Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Terra, deel 1

3 Begrippen en Vragen Wereldwijde milieuproblemen (3.1, 3.2, 3.3 en 3.4.)

Jaar 2 (havo/vwo)

BEGRIPPEN

Aantasting = Het landschap veranderd waardoor sommige planten en dieren er niet meer kunnen leven.
Levende elementen = Planten, dieren en mensen.
Milieu = Onze leefomgeving.
Milieuproblemen = Problemen die ontstaan doordat we onze leefomgeving schade toebrengen.
Niet-levende elementen = Lucht, bodem en water.
Uitputting = Stoffen uit het milieu halen zonder dat het milieu dat voldoende kan aanvullen.
Vervuiling = Stoffen in het milieu brengen die daar niet thuis horen.
Wereldwijd milieuprobleem = Als een milieuprobleem wereldwijde gevolgen heeft.
Commerciële veeteelt = Vee houden voor de verkoop.
Ontbossing = Mensen halen meer bos weg dan ze nieuw aanplanten of dan er opniew aangroeit.
Overbeweiding = Er loopt te veel vee in een gebied, waardoor alle plantengroeit wordt weggevreten en de planten geen kans krijgen opnieuw te groeien.
Verwoestijning = Uitbreiding van woestijnen doordat de bodem wegwaait of wegspoelt en er droge en onvruchtbare grond overblijft.
Broeikaseffect = De aarde krijgt meer warmte van de zon dan er uitgestraald wordt.
Versterkt broeikaseffect = De mens brengt extra CO² en andere gassen in de dampkring.
Benedenloop = Deel van de rivier dicht bij de monding.
Bovenloop = Deel van de rivier dichtbij de bron.
Condensatie = Verandering van waterdamp in water.
Ontzilting = Zout uit zout water halen, waardoor je het kunt gebruiken als drinkwater.
Stroomgebied = Het hele gebied dat zijn water afstaat aan de rivier.
Verdamping = Verandering van water, sneeuw of ijs in waterdamp.
Waterkringloop = Voortdurende verandering van water van vorm (vast, vloeibaar en gas) en plaats (land, zee en lucht).
Waterscheiding = Grens tussen twee stroomgebieden.
VRAGEN
3.1 
Wat is milieu? = Onze leefomgeving.
Wat zijn levende elementen? = Planten, dieren en mensen.
Wat zijn niet-levende elementen? = Lucht, bodem en water.
Wat zijn milieuproblemen? = Problemen die ontstaan doordat wij onze leefomgeving schade toebrengen.
Welke twee factoren zijn belangrijk bij een milieuprobleem? = Milieuproblemen ontstaan altijd door de mens en een milieuprobleem is pas een probleem als mensen het een probleem vinden.
Welke drie milieuproblemen zijn er? = Vervuiling, uitputting en aantasting.
Wat is vervuiling? = Je brengt een stof in het milieu die daar, op die plaats en in die hoeveelheid, niet thuishoort.
Wat is uitputting? = Je haalt een stof weg uit het milieu, zonder dat het milieu dat voldoende kan aanvullen.
Wat is aantasting? = Je verandert het landschap waardoor sommige planten en dieren er niet meer kunnen leven. 
Wat is een wereldwijd milieuprobleem? = Een milieuprobleem dat wereldwijde gevolgen heeft.
Wat zijn voorbeelden van wereldmilieuproblemen? = Ontbossing, het versterkte broeikaseffect en de verdunning van de ozonlaag.
3.2 
Wat is ontbossing? = Mensen halen meer bos weg dan ze nieuw aanplanten of dan er opnieuw aangroeit.
Wat zijn de gevolgen van het verdwijnen van plantengroei? = Planten en dieren verdwijnen, er blijft kale en onvruchtbare grond over, er kunnen overstromingen ontstaan en het klimaat verandert.
Waarvoor kunnen planten en dieren worden gebruikt? = Voor de productie van voedsel of medicijnen.
Wat is verwoestijning? = Uitbreiding van woestijnen doordat de bodem wegwaait of wegspoelt en er droge en onvruchtbare grond overblijft.
Wat zijn drie oorzaken voor het verdwijnen van plantengroei? = Bevolkingsgroei, armoede en export van producten naar vooral rijke landen.
Wat is overbeweiding? = Er loopt te veel vee in een gebied, waardoor alle plantengroei wordt weggevreten en de planten geen kans krijgen opnieuw te groeien.
Wat is commerciële veeteelt? = Vee houden voor de verkoop.
Hoe kunnen rijke landen helpen? = Met geld en opleidingen.
Hoe kun je in Nederland helpen? = Letten op de producten die je koopt.
3.3+3.4
Broeikaseffect = De aarde krijgt meer warmte dan er uitgestraald wordt.
Versterkt broeikaseffect komt doordat = De mens extra CO2 en andere gassen in de dampkring brengt.
Twee manieren waardoor ontbossing het broeikaseffect toe laat nemen = Bij het verbranden van houtkomt CO2 in de lucht + Bomen nemen CO2 op uit de lucht, maar door ontbossing wordt er minder CO2 uit de lucht opgenomen.
Verdunning van de ozonlaag = daling van de hoeveelheid ozon in de onzonlaag.
Waterkringloop = De voortdurende verandering van water van vorm en plaats.
Verdamping = De verandering van water, sneeuw of ijs in waterdamp.
Condensatie = Het veranderen van waterdamp in water.
Stroomgebied van een rivier = Het hele gebied dat zijn water afstaat aan deze rivier.
Waterscheiding = De grens tussen de twee stroomgebieden.
De bovenloop van een rivier = Het deel van een rivier dicht bij de bron.
De benedenloop van een rivier = Het deel van de rivier dicht bij de monding.
3 manieren waarop de mens de waterkringloop verandert = De mens vervuilt het water + De mens verbruikt te veel water + De mens verandert het landschap.
6 manieren waarop je de milieuproblemen op kunt lossen = Minder vervuilen + Vervuild water zuiveren + Minder water verbruiken + Ontzilten + Het landschap herstellen + Gebieden aanwijzen om te laten overstromen.
Ontzilting = Het zout uit zout water halen zodat je drinkwater hebt.

Ingezonden op 02-02-2011 - 2739x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 28-11-2012.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Handig voor het leren van toetsen!!

Wil je deze, en nog veel meer foutloze lijsten snel overnemen in wrts? Ga dan naar mijn wrts site:
http://adf.ly/FOAhW

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Terra, deel 1

3 Begrippen en Vragen Wereldwijde milieuproblemen (3.1, 3.2, 3.3 en 3.4.)