Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Nu voor straks Lisa
› 5 Zien en gezien worden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Nu voor straks Lisa
, deel 2
5 Zien en gezien worden
Jaar 2 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is licht? = Een bepaald soort straling Waar komt licht vandaan? = Uit een lichtbron Welke twee soorten lichtbronnen zijn er? = Natuurlijke lichtbronnen en kunstmatige lichtbronnen. Wat is een natuurlijke lichtbron? = Een mens hoeft niks te doen om licht te krijgen uit een natuurlijke lichtbron. Wat is een kunstmatige lichtbron? = Een mens moet iets doen om licht te krijgen uit een kunstmatige lichtbron. Hoe plant licht zich altijd voort? = Rechtlijnig. Hoe teken je een lichtstraal? = Een rechte lijn met een pijl erin Hoe teken je een lichtbundel? = Twee rechte, evenwijdige lijnen met een pijl erin. Welke drie soorten lichtbundels zijn er? = Evenwijdige lichtbundel, convergerende lichtbundel, divergerende lichtbundel. Hoe loopt een evenwijdige lichtbundel? = Hij blijft steeds even breed Hoe loopt een convergerende lichtbundel? = Hij gaat naar één punt toe. Hoe loopt een divergerende lichtbundel? = Hij lijkt uit één punt te komen. Wat is de voortplantingssnelheid van licht? = 300 000 kilometer per seconde. Door welke twee manieren kunnen wij een voorwerp zien? = Een voorwerp kan zelf licht uitstralen, dat dan op ons oog valt, of een lichtbron kan licht schijnen op een voorwerp en dat weerkaatst dan in ons oog. Hoe noem je het proces van de tweede manier om een voorwerp te zien? = Reflecteren Geeft de maan zelf licht? = Nee Waarom is het vooral in het verkeer belangrijk om goed te kunnen zien? = Zo kun je zien wat er om je heen gebeurt. Wat is nog meer belangrijk als je deelneemt aan het verkeer? = Dat anderen jou kunnen zien Wat is een reflector? = Een voorwerp dat veel licht terug kaatst. Hoe kan je een reflector zien? = Als hij bestraalt wordt met licht. Uit welke kleuren bestaat wit zonlicht? = Rood, oranje, geel, groen, blauw en violet. Hoe noem je een kleurenrij? = Een spectrum. Welk voorwerp kan wit licht scheiden in een spectrum? Een prisma. Welke twee andere soorten straling bevat wit zonlicht nog meer? = Ultra-violette straling en Infrarood straling. Vallen Uv-straling en infrarood straling binnen een spectrum? = Nee. Wat is infraroodstraling? = Warmtestraling Wat is ultra-violette straling? = Waar we bruin van worden { schadelijk } Welke laag rond de aarde houdt UV-straling voor een deel tegen? = Ozonlaag Welke kleuren absorbeert een groene schoen? = Alle kleuren, behalve groen. Welke kleuren absorbeert een wit voorwerp? = Geen Welke kleuren absorbeert een zwart voorwerp? = Alle kleuren. Wat is een schaduw? = Een plaats waar het licht niet kan komen. Welke drie dingen heb je nodig om een schaduw te maken? = Een lichtbron, een ondoorzichtig voorwerp en een scherm. Hoe werkt een maansverduistering? = De aarde staat dan tussen de zon en de maan in. Hoe werkt een zonsverduistering? = De maan staat dan tussen de zon en de aarde in. Hoe ver zie je je spiegelbeeld in een spiegel? = Even ver als jij van de spiegel af staat Uit welke drie onderdelen bestaat een spiegel? = Glasplaatje, een laagje glimmend metaal en een beschermlaagje. Hoe noem je de verbindingslijn tussen het voorwerp en het spiegelbeeld van het voorwerp in een tekening? = De normaal. Hoe construeer je een spiegelbeeld? = 1. Teken door het voorwerp (A) een lijn loodrecht op de spiegel. 2. Meet deze loodrechte lijn. 3. Teken een even lange lijn aan de andere kant van de spiegel, dat is A'. Hoe noem je het deel van je omgeving dat je in de spiegel kan zien? = Je gezichtsveld. Waar hangt je gezichtsveld vanaf? = De plaats ten opzichte van de spiegel. Hoe construeer je een lichtstraal? = 1. Teken de normaal vanuit B naar B'. 2. Teken vanuit B' een lichtstraal naar het oog. { Vergeet het pijltje niet} Wat is lichtbreking? = Lichtstralen veranderen van richting op het grensvlak tussen 2 stoffen. Breken alle kleuren in dezelfde mate? = Nee Met wat wordt er nog meer gebruik gemaakt van lichtbreking? = Bij lenzen. Wat is het Brandpunt? = Een punt waar alle lichtstralen samen komen. Welke twee soorten lenzen heb je? = Een Holle en een bolle Welke lens is positief en welke is negatief? = Een bolle lens is positief en een holle lens is negatief. Wat voor werking heeft een bolle lens? = Een convergerende werking. Wat voor werking heeft een holle lens? = Een divergerende werking. Wat is de hoofdas? = De denkbeeldige lijn die door het midden van een lens gaat. Waar gaat de hoofdas heen na dat hij door de lens is gegaan? = Rechtvooruit, hij breekt niet Wat is het symbool van het brandpunt? = F Waar gaan alle lichtstralen die evenwijdig lopen aan de hoofdas na de breking heen? = Door F Wat is de brandpuntsafstand? = De afstand tussen de lens en het brandpunt Wat is het symbool voor de brandpuntsafstand? = f Wat is de sterkte van een lens? = Hoe sterk een lens convergeert/ divergeert Hoe bereken je de sterkte van een lens? = S=1/f Wat is de eenheid van f? = Meter Wat is de eenheid van sterkte? = dioptrie. Met wat voor lens kan er een beeld op een scherm geprojecteerd worden? = Een bolle lens Wat zijn de twee verschillen tussen het echte voorwerp en het beeld op het scherm? = Het is altijd op de kop en links en rechts zijn omgekeerd Hoe construeer je het beeld van een voorwerp op een scherm? = 1. Teken eerst de lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas, die breekt en gaat daarna door F. 2. Teken dan de lichtstraal die door het midden van de lens gaat, die gaat recht door naar F. 3. Waar deze lijnen elkaar kruisen, is de bovenkant van het voorwerp. Wat is de vergroting? = Hoeveel keer zo groot het beeld is in vergelijking met het voorwerp. Wat is het symbool en de eenheid? = Symbool is N en eenheid is x. Hoe bereken je de vergroting? = N=B/V. Waar staan B en V voor? = B is beeld, V is voorwerp. Waar staan b en v voort? = b is beeldafstand en v is voorwerpsafstand Wat is de lenzen formule? = 1/v + 1/b = 1/f Wat is de lenzen formule omgekeerd? = 1/f - 1/b = 1/v en 1/f - 1/v = 1/b Is je ooglens hol of bol? = Bol Hoe kan je met je oog ver weg en dichtbij zien? = Als een voorwerp dicht bij is spant je ooglens zich aan en wordt dun, als het voorwerp ver weg is, ontspant je ooglens zich en wordt hij boller. Hoe noem je het platter en boller worden van je ooglens? = accomoderen Wat kan een bijziend mens niet zien en wel zien? = Een bijziend persoon kan wel dichtbij zien maar niet verweg. Wat kan een verziend mens niet zien en wel zien? = Een verziend persoon kan wel ver weg zien maar niet dichtbij. Welke van de twee personen heeft een bolle lens nodig en welke een holle? = Het bijziende persoon heeft een holle lens nodig en de verziende een bolle.
Ingezonden op 29-06-2011 - 1280x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Dit zijn de paragrafen 5.2 tot en met 5.8 en ook vragen over mijn eigen aantekeningen
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!