Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

buiteNLand

2 Begrippen

Jaar 1 (vwo)

Aanlandige wind = Een wind die vanaf de zee naar het land waait.
Aflandige wind = Een wind die vanaf het land naar de zee waait.
Atmosfeer = De luchtlaag rond de aarde.
Breedteligging = De geografische ligging van een plaats ten opzicht van de evenaar uitgedrukt in graden.
Breedtecirkel = Denkbeeldige cirkel die punten verbindt die op dezelfde breedte liggen en evenwijdig aan de evenaar loopt.
Broeikaseffect = Een klein deel van de warmte die de aarde uitgestraalt wordt door gassen zoals CO² in de atmosfeer vastgehouden.
Depressie = Een lagedrukgebied, waar warme en koude lucht als een spiraal in elkaar draaien. De lucht stijgt op, tegen de wijzers van de klok in (op het noordelijk halfrond).
Evenaar = De breedtecirkel van 0ºC die de aarde verdeelt in een noordelijk en een zuidelijk halfrond.
Front = De grens tussen warme en koude lucht.
Gematigd zeeklimaat = Klimaat waarin het verschil tussen de zomer en wintertemperatuur gematigd is en de neerslag het hele jaar door valt.
Gemiddelde temperatuur = Temperatuur die wordt berekend uit de minimum- en maximumtemperatuur op een dag.
Gletsjers = Grote ijspakketten in de bergen, die ontstaan door ophoping van sneeuw
Golfstroom = Warme zeestroom die vanuit het Caribische gebied in noordwestelijke richting langs West – Europa stroomt.
Groeiseizoen = De periode in het jaar waarin de temperatuur hoog genoeg is, zodat planten kunnen groeien.
Hogedrukgebied = Gebied met een hoge luchtdruk ( = veel gasdeeltjes), dat ontstaat doordat lucht (hoog) in de atmosfeer afkoelt en gaat dalen. droog
Invalshoek van de zon = De hoek waaronder de zonnestralen het aardoppervlak raken.
Klimaat = Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van dertig jaar.
Klimaatverandering = De geleidelijke verandering van het klimaat.
Koudefront = De plaats waar koude lucht botst op warme lucht. Dikke en hoge wolken. Zware regen en soms onweer.
Lagedrukgebied = Een gebied aan het aardoppervlak met weinig luchtdeeltjes dat ontstaat doordat de lucht opstijgt.
Landklimaat = Klimaat met een groot verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur.
Maximumtemperatuur = De hoogste temperatuur die overdag wordt gemeten.
Meridiaan = Denkbeeldige lijnen op een kaart die van noord naar zuid lopen.
Minimumtemperatuur = De laagste temperatuur die in de nacht wordt gemeten.
Pooldag = Periode in het jaar waarin de zon voor een langere periode niet ondergaat.
Poolklimaat = Klimaat met vrijwel altijd temperaturen onder nul en sneeuw of ijsbedekking 
Poolnacht = Periode in het jaar waarin de zon voor een langere periode niet opgaat.
Regenschaduw = De kant van het gebergte waar het weinig regent. 
Savanneklimaat = Een klimaat die wordt gekenmerkt door een temperatuur die altijd hoger is dan 18ºC en een droge en natte tijd.
Smog = Opeenhoping van luchtverontreiniging wanneer het windstil is.
Steppeklimaat = Klimaat met hoge temperaturen en weinig neerslag, waardoor de begroeiing beperkt blijft tot gras.
Stijgingsregen = Regen die ontstaat als het heel warm is en in oostelijke richting waait.
Straalstroom = Een harde wind op 10 km hoogte die in oostelijke richting waait.
Stuwingsregen = Regen die ontstaat wanneer lucht tegen de bergen aanwaait en gedwongen wordt te stijgen.
Toendraklimaat = Klimaat waarin zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10°C komt.
Tropisch regenwoudklimaat = Een klimaat waarin de temperatuur altijd hoger is dan 18°C en het hele jaar door veel regen valt. 
Versterkt broeikaseffect = Het broeikaseffect werkt sterker doordat de hoeveelheid C0² in de atmosfeer stijgt als gevolg van de verbranding van aardolie, aardgas en steenkool. 
Warmtefront = De plaats waar warme lucht op koude lucht botst. Grote uitgestrekte wolkendeken. Regen over een groot gebied die dus ook heel lang kan duren. 
Waterkringloop = Het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag, grondwater en rivieren weer terugstroomt naar zee.
Waterdamp = Als water verdampt, ontstaat het onzichtbare gas waterdamp. 
Woestijnklimaat = Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag.
Wolken = Zeer kleine, zwevende waterdruppels of ijsdeeltjes.
Windrichting = De richting waaruit de wind waait.
Zeestroom = Stroming van water in oceanen die warm of koud water aanvoert.

Ingezonden op 17-03-2011 - 3027x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 05-04-2011.
Waardering 8.4 (aantal stemmen: 12)

voting system
1
2
3
4
5

Er zitten ook een paar zinnen bij de betekenissen die ik zelf er ook bij moet leren.Die kun je als je die zelf niet wilt leren weghalen.
Die zinnen bij de betekenissen zijn :
Depressie = Een lagedrukgebied, waar warme en koude lucht als een spiraal in elkaar draaien. De lucht stijgt op, tegen de wijzers van de klok in (op het noordelijk halfrond).
Wordt: Depressie = Lagedrukgebied
Koudefront = De plaats waar koude lucht botst op warme lucht. Dikke en hoge wolken. Zware regen en soms onweer.
Wordt: Koudefront = De plaats waar koude lucht botst op warme lucht.
Warmtefront = De plaats waar warme lucht op koude lucht botst. Grote uitgestrekte wolkendeken. Regen over een groot gebied die dus ook heel lang kan duren.
Wordt: Warmtefront = De plaats waar warme lucht op koude lucht botst.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

buiteNLand

2 Begrippen