ook
re-aedificare = her-bouwen
rector = stuurman
recusare = weigeren
regere = besturen, regeren
regia = paleis
regina = koningin
relinquere = verlaten
reliquae, -arum(pl.t.) = overblijfselen, resten
reliquus = overig
reportare = behalen
requiescere = rusten
respondēre = antwoorden
ridēre = lachen
rogare = vragen
romanus = romein
ruber = rood
sacer+gen = gewijd aan
sacer = heilig
saepe = dikwijls
salus, -utis = welzijn, behoud
salutare, groeten, begroeten
sanare = genezen
sapiens, -entis = wijs
sat(is) = voldoende
schola = schola
scire = weten
scribere = schrijven
scutum = schild
sedēre = zitten
sed = maar
semper = altijd
senator, -oris = senator
senatus, -us = senaat
sentire = voelen, merken
servare = redden, bewaren
servire+dat = dienen
servus = slaaf
severitas, -atis = strengheid
severus = streng
si = als, indien
sic = zo
significare = aanduiden, betekenen
silēre = zwijgen
silva = bos
similis = gelijk, gelijkend
simulacrum = beeld
sinister = links, linker
socius = bondgenoot, makker
solēre = gewoon zijn
sol = zon
soror = zuster
spectare = bekijken, kijken
spectator = toeschouwer
spernere = versmaden
stare = staan
statim = terstond
status, -us = stand, toestand
stella = ster
stadium = ijver
subito = plotseling
superare = te boven komen, overwinnen
superesse = over zijn
surgere = opstaan
tacēre = zwijgen
tamen = toch
tam = zozeer
tandem = eindelijk
tantum(modo) = alleen, slechts
taurus = stier
temptare = proberen
tener, tenera, tenerum = teer, zacht
tenēre = (vast)houden
terrae motus = aardbeving
terra = land, aarde
terrēre = verschrikken
terribilis = verschrikkelijk
tiberis, -is = tiber
timēre = vrezen, bang zijn voor
timor, -oris = vrees
trahere = trekken, rekken
trepidare = angstig zijn
tristis = bedroefd, treurig
tum = dan, toen
tunc, dan, toen
ubi? = waar?
ubique = overal
umbra = schaduw
umquam = ooit
unda = golf
ut = als, zoals
utilis = nuttig
uxor = vrouw echtgenote
valde = zeer
varius = allerlei
vastare = ontvolken, verwoesten
vel = of
velum = doek, zeil
vendere = verkopen
venire = komen
ventus = wind
verbum = woord
verus = waar(achtig), echt
vesper = avond
via = weg, straat
victoria = overwinning
victor = overwinnaar
vidēre = zien
vigilia = nachtwake
villa = landhuis
vincere = overwinnen
visitare = bezoeken
vita = leven
vivere = leven
vocare = roepen, noemen
voluntarius = vrijwillig, vrijwilliger
vulnerare = verwonden
vulnus, -eris = wond

Ingezonden op 07-12-2010 - 3857x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Selectie uit de hoofdstukken 1 t/m 25 zoals opgegeven bij de RU cursus Elementair Latijn I

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Tirocinium latinum

25 selectie 1 t/m 25 RU cursus elementair Latijn I