Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes

1 !!!! Alle hoofdstukken - zinnen en woordjes !!!!

Jaar 4 (vwo)

volgens mij = à mon avis
abolir = afschaffen
ainsi = zo; op die manier
aantrekkelijk = attirant
het kluisje = le casier
de nachtmerrie = le cauchemar
de kans = la chance
het nablijven = la colle
dienstengevolge = en conséquence
liefde op het eerste gezicht = le coup de foudre
ook = également
elkaar kussen = s'embrasser
het rooster = l'emploi du temps
tegelijkertijd = en même temps
vervelend = ennuyeux
ensemble = samen
de schaamte = la honte
de toets = l'interrogation
lijken op = ressembler à
de getuigenis = le témoignage
het is beter om = il vaut mieux (+ inf. )
kortom = bref
de enkel = la cheville
de slipper = la mule
het gedrag = la conduite
met hart en ziel = corps et âme
wegvegen = effacer
meenemen = emporter
het gebouw = l'établissement
te laat zijn = être en retard
zijn best doen = faire de son mieux
koken = faire la cuisine
het taalgebruik = la langage
kauwen = mâcher
te midden van = au milieu de
steeds minder = de moins de moins
afkomstig uit = originaire de
de huishoudster = la femme de ménage
daarentegen = par contre; au contraire
het rijbewijs = le permis de conduire
de toestemming = la permission
solliciteren = poser sa candidature
streng = sévère
de poging = la tentative
allereerst = tout d'abord
de aankoop = l'achat
op zijn beurt wachen = attendre son tour
zich haasten = se dépêcher
de uitgaven = les depenses
gepast betalen = faire l'appoint
in de rij staan = faire la queue
het voedsel = la nourriture
de verplichting = l'obligation
de aan bieding = l'offre
voordingen = passer devant
de munt = la pièce
de kantine = la réflectoire
afrekenen = régler
wisselgeld teruggeven = rendre la monnaie
Description de la situation actuelle. = Beschrijving van de actuele situatie.
Actuellement, la situation dans mon lycée... = De huidige situatie op mijn school...
À mon avis j'ai trop de devoirs. = Naar mijn mening heb ik te veel huiswerk.
Les matières que j'aime sont la géographie, l'économie et le néerlandais. = De vakken die ik leuk vind zijn aardrijkskunde, economie en Nederlands.
Les matières que je n'aime pas sont la géographie, l'économie et le néerlandais. = De vakken die ik niet leuk vind zijn aardrijkskunde, economie en Nederlands.
Je déteste la matière... = Ik heb een hekel aan het vak...
Une des choses que je n'aime pas au lycée c'est... = Een van de dingen die ik niet leuk vind op school, is...
Je suis d'accord avec... = Ik ben het eens met...
Je ne suis pas d'accord avec... = ik ben het niet eens met...
Je n'aime pas mon emploi du temps. = Ik houd niet van mijn rooster.
Je n'aime pas les cours. = Ik houd niet van de lessen.
Je trouve que mes cours de français, d'allemand et de maths sont ennuyeux. = Ik vind dat mijn lessen Frans, Duits en wiskunde saai zijn.
Les jours d'école durent trop longtemps. = De schooldagen duren te lang.
L'école n'est pas moderne. = De school is niet modern.
Il faut faire beaucoup de devoirs. = We moeten veel huiswerk maken.

Description du lycée idéal. = Beschrijving van de ideale school.
Mon lycée idéal aurait moins d'élèves. = Mijn ideale school zou minder leerlingen hebben.
Si je pouvais changer quelque chose, je... = Als ik iets kon veranderen, zou ik...
Je préférerais avoir plus d'interrogations. = Ik zou liever meer toetsen hebben.
J'aimerais avoir plus d'ordinateurs au lycée. = Ik zou graag meer computers op school willen.
Il vaut mieux... = Het is beter om...
Structurer l'exposé. = Je verhaal structureren.
Je suis pour cette règle. = Ik ben voor die regel.
Je suis contre cette règle. = Ik ben tegen die regel.
Tout d'abord, je veux dire que cette règle est bonne. = Allereerst wil ik zeggen dat die regel goed is.
Tout d'abord, je veux dire que cette règle est trop sévère. = Allereerst wil ik zeggen dat die regel te streng is.
Premièrement, je trouve beaucoup de règles superflues. = Ten eerste vind ik veel regels overbodig.
Deuxièmement, ce sera mieux si... = Ten tweede zal het beter zijn als...
Enfin, pour donner le dernier exemple... = Uiteindelijk, om het laatste voorbeeld te geven...
Bref, comme je viens de dire... = Kortom, zoals ik net zei...
J'ai choisi la règle numéro trois, parce que... = Ik heb voor regel drie gekozen, omdat...
Règles au lycée. = Regels op school.
Il faut toujours être à l'heure. = Je moet altijd op tijd zijn.
Il ne faut jamais tricher. = Je mag nooit spieken.
Il ne faut pas fumer dans l'école. = Je mag niet roken in het schoolgebouw.
Il est nécessaire de travailler dur. = Je moet hard werken.
Les élèves doivent obéir aux profs. = Leerlingen moeten de leraren gehoorzamen.
Il ne faut pas utiliser de portable à l'école. = Je moet geen mobieltje in school gebruiken.
Il faut enlever ton manteau pendant le cours. = Je moet je jas uitdoen tijdens de les.
Les casquettes sont interdites. = Petten zijn verboden.
Au réfectoire. = In de kantine.
Dans mon école, il y a un distributeur de bonbons. = Bij mij op school is een snoepautomaat.
Pendant la récré, je mange au réfectoire. = In de pauze eet ik in de kantine.
Au réfectoire on peut acheter des sandwichs. = In de kantine kun je broodjes kopen.
J'y bavarde souvent avec mes amis. = Ik klets er vaak met mijn vrienden.
J'y bavarde souvent avec mes amies. = Ik klets er vaak met mijn vriendinnen.
Lorsque je reste à l'école, j'achète... = Als ik op school blijf, koop ik...
Je n'achète rien au réfectoire. = Ik koop niets in de kantine.
J'apporte des sandwichs de la maison. = Ik neem broodjes van thuis mee.
Tout est cher au réfectoire. = Alles is duur in de kantine.
Les prix sont raisonnables. = De prijzen zijn redelijk.
Les prix sont trop élevés. = De prijzen zijn te hoog.
La nourriture est bonne. = Het eten is lekker.
La nourriture n'est pas bonne. = Het eten is niet lekker.
Les menus ne sont pas bons. = De menu's zijn niet lekker.
Il faut faire la queue trop longtemps. = We moeten te lang in de rij staan.
Parfois il faut passer devant les autres. = Soms moet je voordringen.
Si je pouvais changer quelque chose au réfectoire, je... = Als ik iets kon veranderen aan de kantine, dan zou ik...
Il vaut mieux ne rien y acheter. = Je kunt er maar beter niets kopen.
Quelle est la différence? = Wat is het verschil?
La différence, c'est que... = Het verschil is dat...
Il n'y a pas de différence. = Er is geen verschil.
Il n'y a pas de différence. = Er zijn geen verschillen.
Il en va de même pour les Pays-Bas. = Dat is net zoals in Nederland.
Au réfectoire hollandais... = In een Nederlandse kantine...
Au réfectoire français... = In een Franse kantine...
Je trouve que c'est mieux que... = Ik vind het beter om...
Je trouve que c'est pire que... = Ik vind het slechter om...
ajouter = toevoegen 
à l'aise = op het gemak 
à propos de = wat betreft 
le contenu = de inhoud
convenir à = geschikt zijn voor 
correspondre à = overeenkomen met 
se débarrasser de = zich ontdoen van 
déposer = neerzetten, neerleggen 
se détendre = zich ontspannen
échapper = ontsnappen 
s'empiler = zich opstapelen
l'essentiel = het belangrijkste
estimer = (in)schatten 
grandir = groter worden 
hésiter = twijfelen 
interdit = verboden 
la lutte = de strijd
manquer = ontbreken 
marquer = bestempelen, kenmerken 
partager = delen 
peindre = schilderen 
rendre heureux(-se) = gelukkig maken 
représenter = vertegenwoordigen
sauf = behalve 
scolaire = school-
se séparer de = zich scheiden van 
subitement = plotseling
témoigner de = getuigen van 
quotidien(ne) = dagelijks
woest worden = se mettre en colère
de combinatie = la combinaison 
het domein = le domaine
eigen = propre
de hoek = le coin 
de kast = l'armoire 
de kleur = la couleur 
levendig = vif/vive
omschrijven = décrire
onafhankelijk = indépendant(e)
opruimen = ranger
de persoonlijkheid = la personnalité
de plek = le lieu 
het raam = la fenêtre
de sfeer = l'ambiance
soms = parfois
de stoel = la chaise 
verplaatsen = déplacer
verzamelen = collectionner
zacht = doux/douce
alimentaire = voedings-/eet-
à portée de main = binnen handbereik 
avoir la vie dure = taai zijn 
le cadre = het leidinggevend personeel 
certes = zeker
en chomage = werkloos
désormais = voortaan
se disputer = ruzie maken 
être issu(e) de = afkomstig zijn uit
être persuadé(e) = overtuigd zijn 
la filière = het profiel 
en fonction de = naargelang 
forcément = noodzakelijkerwijs
incapable = ongeschikt, niet in staat
la mention très bien = cum laude
multiplier = vermenigvuldigen 
obtenir = (ver)krijgen 
persister = volharden 
primordial = uitermate belangrijk 
privilégier = bevoorrechten 
se recharger = zich opladen 
subir = ondergaan 
remplacer = vervangen 
répertorier = inventariseren 
ressortir de = blijken uit
se servir de = zich bedienen van 
le tiers-monde = de derde wereld
vers = omstreeks 
(be)antwoorden = répondre
bezoeken = fréquenter
bijna = presque 
de consument = le consommateur
echter = pourtant 
hard werken = bosser
kletsen = bavarder
op elkaar lijken = se ressembler
erg geïnteresseerd zijn in = se passionner pour 
hip = branché(e)
de indruk = l'impression
meegaan met = accompagner
de moeite = la peine
de nachtclub = la boîte de nuit 
de ontmoeting = la rencontre
het project = le projet 
slagen voor de middelbare school = passer le bac
de voorwaarde = la condition 
de vrije tijd = les loisirs
winkels en etalages bekijken = faire du lèche-vitrines
zoals = comme
l'adepte = de volgeling
attentif(-ve) = oplettend
le bonnet = de muts
la ceinture = de riem 
la chaîne = de zender
le chapeau = de hoed
le courant = de stroming
la cravate = de stropdas
craquer = het begeven 
désespéré(e)= wanhopig
embêter = lastig vallen 
enfiler = aantrekken 
l'habit = de kleding
honnête = eerlijk 
la honte = de schaamte 
infernal = hels
se maîtriser = zich beheersen 
permettre = toestaan 
plaire à = bevallen (aan)
se produire = zich voordoen 
le régime = het dieet
la réprobation = de afkeuring, de veroordeling
suffire = voldoende zijn
le talon = de hak 
l'usager = de gebruiker
souhaiter = wensen 
se vêtir = zich kleden 
aantrekken = mettre
de armband = le bracelet 
dragen = porter
het (over)hemd = la chemise
de houding = l'attitude 
de korte broek = le short 
de jas = le manteau
de jurk = la robe
zich kleden = s'habiller
de kleerkast = la garde-robe
de laars = la botte
de oorbel = la boucle d'oreille
de pet = la casquette
de ring = la bague
de rugzak = le sac à dos
de schoenen = les chaussures
de sok = la chaussette
het topje, shirtje = le débardeur
de trend = la tendance
de trui = le pull
Au mur il y a des posters. = Aan de muur hangen posters.
À gauche dans ma chambre, il y a mon lit. = Links in mijn kamer staat mijn bed.
En face du miroir se trouve l'armoire. = Tegenover de spiegel staat de kast.
J'ai mis mon ordinateur sur mon bureau. = Ik heb mijn computer op mijn bureau gezet.
Malheureusement, je n'ai pas de télé. = Helaas heb ik geen tv.
J'aime bien le style oriental. = Ik houd veel van de oriëntaalse stijl.
Ma chambre est plutôt moderne. = Mijn kamer is nogal modern.
Les rideaux sont rouge foncé. = De gordijnen zijn donkerrood.
Ma chambre est toujours bien rangée. = Mijn kamer is altijd netjes opgeruimd.
C'est le bordel dans ma chambre. = Het is een troep in mijn kamer.
Partout, j'ai mis des photos de mes amis. = Ik heb overal foto's van mijn vrienden neergezet.
J'écoute souvent de la musique avant de dormir. = Ik luister vaak naar muziek voor ik ga slapen.
Je nettoie ma chambre une fois par semaine. = Ik maak mijn kamer een keer per week schoon.
Je ne fais jamais mes devoirs dans ma chambre. = Ik maak mijn huiswerk nooit in mijn kamer.
Souvent, j'invite mes amis à loger chez moi. = Ik nodig vaak mijn vrienden uit om bij mij te logeren.
J'ai besoin d'un lieu à moi. = Ik heb een ruimte nodig voor mezelf.
Il partage sa chambre avec son frère. = Hij deelt zijn kamer met zijn broer.
Je ne veux pas que ma mère entre dans ma chambre. = Ik wil niet dat mijn moeder op mijn kamer komt.
Elle est très à l'aise dans sa chambre. = Ze is erg op haar gemak in haar kamer.
Cette chambre est la mienne. Où est la tienne? = Deze kamer is die van mij. Waar is de jouwe?
Vous visitez des musées? = Bezoeken jullie musea?
Quel est ton livre préféré? = Wat is jouw lievelingsboek?
Je pense que la culture est très importante. = Ik denk dat cultuur erg belangrijk is.
Selon moi, le rap, c'est aussi de la culture. = Volgens mij is rap ook cultuur.
Nous n'allons jamais au théâtre, seulement au cinéma. = Wij gaan nooit naar het theater, alleen naar de bioscoop.
Avec l'école, nous participons à beaucoup d'activités culturelles. = Met school doen wij aan veel culturele activiteiten mee.
Je n'aime pas du tout le théâtre. = Ik houd helemaal niet van theater.
Le jeudi, j'ai des cours de chant. = Elke donderdag heb ik zangles.
Mon frère est très artiste, il aime dessiner et peindre. = Mijn broer is erg kunstzinnig, hij houdt van tekenen en schilderen.
Je ne suis pas très sportif, mais j'adore jouer au volley-ball.; Je ne suis pas très sportive, mais j'adore jouer au volley-ball. = Ik ben niet erg sportief, maar ik ben dol op volleyballen.
Chaque week-end je vais prendre des photos. = Ieder weekend ga ik fotograferen.
Je fais partie d'un groupe de théâtre. = Ik maak deel uit van een theatergroep.
Je ne pourrais pas vivre sans mon lecteur mp3. = Ik zou niet zonder mijn mp3-speler kunnen leven.
Il passe tout son temps devant l'ordinateur. = Hij zit de hele tijd achter de computer.
Qu'est-ce que tu fais pendant le week-end? = Wat doe je tijdens het weekend?
Habituellement, je sors avec mes amis. = Gewoonlijk ga ik uit met mijn vrienden.
Habituellement, je sors avec mes amies. = Gewoonlijk ga ik uit met mijn vriendinnen.
Le week-end prochain, je vais faire du shopping. = Komend weekend ga ik winkelen.
Nous sortons toujours en boîte. = We gaan altijd naar de disco.
Je suis respectueux de l'environnement. = Ik ben milieubewust.
C'est pourquoi je suis membre de Greenpeace. = Daarom ben ik lid van Greenpeace.
Elle est végétarienne, parce qu'elle aime les animaux. = Zij is vegetariër, omdat ze van dieren houdt.
Je me préoccupe du tiers-monde. = Ik maak me zorgen over de derde wereld.
Je m'intéresse à la politique. = Ik interesseer me voor politiek.
Je ne suis pas très engagé.; Je ne suis pas très engagée. = Ik ben niet erg betrokken.
J'adore porter des jeans. = Ik ben dol op het dragen van spijkerbroeken.
Elle ne met jamais de jupe. = Zij doet nooit een rok aan.
Je me sens bien en pantalon noir. = Ik voel me goed in een zwarte broek.
Qu'est-ce que tu aimes porter? = Wat draag jij graag?
Pour moi, les vêtements sont très importants. = Voor mij is kleding erg belangrijk.
Je ne m'intéresse pas vraiment à la mode. = Ik interesseer me niet echt voor mode.
Je veux bien rester à la mode. = Ik doe graag met de mode mee.
Je porte toujours des marques. = Ik draag altijd merken.
Je m'habille comme je veux. = Ik kleed me zoals ik wil.
J'ai un style tout à fait personnel. = Ik heb een erg persoonlijke stijl.
J'aime bien le look hip-hop. = Ik houd best van de hiphop look.
Le style 'gothic' m'a influencé. = De gothic stijl heeft me beïnvloed.
Je lis tous les magazines de mode. = Ik lees alle modetijdschriften.
À mon avis, son look est trop ringard. = Naar mijn mening is zijn look te achterhaald.; Naar mijn mening is haar look te achterhaald.
Je trouve que son style est branché. = Ik vind dat haar stijl helemaal in is.
Il est grand, petit, de taille moyenne. = Hij is groot, klein, van gemiddelde lengte.
Elle est grosse, mince, maigre. = Zij is dik, slank, mager.
Quelle est la couleur de ses cheveux? = Wat is de kleur van zijn haar?
Il a les cheveux roux, blonds, bruns, noirs. = Hij heeft rood, blond, bruin, zwart haar.
Vincent a les cheveux raides, bouclés. = Vincent heeft steil, gekruld haar.
Elle se teint les cheveux. = Zij kleurt haar haren.
Quelle est la couleur de tes yeux? = Wat is de kleur van je ogen?
J'ai les yeux bleus, gris, verts, bruns. = Ik heb blauwe, grijze, groene, bruine ogen.
Il porte toujours des lunettes de soleil. = Hij draagt altijd een zonnebril.
Elle porte des bijoux, une montre et un collier. = Zij draagt sieraden, een horloge en een ketting.
Elle a mis du rouge à lèvres et du vernis à ongles. = Zij heeft lippenstift en nagellak opgedaan.
Quelle est sa date de naissance? = Wat is zijn geboortedatum?
Est-ce que ses parents ont une nationalité différente? = Hebben zijn ouders een andere nationaliteit?
Comment pourrait-on classer sa musique? = Hoe zou je zijn muziek kunnen classificeren?
Y a-t-il des avantages/inconvénients à être multiculturel? = Zijn er voordelen/nadelen om multicultureel te zijn?
Quand est-il devenu célèbre aux Pays-Bas = Wanneer is hij bekend geworden in Nederland?
Il est né en 19 à/en/au/aux = Hij is geboren in 19.. in ...
Il est d'origine marocaine/tunisienne/africaine/indienne/arabe = Hij is van Marokkaanse/Tunesische/Afrikaanse/Indiase/Arabische afkomst.
On pourrait dire que sa musique fait partie de... = We zouden kunnen zeggen dat zijn muziek hoort bij...
Dans ses textes il parle de ses origines. = Hij praat in zijn teksten over zijn afkomst.
Dans ses chansons il raconte les avantages/inconvénients/problèmes de la vie entre deux cultures = In zijn liedjes vertelt hij over de voordelen/nadelen/problemen van leven tussen twee culturen.
Vivant entre deux cultures on profite des deux aspects. = Als je tussen twee culturen leeft, profiteer je van beide kanten.
alimentaire = voedsel-
l'assiette = het bord
le boucher = de slager
la charcuterie = de vleeswaren/ de (varkens) slagerij
le comportement = het gedrag
la consommation = de consumptie
l'estomac = de maag
le foie = de lever
fournir = zorgen voor, voorzien van
le frigo = de koelkast
le fromage de chèvre = de geitenkaas
la grande surface = de supermarkt
l'huile de noix = de notenolie
l'huile d'olive = de olijfolie
le ménage = het huishouden
le morceau = het stuk, deel
le poivre = de peper
provenir de = afkomstig zijn van
la salade = de salade, de sla
le sel = het zout
la tranche = het plakje, het sneetje
le vinaigre = de azijn
afkomstig zijn van = provenir de
de azijn = le vinaigre
bijna, zo goed als = quasiment
het bord = l'assiette
de consumptie = la consommation
het gedrag = le comportement
de geitenkaas = le fromage de chèvre
groeiende = croissant(e)
het huishouden = le ménage
de koelkast = le frigo
de lepel = la cuillère
de lever = le foie
de maag = l'estomac
de notenolie = l'huile de noix
de olijfolie = l'huile d'olive
de oven = le four
de peper = le poivre
het plakje, het sneetje = la tranche
de salade, de sla = la salade
de slager = le boucher
het stuk, deel = le morceau
de supermarkt = la grande surface
de vinaigrettesaus = la vinaigrette
de vleeswaren = la charcuterie
voedings- = nutritif, -ve
voedsel- = alimentaire
het zout = le sel
zorgen voor, voorzien van = fournir
á l'improviste = onverwachts, plotseling
s'attendre à = verwachten
la blague = de mop, de grap
blâmer = afkeuren
la capitale = de hoofdstad
comparer à = vergelijken met
le conseil = het advies
déranger = storen
l'étranger = de buitenlander
faire attention à = letten op
gazeux, -se = met prik
lorsque = als, wanneer
même si = zelfs als
mondial = wereld-
nettement = duidelijk
se moquer de = spotten met
planifier = plannen
plat = zonder prik
prévenir = waarschuwen
proposer = voorstellen
la propriété = het eigendom, het bezit
public, publique = openbaar
la puissance = de macht
le robinet = de kraan
sacré = heilig
supplémentaire = extra
het advies = le conseil
afkeuren = blâmer
als, wanneer = lorsque
de buitenlander = l'étranger
duidelijk = nettement
het eigendom, het bezit = la propriété
extra = supplémentaire
heilig = sacré
de hoofdstad = la capitale
iemand bezoeken = rendre visite à
de kraan = le robinet
letten op = faire attention à
de macht = la puissance
met prik = gazeux, -se
de mop = la blague
de onbeleefdheid = l'impolitesse
onverwachts, plotseling = à l'improviste
openbaar = public, publique
spotten met = se moquer de
storen = déranger
het tegenovergestelde = l'opposé
in tegenstelling tot = contrairement à
vergelijken met = comparer à
verwachten = s'attendre à
voorstellen = proposer
waarschuwen = prévenir
wereld- = mondial
zelfs als = même si
zonder prik = plat
des affaires = zaken-
constituer = vormen
contribuer à = bijdragen tot
la coopération = de samenwerking
le défi = de uitdaging
le délai = de termijn
être en retard = te laat zijn
l'honnêteté = de eerlijkheid
l'identité = de identiteit
le marchand = de verkoper, de handelaar
la méfiance = het wantrouwen
menacer = bedreigen
mercenaire = op winst belust
la mondialisation = de mondialisering
multipolaire = meerpolig
ne ... guère = bijna niet, nauwelijks
négocier = onderhandelen
provoquer = veroorzaken
quoique = hoewel
réducteur, reductrice = beperkend
rejeter = afwijzen
veiller à = zorgen voor, toezien op
afwijzen = rejeter
bedreigen = menacer
beperkt = réducteur, reductrice
bijdragen tot = contribuer à
bijna niet, nauwelijks = ne ... guère
de eerlijkheid = l'honnêteté
gierig, gulzig = avide
hoewel = quoique
de identiteit = l'identité
kort = brièvement
lucht- = aérien(ne)
onderhandelen = négocier
het samenbrengen = le rapprochement
de samenwerking = le coopération
de termijn = le délai
de uitdaging = le défi
de verkoper, de handelaar = le marchand
vermoeden = se douter
veroorzaken = provoquer
vormen = constituer
het wantrouwen = la méfiance
zorgen voor, toezien op = veiller à
C'est difficilement acceptable dans la culture française = Het wordt niet makkelijk geaccepteerd in de Franse cultuur.
Les Français négocient d'une autre façon que les Hollandais = Fransen onderhandelen op een andere manier dan Nederlanders.
Comparé aux hommes d'affaires français... = Vergeleken met de Franse zakenlieden...
Les Néerlandais considèrent les Français comme... = de Nederlanders beschouwen de Fransen als...
Aus yeux des Français, les Néerlandais sont avides. = In de ogen van de Fransen zijn de Nederlanders begerig.
Aux Pays-Bas il est important d'arriver à l'heure pour un rendez-vous. = In Nederland is het belangrijk dat je op tijd op een afspraak komt.
Il est normal d'arriver avec une heure de retard. = Het is normaal om een uur te laat te komen.
Il n'est pas normal d'être en retard. = Het is niet normaal om te laat te komen.
La coopération entre la France et les Pays-Bas constitue... = De samenwerking tussen Frankrijk en Nederland is/vormt...
La coopération offre beaucoup d'avantages. = De samenwerking levert veel voorelen op.
Contrairement aux Français = In tegenstelling tot de Fransen
Chez nous c'est l'inverse = Bij ons is dat het tegenovergestelde
Comparé aux Néerlandais = Vergeleken met de Nederlanders
La différence entre les Hollandais et les Français, c'est = Het verschil tussen de Nederlanders en de Fransen is
Chez nous, c'est pareil = Dat is bij ons ook zo
Pense à l'heure sacrée du dîner aux Pays-Bas = Denk eraan dat het uur van het avondeten heilig is in Nederland
Fais attention aux vélos! = Let op de fietsen!
N'oublie pas de demander de l'eau du robinet = Vergeet niet om kraanwater te vragen
À midi ne t'attends pas à un grand repas!= Verwacht tussen de middag geen grote maaltijd!
Prends toujours ton agenda avec toi = Neem altijd je agenda mee
Ne rends pas visite à l'improviste = Kom niet onverwachts langs
Je vais parler des comportements alimentaires suivants = Ik ga vertellen over de volgende eetgewoontes
Ça, c'est typiquement français, car = Dat is typisch Frans, want
C'est une habitude bizarre = Het is een rare gewoonte
C'est tout à fait normal = Het is heel gewoon
C'est particulier, parce que = Het is bijzonder, omdat
La baguette se mange partout en France = Stokbrood wordt overal in Frankrijk gegeten
Nous ne mangeons jamais de tripes = Wij eten nooit ingewanden
Les Hollandais trouvent que c'est dégoûtant = Nederlanders vinden het vies
Les Français adorent ça = Fransen zijn er gek op
Les Français en sont fiers = Fransen zijn er trots op
C'est bon = Het is lekker
Le plat se compose de = Het gerecht bestaat uit
Pour cela, on a besoin de = Je hebt daarvoor nodig
On achète souvent des ingrédients au marché = Wij kopen vaak ingrediënten op de markt
Les Français ne mangent jamais devant la télé = Fransen eten nooit voor de televisie
Le week-end, les Français mangent souvent au restaurant = In het weekend eten Fransen vaak in een restaurant
Qu'est-ce que c'est qu'un plat typiquement vietnamien? = Wat is een typisch Vietnamees gerecht?
Je peux manger typiquement turc ici? = Kan ik hier typisch Turks eten?
D'où vient ce plat? = Waar komt dat gerecht vandaan?
Quels en sont les ingrédients? = Welke ingrediënten zitten daarin?
Vous pouvez recommander quelque chose de bon? = Kunt u iets lekkers aanbevelen?
Vous avez des plats végétariens? = Heeft u vegetarische gerechten?
Il n'y a vraiment pas de viande dedans? = Zit er echt geen vlees in verwerkt?
Vous pouvez être un peu plus précis? = Kunt u iets specifieker zijn?
Est-ce qu'on mange souvent ce plat au Sénégal? = Wordt dit gerecht vaak gegeten in Senegal?
Quelles épices il y a dedans? = Welke kruiden zitten erin?
Quelle est la recette de la sauce blanche? = Wat is het recept van de witte saus?
De quelle sorte de viande est composé ce kebab? = Wat voor vlees zit er in deze kebab?
Ce nem vient du nord du Vietnam. = Deze loempia komt uit het noorden van Vietnam.
Dans cette quiche, il y a du cumin, de la coriandre et de la menthe = In deze quiche zitten komijn, koriander en munt.
J'ai rapporté cette recette d'Afrique du Sud. = Ik heb dit recept meegenomen uit Zuid-Afrika.
Le kebab se compose d'agneau ou de veau. = Kebab bestaat uit lamsvlees of kalfsvlees.
Juste par curiosité... = Zomaar uit nieuwsgierigheid...
La femme qui est au milieu est nue. = De vrouw die in het midden zit, is naakt.
Le soleil en haut à gauche n'est pas jaune, mais orange. = De zon links bovenin is niet geel, maar oranje.
Dans ses paysages les arbres sont toujours verts. = In zijn landschappen zijn de bomen altijd groen.
Le peintre a utilisé beaucoup de couleurs = De schilder heeft veel kleuren gebruikt.
L'artiste n'a pas mis son nom. = De kunstenaar heeft zijn naam er niet bij gezet.
Les couleurs qui dominent sont le rose et le marron. = De kleuren die overheersen zijn roze en bruin.
Il utilise surtout des formes rondes. = Hij gebruikt voornamelijk ronde vormen.
Les carrés ne sont pas exceptionnels. = Vierkanten vormen geen uitzondering.
Au fond, il y a une sorte de ciel vague. = Op de achtergrond is een soort vage lucht.
Au premier plan on voit des fleurs. = Op de voorgrond zie je bloemen.
On voit clairement qu'il vient d'Afrique. = Je ziet duidelijk dat hij uit Afrika komt.
Il a été inspiré par la nature = Hij is geïnspireerd door de natuur.
Son oeuvre fait partie de l'art primitif. = Zijn werk behoort tot de primitieve kunst.
Il a été influencé par Vincent van Gogh. = Hij is beïnvloed door Vincent van Gogh.
Le mélange de différentes cultures est bien visible dans son art. = De combinatie van verschillende culturen is goed zichtbaar in zijn kunst.
à l'intérieur = (van)binnen
à travers = door
l'âme = de ziel
apprendre = leren
c'est pour cela = daarom
le chômage = de werkloosheid
confondre = verwarren
de nobles causes = goede doelen
détendu = ontspannen
la douleur = de pijn
encourager = aanmoedigen
enregistrer = opnemen
essuyer = drogen
être au courant = op de hoogte zijn
évoquer = oproepen
fier, fière = trots
issu de = (komend) uit
la joue = de wang
joyeux, se = vrolijk
la larme = de traan
lors de = tijdens ; terwijl
le/la même = hetzelfde ; dezelfde
le morceau = het stuk
la peine = het verdriet
la persévérance = het doorzettingsvermogen
prouver = bewijzen
remarquer = opmerken
remporter = binenhalen; winnen
répandre = uitdragen
sortir en boîte = uitgaan (discotheek)
tout de suite = meteen
amoureux; amoureuse =verliefd
content =tevreden; blij
dégoûtant =walgelijk
déménager =verhuizen
l'endroit =de plaats; de plek
un espace non fumeurs =een niet-rokers ruimte
étonné =verbaasd
la file d'attente =de wachtrij
gai =vrolijk
grâce à =dankzij
humoriste =humoristisch
le lieu de rencontre =de ontmoetingsplaats
la mimine =het icoontje
le plat =het gerecht
quant à =wat betreft
rauque =rauw
la recherche =het onderzoek
le rêve de jeunesse =de jeugddroom
sauf =behalve
le service bilingue =de tweetalige bediening
solitaire =eenzaam
la vue= het uitzicht
(s')adapter à = (zich) aanpassen aan
relier = verbinden
l'apparition = de verschijning
la boussole = het kompas
clairement lisible = duidelijk leesbaar
la sandalette = de sandaal/slipper
contemporain = hedendaags
devoir à = te danken hebben aan
l'effort = de kracht
enseigner = lesgeven
éprouver = voelen
le guichet du théâtre = de theaterkassa
l'Orient = het Oosten
oriental = oosters
le panneau d'affichage = het reclamebord
la persévérance = het doorzittingsvermogen
le piéton = de voetganger
la toile = het (schilder)doek
l'écran (m) = het scherm
le monde entier = de hele wereld
la reconnaissance = de erkenning
le son = het geluid
de erkenning = la reconnaissance
het geluid = le son
het scherm = l'écran
l'attention (v) = de aandacht
au début = in het begin
la carrière = de carrière
le casting = de casting
la classe terminale = de eindexamenklas
la confiserie = het snoepgoed
le conte de fées = het sprookje
dépasser les frontières = de grenzen overgaan
frappant = opvallend
la lauréate = de prijswinnares
marquer = markeren
merci de = dank voor
s'agir de = gaan over/om, betreffen
le tournant = het keerpunt, de kentering
véritable = echt, waar
de aandacht = l'attention (v)
dank voor = merci de
dit is alles over = c'est tout sur
de eindexamenklas = la classe terminale
gaan over/om, betreffen = s'agir de
de grenzen overgaan = dépasser les frontières
in het begin = au début
het keerpunt, de kentering = le tournant
markeren = marquer
opvallend = frappant
het sprookje = le conte de fées
accueillir = ontvangen
acquérir = verkrijgen
l'augmentation (v) = de vermeerdering
bref = kortom
car = want
cependant = toch, niettemin
le court métrage = de korte film
diversifié = afwisselend
l'édition (v) = de editie
également = ook
enfin = ten slotte, eindelijk
en premier lieu = in de eerste plaats
en résumé = samengevat
en second lieu = in de tweede plaats
finalement = ten slotte
le long métrage = de lange film
par conséquent = daardoor
pour finir = tot slot
pourtant = toch, echter
la projection = de projectie, vertoning
la représentation = de representatie, weergave
la salle de cinéma = de bioscoopzaal
la sélection = de selectie
varié = gevarieerd
vaste = uitgebreid
de afgelopen jaren = les années précédentes (v)(mv)
de bioscoopzaal = la salle de cinéma
daardoor = par conséquent
de editie = l'édition (v)
gevarieerd = varié
in de eerste plaats = en premier lieu
in de tweede plaats = en second lieu
de korte film = le court métrage
de lange film = le long métrage
ontvangen = accueillir
de projectie, vertoning = la projection
de representatie, weergave = la représentation
samengevat = en résumé
de selectie = la sélection
ten slotte, eindelijk = enfin
toch, niettemin = cependant
toch, echter = pourtant
tot slot = pour finir
uitgebreid(e) = vaste
de vermeerdering = l'augmentation (v)
want = car
les acteurs principaux (m)(mv) = de hoofdrolspelers
attirer = aantrekken
ne...aucun = geen enkele
aucun de = geen van
l'avis officiel (m) = het officiële bericht
célèbre = beroemd
la critique = de recensie, kritiek
les défauts (m)(mv) = de tekortkomingen
le documentaire = de documentaire
éprouver = ervaren
les effets spéciaux (m)(mv) = de speciale effecten
étrange = vreemd, eigenaardig
extraordinaire = bijzonder, buitengewoon
faire échouer = laten mislukken
fondamental = essentieel, heel belangrijk
la maxime = de kernspreuk, uitspraak
mieux = beter (bijw.)
ne...pas tellement = niet zo
ordinaire = gewoon, normaal
réalisé par = geregisseerd, gemaakt door
les scènes humoristiques (v)(mv) = de humoristische scènes
la science-fiction = de sciencefiction
selon moi = volgens mij
la synopsis = de korte inhoud
aantrekken = attirer
beroemd = célèbre 
beter (bijw.) = mieux
bijzonder, buitengewoon = extraordinaire
de documentaire = le documentaire
ervaren = éprouver
essentieel, heel belangrijk = fondamental
geen enkele = ne...aucun
geen van = aucun de
geregisseerd, gemaakt door = réalisé par
gewoon, normaal = ordinaire
de hoofdrolspelers = les acteurs principaux (m)(mv)
de inhoud = le contenu
de korte inhoud = la synopsis
niet zo (veel) = ne...pas tellement
de recensie, kritiek = la critique
de sciencefiction = la science-fiction
de speciale effecten = les effets spéciaux (m)(mv)
volgens mij = selon moi
vreemd, eigenaardig = étrange
Je vais vous parler de la vie de = Ik ga jullie iets vertellen over het leven van
Je vais commencer par = Ik begin met
Ensuite, je vais continuer sur = Daarna ga ik verder met
Je finirai par = Ik eindig met
Elle est née en = Zij is geboren in
Au début de sa carrière = In het begin van zijn carrière
Il a joué dans plusieurs films = Zij heeft gespeeld in meerdere films
Il est l'un des comédiens les plus populaires = Hij is een van de populairste comediespelers
Elle a eu un rôle dans le films Caché = Hij heeft een rol gehad in de film Caché
Le film traite de = De film gaat over
Dans le film il s'agit de = In de film gaat het over
Une chose intéressante, c'est qu'il = Een interessant punt is dat hij
Il est frappant qu'il = Het is frappant dat hij
Saviez-vous que = Wisten jullie dat
Voilà, c'est tout sur = Alsjeblieft, dit is alles over
Merci de votre attention = Dank voor jullie aandacht
D'abord je vais vous parler de... = Eerst ga ik jullie iets vertellen over... 
Je vais commencer par l'année... = Ik begin met het jaar...
Ensuite, je vais vous raconter quelque chose sur... = Vervolgens/daarna vertel ik jullie iets over...
En plus/enfin, je vous parlerai de... = Bovendien/tenslotte ga ik jullie iets vertellen over...
Pour la cinquième édition de ce festival... = Voor de vijfde editie van dit festival...
Beaucoup de films seront montrés. = Veel films zullen worden getoond.
La sélection de l'année est... = De selectie van het jaar is...
Le film d'ouverture de cette année est... = De openingsfilm dit jaar is...
Dans le film il s'agit de... = In de film gaat het over...
Dans ce film ont joué/eu un rôle... = In die film hebben... gespeeld/een rol gehad...
Les acteurs principaux étaient... = De hoofdrolspelers waren...
Un détail intéressant, c'est... = Een interessant detail is...
Les autres films sont... = Andere films zijn...
En 2003 il y avait... = In 2003 was/waren er...
C'était une très bonne année pour le film français... = Het was een heel goed jaar voor de Franse film
Enfin = Tot besluit
Finalement = Ten slotte
Pour finir = Tot slot, ter afsluiting
Tu as vu le film = Heb jij de film gezien
Quel est ton avis sur ce film = Wat is je mening over deze film
Je trouve ce film plus beau que l'autre = Deze film vind ik mooier dan die andere
Tu es d'accord avec cette critique négative = Ben je het eens met die negatieve recensie
Quels acteurs jouent un rôle dans ce film = Welke acteurs spelen een rol in die film
Qu'est-ce que tu penses des acteurs et des actrices = Wat vind je van de acteurs en actrices
J'adore cet acteur = Ik ben dol op deze acteur
Je préfère les films de science-fiction = Ik zie liever sciencefictionfilms
Il y a beaucoup de scènes humoristiques = Er zitten veel humoristische scènes in
Je n'aime pas tellement ce genre de film = Ik houd niet zo van dit genre film
Je trouve le casting extraordinaire = De casting vind ik bijzonder goed
Le contenu de ce documentaire ne m'intéresse pas = De inhoud van deze documentaire spreekt me niet aan
Selon moi, ce film n'attirera pas beaucoup de gens = Volgens mij zal deze film niet veel mensen trekken
L'ambiance dans ce film me plaît = De sfeer in deze film spreekt me aan
s'attenuér = verminderen
concerner = betreffen
au désespoir = wanhopig
équivalent à = gelijk aan
inversement = daarentegen
se moquer de = de spot drijven met
la proportion = het percentage
gelijk aan = équivalent à
het percentage = la proportion
de spot drijven met = se moquer de
l'accoutumance = de gewenning
avoir recours à = zijn toevlucht nemen tot
déchirer = scheuren
le doute = de twijfel
l'évidence = de duidelijkheid
inévitable = onvermijdelijk
l'inconvénient = het nadeel; het bezwaar
intelligemment = verstandig
la performance = de prestatie
de pointe = top
la souffrance = de pijn
le témoignage = de getuigenis
valoir = waard zijn
het antwoord = la réponse
het bezwaar, nadeel = l'inconvenient
de duidelijkheid = l'évidence
echter, toch = pourtant
de mening = l'opinion; l'avis
onvermijdelijk = inévitable
de prestatie = la performance
scheuren = déchirer
de sportblessure = la blessure de sport
de topsport = le sport d'élite; le sport de pointe
de twijfel = le doute
verstandig = intelligemment
het voordeel = l'avantage
waard zijn = valoir
accueillir = verwelkomen
additionner = optellen
l'alimentation = de voeding
arroser = besprenkelen
la bagatelle = de kleinigheid
le calcul = de berekening
combattre = bestrijden
contester = betwisten
les déchets = het afval
décrocher = in de wacht slepen
dégager = uitstoten
la démesure = de buitensporigheid
emprunter = gebruik maken van
l'environnement = het milieu
l'épreuve = de wedstrijd
l'événement = de gebeurtenis
évidemment = natuurlijk
éviter = vermijden
l'exploit = de heldendaad
la hausse = de stijging
l'intérêt = het belang
la liaison = de verbinding
le licencié = het lid van een sportbond
le partrimoine = het erfdeel
prendre en compte = erbij inbegrepen zijn
préserver = bewaren
quant à = wat betreft
la queue = de rij
réclamer = eisen
le recyclage = de recycling
réduire = verminderen
se réjouir de = zich verheugen op
la remonteé mécanique = de skilift
remplacer = vervangen
se rendre à = zich begeven naar
renforcer = versterken
le téléphérique = de kabelbaan
le télésiège = de stoeltjeslift
en valoir la chandelle = de moeite waard zijn
achever = voltooien
l'adepte = de aanhanger
l'adversaire = de tegenstander
améliorer = verbeteren
assurer = zekeren
atteindre = bereiken
brandir = zwaaien met
le conseil = de raad
décevoir = teleurstellen
la défaite = de nederlaag
dépasser = overschrijden
encaisser = incasseren
s'entraîner = trainen
l'escalade = het klimmen
grisant = opwindend
l'objectif = het doel
parvenir à = bereiken
perfectionner = verbeteren
le piolet = het houweel
le/la pire = het ergste
prendre de l'ascendant = overwicht krijgen
progresser = vooruitgaan
se lasser de = genoeg hebben van
la spécificité = de eigenaardigheid
subir = ondergaan
tenter = proberen
terrifier = afschrikken
tricolore = driekleurig; frans
beoefenen = pratiquer 
bereiken = parvenir à; atteindre
het doel = l'objectif
het ergste = le pire; la pire
genoeg hebben van = se lasser de
incasseren, verdragen = encaisser
het klimmen = l'escalade
meedoen met = participer à
de nederlaag = la défaite
nodig hebben = avoir besoin de
overschrijden = dépasser
proberen = tenter
de raad = le conseil
de slag = le coup
de teamsport = le sport d'équipe; le sport collectif
trainen = s'entraîner
verbeteren = améliorer
verkrijgen = obtenir
voltooien = achever
vooruitgaan = progresser
Tu pratiques quel sport? = Wekle sport beoefen je?
Depuis quand tu fais ce sport? = Sinds wanneer doe je die sport?
À quatre ans j'ai commencé à jouer au tennis = Toen ik vier was, ben ik begonnen met tennis
Depuis sept ans déjà, je joue au basket = Ik basketbal al zeven jaar
C'est un sport collectif ou individuel? = Is het een teamsport of een individuele sport?
Combien de fois tu t'entraînes par semaine? = Hoe vaak train je per week?
Je m'entraîne une fois par semaine = Ik train één keer per week
Tu participes à des matchs? = Doe je mee met wedstrijden?
J'ai obtenu une médaille d'or = Ik heb een gouden medaille behaald
Tu as besoin de quel matériel? = Welk materiaal heb je nodig?
J'ai besoin d'une raquette = Ik heb een racket nodig
Ton opinion sur le sport = Je mening over sport
Qu'est-ce que tu penses du foot? = Wat vind je van voetbal?
Je pense que le foot est trop commercial = Ik vind voetbal te commercieel
Qu'est-ce que tu penses du sport? = Wat vind je van sport?
Je trouve que le sport est bon pour la santé = Ik vind sport gezond
Qu'est-ce qui t'attire dans ce sport? = Wat trekt je aan in die sport?
Ça me donne de l'énergie = Het geeft me energie
J'aime bien la vitesse = Ik houd van actie
Quel est ton but? = Wat is je doel?
Qu'est-ce que tu veux atteindre dans ce sport? = Wat wil je bereiken in die sport?
Qu'est-ce que tu veux faire dans l'avenir? = Wat wil je doen in de toekomst?
Je veux améloirer mon style = Ik wil mijn stijl verbeteren
Je veux gagner plus de médailles = Ik wil meer medailles winnen
Je l'ai lu avec beaucoup d'intérêt = Ik las het met veel belangstelling
Les intérêts économiques sont importants = De economische belangen zijn groot
Les problèmes écologiques m'intéressent, car nous devons préserver la nature = De ecologische problemen interesseren me, want we moeten de natuur behouden
Je suis pour/contre parce que = Ik ben voor/tegen omdat
C'est bon pour..., à cause de... = Het is goed voor..., vanwege...
Je suis d'accord avec toi = Ik ben het met je eens
Je ne suis pas d'accord avec toi = Ik ben het niet met je eens
Je suis partiellement d'accord = Ik ben het gedeeltelijk met je eens
D'une part, je suis d'accord = Aan de ene kant ben ik het eens
D'autre part, je ne suis pas d'accord = Aan de andere kant ben ik het niet eens
Qu'est-ce que tu préfères? = Waar geef je de voorkeur aan?
Je préfère le côté sportif, parce que j'aime faire du ski = Ik geef de voorkeur aan de sportieve kant, omdat ik van skiën houd
Qu'est-ce que tu trouves important? = Wat vind je belangrijk?
Je trouve que la nature est importante = Ik vind de natuur belangrijk
Qu'est-ce que tu penses des blessures de sport? = Wat vind je van sportblessures?
Pourqoi est-ce que c'est mauvais pour...? = Waarom is het slecht voor...?
Je trouve que c'est mauvais pour ta santé = Ik vind het slecht voor je gezondheid
Quelle est ton opinion sur le dopage? = Wat is je mening over doping?
Quel est ton avis sur les blessures dans le sport? = Wat is je mening over sportblessures?
Dans le sport d'élite les blessures sont inévitables = Bij topsport zijn blessures onvermijdelijk
On peut éviter les blessures = Je kunt blessures vermijden
Il faut faire du sport intelligemment = Je moet verstandig sporten
Quels sont les avantages? = Wat zijn de voordelen?
Quels sont les désavantages = Wat zijn de nadelen?
Tu peux motiver ta réponse? = Kun je jouw antwoord motiveren?
à cause de = vanwege
adorable = schattig
à peine = nauwelijks
le carnet mondain = de familieberichten
le coup de foudre = liefde op het eerste gezicht
découvrir = ontdekken
déçu = teleurgesteld
éloigner = verwijderen
engager = in dienst nemen
se faire de l'argent = geld verdienen
faire du vélo = fietsen
les faits divers = gemengde berichten
idyllique = idyllisch
l’île = het eiland
indiscret, indiscrète = indiscreet
intervenir = ingrijpen
licencier = ontslaan
lors de = tijdens
magnifique = geweldig
la météo = het weerbericht
nier = ontkennen
l'occupant (dún véhicule) = de inzittende (van een voertuig)
oser = durven
perdre = verliezen
perter = dragen
le potin = de roddel
prendre en chasse = achternazitten, achtervolgen
rare = zeldzaam
la source = de bron
superbe = geweldig
la tempête = de storm
achternazitten, achtervolgen = prendre en chasse
de bron = la source
durven = oser
het eiland = l’île
fietsen = faire du vélo
geld verdienen = se faire de l'argent
geweldig = magnifique, superbe
idyllisch = idyllique
in dienst nemen = engager
indiscreet = indiscret, indiscrète
ingrijpen = intervenir
de inzittende (van een voertuig) = l'occupant (d'un véhicule)
nauwelijks = à peine
ontdekken = découvrir
ontkennen = nier
ontslaan = licencier
schattig = adorable
de storm = la tempête
teleurgesteld = déçu
tijdens = lors de
vanwege = à cause de
verliezen = perdre
verwijderen = éloigner
de voetganger = la piéton
het weerbericht = la météo
zeldzaam = rare
à mon avis = naar mijn mening
alors que = terwijl
l'angoisse = de angst
après = na(dat)
au cours de = in de loop van
centrer le ballon = een voorzet geven
cependant = toch, echter
le chômeur = de werkloze
comme = zoals
depuis = sinds
de bon côté = van de goede kant
en d'autres termes = met andere woorden
en revanche = daarentegen
l'épreuve = de toets, het examen
être capable de = in staat zijn tot
être en recul = teruglopen
faire de son mieux = je best doen
fou de rage = uitzinnig
insupportable = onverdraaglijk
marquer (rentrer) un but = een doelpunt scoren
passer un examen = examen doen
renoncer à = afzien van
tant pis = jammer
un stade comble = een uitverkocht stadion
une torture morale = een morele kwelling
tout d'abord = allereerst
toutefois = echter
de angst = l'angoisse
constateren = constater
daarentegen = en revanche
echter = toutefois
examen doen = passer un examen
in de loop van = au cours de
in staat zijn tot = être capable de
jammer = tant pis
je best doen = faire de son mieux
met andere woorden = en d'autres termes
een morele kwelling = une torture morale
na(dat) = après
naar mijn mening = à mon avis
onverdraaglijk = insupportable
sinds = depuis
sterk motiverend = extrêmement motivant
stimuleren = stimuler
terwijl = alors que
toch, echter = cependant
toevoegen = ajouter
van de goede kant = de bon côté 
de verliezer = le perdant
vermelden = publier
de winnar = le gagnant
à l'étranger = in het buitenland
l'annonce = de advertentie
avoir peur = bang zijn
la cage = de kooi
le créneau = de ruimte
démissioner = aftreden
les élections présidentielles = de presidentsverkiezingen
en vente = te koop
les habitants = de inwoners
hebdomadaire = wekelijks
le jeu de mots = de woordspeling
le magazine = het tijdschrift
mensuel = maandelijks
l'opinion publique = de publieke mening
la page d'opinion = de opiniepagina
la publicité = de reclame
quotidien = daglijks
révéler = aan het licht brengen
sain(e) et sauf (sauve) = ongedeerd
traiter = behandelen
de advertentie = l'annonce
behandelen = traiter
dagelijks = quotidien
in het buitenland = à l'étranger
de hoofdredactie = la rédaction en chef
de krant = le journal
maandelijks = mensuel
de opiniepagina = la page d'opinion
de publieke mening = l'opinion publique
de reclame = la publicité
de ruimte = le créneau
de spotprent = la caricature
te koop = en vente
het tijdschrift = le magazine
wekelijks = hebdomadaire
de woordspeling = le jeu de mots
Qu'est-ce qui s'est passé? = Wat is er gebeurd?
On a volé mon porte-monnaie. = Mijn portemonnee is gestolen.
Qui a fait cela? = Wie heeft het gedaan?
Qui est l'auteur du crime? = Wie is de dader?
Qu'est-ce que tu as vu? = Wat heb je gezien?
J'ai vu le président sortir de l'hôtel. = Ik zag de president uit het hotel komen.
Où est-ce que tu es allé(e)? = Waar ben je geweest?
Hier, je suis allé(e) à la plage. = Gisteren ben ik naar het strand geweest.
Quand est-ce que ça s'est passé? = Wanneer is het gebeurd?
Mardi dernier à dix heures et demie. = Afgelopen dinsdag om half elf.
Tu crois que c'est vrai? = Geloof je dat het waar is?
Non, je n'en suis pas sûr(e). = Nee, ik weet het niet zeker.
Je doute qu'il se soit amusé. = Ik betwijfel of hij het leuk vond.
Quelle est ton opinion sur...? = Wat is je mening over?
Je suis d'avis que... = Ik ben van mening dat...
Qu'est-ce que tu penses de...? = Wat vind je van?
J'adore les potins. = Ik vind roddels te gek.
Je suis pour/contre... = Ik ben voor/tegen...
J'ai entendu dire que... = Ik heb gehoord dat...
C'était comment, le film? = Hoe vond je de film?
À mon avis, le film était ennuyeux/nul/passionnant. = Naar mijn mening was de film saai/waardeloos/boeiend.
J'étais là. = Ik was erbij.
J'ai eu très peur. = Ik was erg bang.
Je le trouvais très fascinant. = Ik vond het erg fascinerend.
J'ai voulu intervenir, mais je n'ai pas osé. = Ik wilde ingrijpen, maar ik durfde niet.
J'aurais voulu crier dans le métro. = Ik had willen gillen in de metro.
J'aurais voulu noter le numéro d'immatriculation = Ik had het kentekennummer willen opschrijven.
Je crois que j'aurais dû appeler la police plus tôt. = Ik geloof dat ik eerder de politie had moeten bellen.
À mon avis, la police a mis trop de temps à arriver. = Naar mijn mening duurde het te lang voordat de politie kwam.
On a volé ma bicyclette. = Mijn fiets is gestolen.
Il y a eu un accident. = Er is een ongeluk gebeurd.
On m'attend à la gendarmerie. = Ik word op het politiebureau verwacht.
Je me sens comme Sherlock Holmes. = Ik voel me net Sherlock Holmes.
Mais moi, je suis sain et sauf. = Maar ik ben ongedeerd.
Je vais écrire quelque chose sur le Grand Prix de Monaco. = Ik ga iets schrijven over de Grand Prix van Monaco 
Je commence par nommer les gagnants du quiz. = Ik begin met het opnoemen van de winnaars van de quiz. 
Tout d'abord je vous fais un court exposé sur la presse français. = Allereerst vertel ik jullie iets over de Franse media. 
Un homme politique de Corse est mort. = Een Corsicaanse politicus is gestorven. 
Une manifestation contre la chasse a attiré des millieurs de gens. = Een demonstratie tegen de jacht heeft duizenden mensen op de been gebracht. 
Ça me fait plaisir/il est dommage que le président ait donné sa démission. = Ik vind het goed/jammer dat de president zijn ontslag heeft aangeboden. 
Je suis heureux que la princesse de Monaco ait trouvé l'amour de sa vie. = Ik ben blij voor de princes van Monaco dat ze de liefde van haar leven heeft gevonden. 
Pour conclure, je dirais que le carnaval de Rio a été un grand succès. = Concluderend zou ik zeggen dat het carnaval van Rio een groot succes was. 
Voilà, c'est tout. = Alsjeblieft, dit is alles.
Je cherche un job d'été pour payer mes vacances = Ik zoek een vakantiebaan om mijn vakantie te betalen
Il m'a aidé à trouver du travail, de sorte que je puisse payer mon hobby = Hij heeft mij geholpen om werk te zoeken, zodat ik mijn hobby kon betalen
Je cherche un job pour perfectionner/améliorer mon français = Ik zoek een baan om mijn Frans te verbeteren
Comme j'adore le sport, je voudrais travailler dans l'animation sportive = Omdat ik van sport houd, zou ik als sportbegeleider willen werken
Je voudrais faire de mon hobby mon travail = Ik zou graag van mijn hobby mijn werk willen maken
Je voudrais combiner travail et vacances = Ik zou graag werk en vakantie willen combineren
Je voudrais être indépendant(e) financièrement = Ik zou graag financieel onafhankelijk willen zijn
Un job d'été te fait connaître le milieu professionnel = Een vakantiebaan laat je kennismaken met de arbeidsmarkt
Je parle couramment l'anglais et le néerlandais = Ik spreek vloeiend Engels en Nederlands
Je me débrouille pas mal en français et en allemand = Ik kan me goed redden in het Frans en het Duits
Je comprends presque tout en français si on ne parle pas trop vite = Ik begrijp bijna alles in het Frans als men niet te snel praat
Je sais très bien lire des textes français = Ik kan erg goed teksten lezen in het Frans 
Je m'entends très bien avec les jeunes/les enfants parce que j'aime bien le contact avec eux = Ik kan erg goed opschieten met jongeren/kinderen omdat ik het contact met hen leuk vind
J'aime bien le contact avec les gens = Ik ga graag met mensen om
Quel cours de langue est-ce que tu préfères? = Wat voor talencursus heeft jouw voorkeur?
Je préfère un cours de langue avec beaucoup/peu de leçons, beaucoup/peu de grammaire. = Ik geef de voorkeur aan een talencursus met veel/weinig lessen, veel/weinig grammatica.
Ce cours de langue met l'accent sur la communication/l'oral/l'élocution. = Bij deze talencursus ligt de nadruk op spreken.
Parislangues organise les activités les plus intéressantes. = Parislangues organiseert de interessantste activiteiten.
Le Club des 4 vents organise beaucoup d'excursions intéressantes. = De Club des 4 vents organiseert veel interessante excursies.
EFlangues et le Club des 4 vents ont beaucoup d'activités sportives. = EFlangues en de Club des 4 vents organiseren veel sportieve activiteiten.
On peut faire de l'escalade, du rafting, de la planche à voile, de la natation, du canoë, du tir à l'arc, du VTT, de la luge, du ski et des randonnées. = Je kunt bergbeklimmen, wildwatervaren, surfen, zwemmen, kanoën, boogschieten, mountainbiken, sleeën, skiën en wandeltochten maken.
Le Club des 4 vents organise aussi des activités creatives, comme de la menuiserie ou de l'artisanat. = De Club des 4 vents organiseert ook creative activiteiten, zoals meubels maken of handenarbeid.
Je choisis le cours de langue du Club des 4 vents parce que les sports proposés m'attirent beaucoup. = Ik kies de talencursus van de Club des 4 vents, omdat de aangeboden sporten mij erg aanspreken.
parce que j'aime aussi le bricolage. = omdat ik knutselen ook erg leuk vind.
parce que le cours de langue répète aussi la grammaire. = omdat in de talencursus ook de grammatica wordt herhaald.
parce que le cours de langue est basé sur la communication/l'oral/l'élocution. = omdat de talencursus op spreken is gebaseerd.
Je trouve qu'on apprend mieux le français à l'Alliance qu'à Parislangues. = Ik vind dat je beter Frans leert bij de Alliance Française dan bij Parislangues.
Je trouve que le Club des 4 vents organise le mieux les activités. = Ik vind dat de Club des 4 vents het best de activiteiten organiseert.
Je choisis le cours de l'Alliance Française, parce qu'on y dispense tous les niveaux. = Ik kies de cursus van de Alliance Français, omdat daar alle niveaus worden aangeboden.
Suite à notre appel, je voudrais vous demander ce qui suit. = Naar aanleiding van ons telefoontje, zou ik u het volgende willen vragen.
Je m’adresse à vous pour savoir si… = Ik richt mij tot u om te vragen of…
J’ai l’intention de faire un séjour linguistique. = Ik ben van plan een talencursus te volgen.
Je prends la liberté de vous écrire = Ik neem de vrijheid om u te schrijven.
Pourriez-vous m’indiquer le prix? = Zou u mij de prijs willen aangeven?
Le voyage/ l’hébergement est compris dans le prix? = Is de reis/ de huisvesting inbegrepen in de prijs?
Les excursions/ les activités sont comprises dans le prix? = Zijn de excursies/ de activiteiten inbegrepen in de prijs?
J’aimerais vous demander quelques renseignements. = Ik zou u graag enkele inlichtingen willen vragen.
Pourriez-vous m’envoyer quelques dépliants/ brochures/ une fiche d’inscription? = Zou u mij enkele folders/ een inschrijfformulier willen sturen?
Vous faites passer des tests pour connaître le niveau de maîtrise de la langue? = Neemt u testen af om het niveau van taalbeheersing te weten?
Dans l’attente de votre réponse… = In afwachting van uw antwoord…
En vous remerciant d’avance, … = U bij voorbaat dankend, …
Je vous remercie d’avance. = U bij voorbaat dankend.
Je vous prie d’agréer, Monsieur, Madame, l’expression de mes salutatations distinguées. = Hoogachtend,
Veuilles agréer l’expression de mes sentiments les plus respectueux, mes meilleurs sentiments. = Hoogachtend,
Bien cordialement, = Met vriendelijke groet,
B.
l'abus = het misbruik {m}
avertir = waarschuwen
confier=toevertrouwen
la coutume = de gewoonte;het gebruik
le domicile = het huis
s'exposer à=zich bloot stellen aan
les fais = de kosten {m mv}
maîtriser = beheersen
moyennant = tegen
l'inconvénient = het nadeel
indespensable = noodzakelijk
à l'improviste = onverwachts
passer l'aspirateur = stofzuigen
la patience = het geduld
le piège = de valstrik
la précaution = de voorzorgsmaatregel
recommander = aanbevelen
la rémunération = het loon
requis = vereist
sécher des cours = spijbelen
se dépayser = in een andere omgeving vertroeven
scrupuleux = gewetensvol
aanbevelen = recommander
het geduld = la patience
het gebruik, de gewoonte = la coutume
het huis = le domicile
de huisvesting = l'hébergement {m}
de kosten = les frais {m mv}
het misbruik = l'abus {m}
het nadeel = l'inconvénient {m}
noodzakelijk = indispensable
opschieten met = s'entendre avec
onverwachts = à l'improviste
spijbelen = sécher des cours
vloeiend = couramment
de voorzorgsmaatregel = la précaution
de vrije dag = le jour de congé
waarschuwen = avertir
zich goed redden = se débrouiller
C.
aborder = aansnijden (van een onderwerp)
s'adapter à = zich aanpassen aan
apprifondi = diepgaand
l'agréable = het aangename {m}
convenir à = passen bij
l'échange = de uitwisseling {m}
efficace = doeltreffend
l'élocution = de spreekvaardigheis {v}
enseigner = doceren
faire le plein d'énergie = maximale energie opdoen
s'en ficher = zich niets aantrekken van
homogène = gelijksoortig; van gelijk niveau
l'immersion = de onderdompeling {v}
joindre = voegen; verenigen
la langue véhiculaire = de voertaal
prendre un bol d'air pur = frisse lucht in ademen
rejoindre = zich voegen bij
répartir sur = verdelen over
le repassage = het strijken
la société = het bedrijf
sur mesure = op maat
het boogschieten = le tir à l'arc
doeltreffend = efficace
het knutselen = le bricolage
de nadruk leggen op = accentuer
een onderdompeling in taal = un bain de langues
op maat = sur mesure
passen bij = convenir à
de slee = la luge
het spreken = l'oral; le communication; l'élocution
de talencursus = le séjour linguistique; le cours de langue
de talenknobbel = la bosse des langues
verdelen over = répartir sur
zich aanpassen aan = s'adapter à
avoir l'intention de = van plan zijn om
fourmiller de = wemelen
fréquenté par= veel bezochten door
modéré = matig;krap
suite à = naar aanleiding van
valoir la peine = de moeite waard zijn
aangeven= indiquer
de beheersing = la maîtrise
iets drinken = boire un coupe
in afwachting van uw antwoord = dans l'attente de votre réponse
inbegrepen = compris
het inschrijfformulier= la fiche d'inscription
matig, krap = modéré
van plan zijn = avoir l'intention de
u bij voorbaad danken = d'avance; je vous remercie d'avance
veel bezocht door = fréquenté par
het volgende = ce qui suit
zich verheugen op = se réjouir de

Ingezonden op 13-06-2011 - 8942x bekeken.
Waardering 8.2 (aantal stemmen: 10)

voting system
1
2
3
4
5

Als er iets niet klopt, zeg het even.
Ik vind het ook leuk om te horen als hij goed en handig is!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Grandes Lignes

1 !!!! Alle hoofdstukken - zinnen en woordjes !!!!