Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Planet Ignatius
› 1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Planet Ignatius
hoofdstuk 1
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
1. heten = heißen 2. de achternaam = der Familienname 3. de voornaam = der Vorname 4. Hoe heet u? = Wie heißen Sie? 5. de naam = der Name 6. het adres = die Adresse 7. de woonplaats = der Wohnort 8. Waar woon je? = Wo wohnst du? 9. Hij woont sinds tien jaar in Frankrijk = Er lebt seit zehn Jahren in Frankreich 10. de straat = die Straße 11. het plein = der Platz 12. het huisnummer = die Hausnummer 13. het telefoonnummer = die Telefonnummer 14. Duitsland = Deutschland 15. opbellen = anrufen 16. de verjaardag = der Geburtstag 17. Wanneer ben je jarig? = Wann hast du Geburtstag? 18. Hoe oud bent u? = Wie alt sind Sie? 19. de leeftijd = das Alter 20. het jaar - de jaren = das Jahr - die Jahre 21. de maand - de maanden = der Monat - die Monate 22. jong = jung 23. oud = alt 24. de jongere = der Jugendliche 25. de volwassene = der Erwachsene 26. mannelijk = männlich 27. vrouwelijk = weiblich 28. de man - de mannen = der Mann - die Männer 29. de vrouw - de vrouwen = die Frau - die Frauen 30. het kind - de kinderen = das Kind - die Kinder 31. de jongen - de jongens = der Junge - die Jungen 32. het meisje - de meisjes = das Mädchen - die Mädchen 33. getrouwd = verheiratet 34. niet getrouwd = ledig, nicht verheiratet 35. We zijn nu vijf jaar getrouwd = Wir sind jetzt funf Jahre verheiratet 36. We zijn gisteren getrouwd = Wir haben gestern geheiratet 37. de familie, het gezin = die Familie 38. de dochter - de dochters = die Tochter - die Töchter 39. de zoon - de zonen = der Sohn - die Söhne 40. de oom - de ooms = der Onkel - die Onkel 41. de broer - de broers = der Bruder - die Bruder 42. de zus - de zussen = die Schwester - die Schwestern 43. een kennis = ein Bekannter; eine Bekannte 44. Ze is familie van = Sie ist verwandt mit 45. de vriend - de vrienden = der Freund - die Freunde 46. de vriendin - de vriendinnen = die Freundin - die Freundinnen 47. Kunt u mij helpen? = Konnen Sie mir helfen? 48. Ik wil graag = Ich möchte bitte 49. Kunt u mij een plezier doen? = Könnten Sie mir einen Gefallen tun? 50. Ik zou graag = Ich würde gern 51. accoord! = einverstanden! 52. goedenmorgen = guten Morgen 53. goedemiddag/goedendag = guten Tag 54. goedenavond = guten Abend 55. hallo = hallo 56. hoi Peter = grüß dich Peter 57. tot ziens = auf Wiedersehen 58. tot horens = auf Wiederhören 59. dag! = tschüs! 60. Doe de groeten aan = Viele grüße an 61. Hoe gaat het met je/u? = Wie geht's dir/Ihnen? 62. bedankt, goed = danke, gut 63. graag gedaan! = bitte! 64. alstublieft - dankuwel = bitte - danke 65. pas op! = vorsicht! 66. stop! = halt! 67. Heeft u zin om? = Haben sie Lust? 68. Mag ik je uitnodigen? = Darf ich dich einladen? 69. Ja graag! = Ja, gerne! 70. Nee, dank u = Nein, danke 71. Ik heb een idee = Ich habe eine Idee 72. Ik doe een voorstel = Ich mache einen Vorschlag 73. Ik zou = ich würde 74. Maar natuurlijk = Bitte -aber bitte 75. Natuurlijk! = Klar! aber natürlich! 76. Helemaal niet = Überhaupt nicht 77. dat is aardig, maar... = das ist nett, aber... 78. Nee, liever niet = Nein, lieber nicht 79. Nee, absoluut niet = nein, auf keinen Fall 80. Het spijt me, maar... = Es tut mir Leid, aber... 81. Sorry! = Entschuldigung! 82. Dat geeft niks = Das macht nichts 83. Is het mogelijk dat... = Ist es möglich dass... 84. Kan ik...? = Kann ich...? 85. Kan dat? = Geht das? 86. Ik heb nog één verzoek = Ich habe noch eine Bitte 87. Mag ik aan je voorstellen? Dit is... = Darf ich vorstellen? Das ist... 88. hij heette - hij heeft geheten = er hieß - er hat geheißen 89. de tante - de tantes = die tante - die Tanten 90. de vader = der Vater 91. de moeder = die Mutter 92. heb je nog broers of zussen? = hast du noch Geschwister? 93. de baby = das Baby 94. de grootouders = die Großeltern 95. de ouders = die Eltern 96. een familielid (man) = ein Verwandter 97. een familielid (vrouw = eine Verwandte 98. Ik heb geheten. = Ich habe geheißen. 99. Ik heette. = Ich hieß.
Ingezonden op 22-09-2011 - 513x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Dit is mijn eigen lijst voor Duits. Er staan nog wat fouten in. Veel succes met leren!
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!