Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

marloesschellekenslijsten, deel 1

5 Aardrijkskunde Natuurrampen

Jaar 1 (vwo)

aardbeving = Trilling die ontstaat door een plotselinge verschuiving van delen van de aardkorst.
aardkern = Het binnenste gedeelte van de aarde dat erg heet is, maar door de enorme druk toch uit vast gesteente bestaat.
aardkorst = Het buitenste laagje van de aarde, dat bestaat uit stukken oceaanbodem en stukken continent.
aardmantel = Het deel van de aarde dat ligt tussen de aardkern en de aardkorst. het bestaat uit stroperig materiaal dat langzaam stroomt.
benedenloop = Laagste deel van een rivier, net voordat het water de zee instroomt.
bovenloop = Het begin van een rivier, net voordat het water de zee instroomt.
convectiestroming = Stroperige stroming van gesmolten gesteente in de aardmantel.
dijk = Door de mens aangelegde bescherming tegen het water.
duin = Opgewaaid zand; in ons land een natuurlijke bescherming tegen de zee.
eb = De lage stand van het zeewater.
epicentrum = Punt van een aardbeving waar de meeste beweging plaatsvindt.
inklinking = De daling van het maaiveld (de bovenkant van de grond) doordat de slappe ondergrond inzakt.
kustlijn = Daar waar het land aan de zee grenst.
lava = Vloeibaar gesteente uit de aardmantel dat bij een vulkaanuitbarsting naar buiten komt.
magma = Vloeibaar gesteente in de aardmantel.
middenloop = Het middelste deel van een rivier tussen boven- en benedenloop.
NAP = Dit is het Normaal Amsterdams Peil en staat voor de gemiddelde vloedhoogte van de Zuiderzee in het IJ bij Amsterdam (voor afsluiting van de Zuiderzee).
oceanische ruggen = De minder diepe delen van de oceanen waar platen uit elkaar gaan en vulkanisme optreedt.
oog van de orkaan = Het windstille, onbewolkte middelpunt van een orkaan.
piekafvoer = De enorme hoeveelheid water die een rivier in korte tijd krijgt te verwerken.
platentektoniek = Het bewegen van de aardkorstplaten.
polder = Een gebied waarbinnen mensen de hoogte van de grondwaterstand regelen.
rivierbedding = De greppel in het landschap waarin de rivier ligt en doorheen stroomt.
schaal van Richter = Schaal waarmee de zwaarte van aardbevingen wordt bepaald.
stormdepressie = Depressie waarbij de storm heel af en toe orkaankracht bereikt.
stroomgebied = Gebied waar al het regen- en smeltwater via een hoofdrivier naar de zee stroomt.
terp = Door mensen aangelegde woonheuvels om te ontsnappen aan overstromingen.
tornado = Smalle luchtkolom met een breedte van enkele tientallen meters waarbinnen de lucht opstijgt en met een grote snelheid ronddraait.
trog = Een langwerpige kuil (sleuf) in de zeebodem op plekken waar een oceanische korst onder een continentale korst geduwd wordt.
tropische orkaan = Enorme storm met een windsnelheid van meer dan 200 kilometer per uur.
tsunami = Grote vloedgolven die ontstaan door aardbevingen in de zeebodem.
veenpolder = Een veengebied dat zover is ingeklonken dat het nu onder het NAP ligt.
vloed = De hoge stand van het zeewater.
vulkaan = Plaats waar vloeibaar gesteente uit de aardmantel naar buiten komt.
vulkaankegel = De berg die is ontstaan door lagen as en lava van een reeks uitbarstingen.
windhoos = Een kleine wervelwind die over het land trekt en flink wat schade kan veroorzaken (een zwakke tornado).
zeespiegel = De hoogte van het zeewater ten opzichte van het land.

Ingezonden op 22-06-2011 - 1961x bekeken.
Waardering 4.6 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

marloesschellekenslijsten, deel 1

5 Aardrijkskunde Natuurrampen