Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Latijn I: Latinitas
› 13 les 1-5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Latijn I: Latinitas
13 les 1-5
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
aqua = water {1e declinatie} cena = maaltijd; avondmaaltijd {1e declinatie} epistula = brief {1e declinatie} femina = vrouw {1e declinatie} ianua = deur {1e declinatie} puella = meisje {1e declinatie} silva = woud {1e declinatie} umbra = schaduw {1e declinatie} amicus = vriend {2e declinatie} dominus = heer; meester {2e declinatie} hortus = tuin {2e declinatie} librarius = secretaris; schrijver {2e declinatie} patronus = patronus; beschermer {2e declinatie} servus = slaaf {2e declinatie} liber = boek {2e declinatie} puer = jongen {2e declinatie} cubiculum = slaapkamer {2e declinatie} officium = plicht; taak {2e declinatie} verbum = woord {2e declinatie} vinum = wijn {2e declinatie} domus = huis {2e declinatie} arbor (acc.: arborem) = boom {3e declinatie} cliens (acc.: clienten) = cliënt {3e declinatie} labor (acc.: laborem) = bezigheid; inspanning {3e declinatie} lux (acc.: lucem) = licht; daglicht {3e declinatie} mons (acc.: montem) = berg {3e declinatie} panis (acc.: panem) = brood {3e declinatie} sermo (acc.: sermonem) = taal; gesprek {3e declinatie} amat = heeft lief {werkwoorden} apponit = serveert; dient op {werkwoorden} cantat = zingt {werkwoorden} dat = geeft {werkwoorden} dicit = zegt {werkwoorden} dormit = slaapt {werkwoorden} est = is {werkwoorden} excitat = wekt {werkwoorden} fugit = vlucht; ontvlucht {werkwoorden} habet = heeft {werkwoorden} habitat = bewoont; woont {werkwoorden} legit = leest {werkwoorden} mittit = zendt weg; zendt; laat gaan {werkwoorden} parat = maakt klaar {werkwoorden} surgit = staat op {werkwoorden} scribit = schrijft {werkwoorden} tenet = houdt vast {werkwoorden} venit = komt {werkwoorden} vocat = roept {werkwoorden} aut = of {andere woorden} et = en {andere woorden} iam = al; reeds {andere woorden} inde = vervolgens {andere woorden} itaque = vervolgens {andere woorden} mox = weldra {andere woorden} non = niet {andere woorden} sed = maar {andere woorden} amor (acc.: amorem) = liefde annus = jaar ara = altaar causa = oorzaak; reden coniux of coniunx (acc.: coniugem) = echtgenoot; echtgenote domina = meesteres fax (acc.: facem) = fakkel filia = dochter ignis (acc.: ignem) = vuur iuvenis (acc.: iuvenem) = jonge man lingua = tong; taal maritus = echtgenoot nuptiae (plurale tantum) = huwelijk oculus = oog parens (acc.: parentem) = ouder pater (acc.: patrem) = vader salus (acc.: salutem) = heil; welzijn salutem dicere = het beste wensen; groeten somnus = slaap soror (acc.: sororem) = zuster turba = menigte uxor (acc.: uxorem) = echtgenote via = weg virgo (acc.: virginem) = jonge vrouw; maagd accipio (accípere) = ontvangen; vernemen ago (ágere) = doen; handelen averto (avértere) = afwenden capio (cápere) = nemen colligo (collígere) = verzamelen duco (dúcere) = voeren; leiden facio (fácere) = maken; doen iubeo (iubére) (+ acc.) = bevelen iungo (iúngere) = verbinden; verenigen licet (licére) = het is geoorloofd necesse est / necesse (esse) = het is noodzakelijk nego (negare) = weigeren nolo (nolle) = niet willen possum (posse) = kunnen quaero (quáerere) = vragen; zoeken spargo (spárgere) = strooien sto (stare) = staan tango (tángere) = aanraken tollo (tóllere) = heffen; optillen trado (trádere) = overdragen valeo (valére) = gezond zijn video (vidére) = zien volo (velle) = willen ad + acc. = naar; tot ante + acc. = voor bene = goed etiam (soms ook: et) = ook feliciter = veel geluk! heu = ach! hodie = vandaag ibi = op die plaats; daar in + acc. = naar; in; op nam = want post + acc. = achter; na -que = en rite = volgens gebruik si = als; indien solum = slechts; alleen tamen = toch ubi = op welke plaats; waar; alwaar vix = nauwelijks anima = lucht; adem; ziel bellum = oorlog caelum = hemel; klimaat consilicum = besluit; plan ego (acc.: me) = ik filius = zoon fortuna = lot; toeval; geluk gaudium = vreugde liberi (plurale tantum) = kinderen; kinderen van vrije burgers libertas (acc.: libertatem) = vrijheid libertus = vrijgelatene littera = letter medicus = arts; dokter mens (acc.: mentem) = geest; gedachte; plan morbus = ziekte mors (acc.: mortem) = dood mos (acc.: morem) = gewoonte; karakter nos (acc.: nos) = wij nox (acc.: noctem) = nacht praeceptor (acc.: praeceptorem) = leraar sanguis (acc.: sanguinem) = bloed se (acc.) = zich; hem; haar; hen tu (acc.: te) = jij; u valetudo (acc.: valetudinem) = gezondheid villa = villa; landhuis vir = man vita = leven vitam quáerere = in zijn levensonderhoud voorzien vos (acc.: vos) = jullie; u adsum (addesse) = aanwezig zijn adsum + dat. = helpen; bijstaan audio (audíre) = horen credo (crédere) = toevertrouwen disco (díscere) = leren dubito (dubitare) = aarzelen; twijfelen foveo (fovére) = koesteren impero (imperare) + dat. = bevelen { - iemand } noceo (novére) + dat. = schaden; benadelen { -iemand, -iets } oportet (oportére) = het behoort parco (párcere) + dat. = sparen; achterwege laten { -iemand, -iets } peto (pétere) = trachten te bereiken; vragen praebeo (praebére) = verschaffen; verlenen praecipio (praecípere) = voorschrijven scio (scire) = weten sentio (sentíre) = voelen; bemerken; merken servo (servare) = in stand houden; behouden taceo (tacére) = zwijgen vinco (víncere) = winnen; overwinnen { het - } apud + acc. = bij { iemand } cotidie = dagelijks; elke dag cur = waarom? diu = lange tijd enim = immers; want iam = al; reeds non iam = niet meer; niet langer ita = zo; aldus maxime = vooral; het meest nunc = nu; op dit moment per + acc. = door; door heen; gedurende propter + acc. = wegens; door saepe = dikwijls vehementer (bijwoord) = heftig animus = hart; geest; ziel; ziel tegenover 'lichaam' uno anima (abl.) = eensgezind; eendrachtig bracchium = arm clamor (acc.: clamorem) = geschreeuw; gejuich familia = familie forum = markt; forum gratia = gunst; dank gratias ágere = dank betuigen; bedanken historia = geschiedenis; historie ira = toorn mater (acc.: matrem) = moeder mensa = tafel; gerecht modus = wijze; manier; maat piscis (acc.: piscem) = vis poena = boete; straf poenas dare = boeten; gestraft worden pretium = prijs pugna = gevecht; strijd timidus = angstig; verlegen vis (acc.: vim, abl.:vi) = kracht; geweld vires (meervoud) = krachten cado (cádere) = vallen consumo (consúmere) = verbruiken; doorbrengen curo (curare) = zorgen; verzorgen defendo (deféndere) = verdedigen effugio (effúgere) = wegvluchten; ontkomen emo (émere) = kopen eo (ire) = gaan evado (evádere) = ontkomen; ontglippen narro (narrare) = vertellen oleo (olére) = geuren; ruiken pono (pónere) = plaatsen puto (putare) = menen; denken redeo (redíre) = teruggaan respondeo (respondére) = antwoorden rideo (ridére) = lachen rogo (rogare) + acc. = vragen; vragen aan iemand seco (secare) = snijden tempero (temperare) = regelen; op temperatuur brengen; matigen; besturen trepido (trepidare) = sidderen; beven autem = maar; evenwel denuo = opnieuw dum (voegwoord) = terwijl ergo = dus; derhalve nondum = nog niet prope (+ acc.) = dicht; dichtbij prope (bijwoord) = bijna quidem = zeer zeker wel; zeker; tenminste subito = ineens; plotseling valde = zeer; erg ager (acc.: agrum) = akker astrum = ster auris (acc.: aurem) = oor beneficium = weldaad; goede dienst causa = oorzaak; zaak; rechtzaak causam agere = een pleidooi houden celeritas (acc.: celeritatem) = snelheid civitas (acc.: civitatem) = stad; staat heres (acc.: heredem) = erfgenaam homo (acc.: hominem) = mens; man hospes (acc.: hospitem) = gast locus = plaats; streek periculum = gevaar praemium = beloning pudor (acc.: pudorem) = schaamte; schroom tectum = dak; huis tempestas (acc.: tempestatem) = het weer; storm; slecht weer timor (acc.: timorem) = angst; vrees triduum = drie dagen; tijd van drie dagen urbs (acc.: urbem) = stad vilicus = opzichter virtus (acc.: virtutem) = deugd; voortreffelijkheid aperio / aperíre / aperui = openen cedo / cédere / cessi = weggaan; verlaten (+ abl.) vitā cédere = sterven deficio / deficere / defeci = in de steek laten; begeven; iemand begeven habeo / in animo habére = van plan zijn impleo / implére / implevi = vullen; + abl.: vullen met, vervullen van instruo / instrúere / instruxi = + abl.: voorzien van; onderrichten in laboro / laborare = zich inspannen; + abl.: kampen met opus est (onpers.) = het is nodig mihi opus est + abl. = ik heb ... nodig posco / póscere / poposci = eisen privo / privare = + abl.: beroven van promitto / promíttere / promisi = beloven recipio / recípere / recepi = ontvangen; + abl.: opnemen in reddo / réddere / reddidi = geven; geven wat iemand toekomt; teruggeven soleo / solére = gewoon zijn vexo / vexare = kwellen; teisteren vivo / vívere / vixi = leven cum (+ abl.) = samen met; met e, ex (+ abl.) = uit; op grond van en (vaak met ironie of wrevel) = wel!; kijk eens aan! graviter (bijwoord) = ernstig in (+ abl.) = in; op nec, neque; et non = en niet nuper = onlangs postquam = nadat pro (+ abl.) = voor; in ruil voor; ter verdediging van quam (in vergelijkingen) = dan ... quia = omdat; aangezien sane = stellig; beslist satis = voldoende; genoeg statim = terstond; onmiddelijk
Ingezonden op 26-02-2011 - 1740x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
06-03-2011
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!