Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Thematische Woordenschat Spaans (II)
› 6
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Thematische Woordenschat Spaans (II)
hoofdstuk 6
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
bouwen = construir architect = el arquitecto, la arquitecta plan = el plano cement = el cemento zand = la arena gebouw = el edificio huis = la casa verdieping = la planta ingang = la entrada uitgang = la salida trap; trappenhuis; ladder = la escalera trede = el escalón lift = el ascensor boven = arriba onder = abajo de trap opgaan = subir de trap afgaan = bajar raam, venster = la ventana ruit; glas = el cristal balkon = el balcón terras = la terraza patio, binnenplaats = el patio tuin = el jardín garage = el garaje loodgieter = el fontanero, la fontanera (water)kraan = el grifo spijker = el clavo hamer = el martillo schroef = el tornillo schroevendraaier = el destornillador nijptang = las tenazas elektricien = el, la electricista elektriciteit, stroom = la electricidad licht = la luz stopcontact = el enchufe gloelamp = la bombilla doorbranden = fundirse schilderij; verf; schilderwerk = la pintura schilder(es); huisschilder = el pintor, la pintora schilderen, verven = pintar la finca = grote boerderij; landgoed la hacienda = groot boerenbedrijf la manzana = huizenblok el hogar = haard; huiselijke haard; thuis el chalé, el chalet = chalet; villa; vakantiehuisje la chabola = hut; krot(woning) el tejado = dak la chimenea = schoorsteen; schouw, open haard el pararrayos = bliksemafleider la fachada = gevel la valla = schutting el portal = portaal; hoofdingang el sótano = kelder el ático = zolderverdieping el marco = kozijn, post la barandilla = leuning, balustrade la arquitectura = architectuur reformar = renoveren, verbouwen la construcción = bouw; constructie; gebouw el solar = bouwterrein; perceel el albañil = meselaar; bouwvakker el enlucido = pleisterwerk el ladrillo = baksteek la piedra = steen la madera = hout el hormigón = beton el yeso = gips la grava = grind, gravel la teja = dakpan la viga = balk, bint el pilar = pilaar, zuil el arco = boog la columna = zuil, pilaar la cúpula = koepel la grúa = (hijs)kraan la pala = schep; bulldozer el azulejo = tegel el mármol = marmer recto/a = recht torcido/a = scheef llano/a = vlak la tubería = (buis)leiding; pijpleiding picar = (steen)houwen; afbikken salirse = lekken; overstromen el tubo = buis; pijp; leiding el carpintero = timmerman la carpintería = timmerwerk; houtwerk; timmerwerkplaats la sierra = zaag el corcho = kurk el cable = (stroom)kabel; snoer la tensión = spanning el fusible = stop, zekering el cortocircuito = kortsluiting el interruptor = (licht)schakelaar instalar = installeren, aanleggen pintado, a = geschilderd, geverfd recién = pas el papel pintado = behang el pincel = penseel; kwast la brocha = kwast el aguarrás = terpentine la laca = lak eigenaar/eigenares; verhuurder = el, la dueño/a verkoop = la venta huren; verhuren = alquilar huur = el alquiler verhuizen = mudarse zich verplaatsen; verhuizen = trasladarse verhuizing = la mundanza buurman/buurvrouw = el vecino, la vecina portier; conciërge = el portero, la portera portierswoning, portiershokje = la portería privé-, particulier = privado/a la vivienda = woning; behuizing el inquilino , la inquilina = huurder/huurster prolongar = verlengen la prolongación = verlenging el propietario, la propietaria = eigenaar/eigenares la propiedad = bezit, eigendom el administrador, la administradora = beheerder; administrateur el corredor, la corredora = makelaar la fianza = borg(som) la escritura notarial = notariële akte el Registro de la Propiedad = kadaster verdieping; flat = el piso appartement, flat = el apartamento deur = la puerta slot = el cierre sleutel = la llave gang = el pasillo kamer = la habitación zaal; salon, woonkamer; ontvangstruimte = la sala eetkamer; eetzaal; eethoek = el comedor slaapkamer = el dormitorio keuken; fornuis = la cocina koelkast = el frigorífico koelkast = la nevera gas = el gas bad(kuip); (het) baden, bad; w.c. = el baño wastafel; badkamer; w.c. = el lavabo douche = la ducha meubel = el mueble modern = moderno/a oud; antiek; ouderwets = antiguo/a leunstoel = el sillón sofa, bank = el sofá gemakkelijk, comfortabel = cómodo/a fauteuil, leunstoel = la butaca ongemakkelijk = incómodo/a stoel = la silla tafel = la mesa bed = la cama kast = el armario lamp = la lámpara gordijn = la cortina spiegel = el espejo kapstok = el perchero el estudio = eenkamerwoning, studio; atelier el timbre = (deur)bel llamar (a) = (aan)bellen; (aan)kloppen (bij); opbellen la cerradura = slot la alarma = alarminstallatie el recibidor = wachtkamer, vestibule el despacho = werkkamer; bureau, kantoor el salón = salon; woonkamer la despensa = voorraadkast el wáter = toilet la bañera = badkuip el techo = dak; plafond la pared = wand; muur el suelo = bodem; vloer la calefacción = verwarming el radiador = radiator la decoración = woninginrichting; binnenhuisarchitectuur amueblar = meubileren, inrichten amueblado/a = gemeubileerd, ingericht acogedor/a = gezellig, sfeervol la alfombra = tapijt, vloerkleed la moqueta = vaste vloerbedekking el parquet, el parqué = parket la persiana = jaloezie, rolgordijn el mosquitero, la mosquitera = klamboe; hor el aparador = buffet, dressoir la cómoda = commode, ladenkast el cajón = lade la estantería = rek; wandmeubel; boekenkast el estante = (boeken)plank, (boeken)rek el florero = (bloemen)vaas el jarrón = (bloemen)vaas la vela = kaars la mesilla de noche = nachtkastje el despertador = wekker la cuna = wieg el colchón = matras la almohada = (hoofd)kussen la sábana = laken la manta = deken el congelador = diepvriezer; vriesvak congelar = bevriezen; invriezen el lavavajillas = afwasmachine enchufar = inschakelen el microondas = magnetron el ventilador = ventilator la hamaca = hangmat; ligstoel la sombrilla = parasol el toldo = zonnescherm, markies huisvrouw/huisman = la ama de casa, el amo de casa opruimen; in orde brengen = arreglar schoonmaken = limpiar speciaal, bijzonder = especial stof = el polvo bezem = la escoba vegen = barrer boenen, dweilen; afwassen = fregar afval, vuilnis = la basura blikopener = el abrelatas flesopener = el abrebotellas schaar = las tijeras kurkentrekker = el sacacorchos el trabajo doméstico = huishoudelijk werk el, la canguro = babysitter el criado, la criada = bediende; dienstmeisje la empleada = dienstmeisje el limpiacristales = glazenwasser la suciedad = vuil, viezigheid; vervuiling la limpieza = schoonmaak; (het) schoon zijn el cubo = emmer el cubo de la basura = vuilnisemmer la papelera = prullenmand el trapo = (vaat)doek; (droog)doek la bayeta = dweil el aspirador, la aspiradora = stofzuiger el fregadero = gootsteen atascado/a = verstopt la sartén = koekenpan la cazuela = aardewerken kookpot; pan el puchero = kookpot; pan la olla exprés = snelkookpan la batidora = mixer ordenar = ordenen, rangschikken; opruimen el desorden = wanorde, rommel
Ingezonden op 25-10-2011 - 1726x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!