Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Exam idioms in context olmo
› 1432553241 alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Exam idioms in context olmo
1432553241 alles
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
dramatic = indrukwekkend; spectaculair hustle and bustle = drukte; jachtigheid outskirts = buitenwijken in-laws = schoonfamilie approximate = benaderen to get along with = overweg kunnen spitting image = als twee druppels water to relate to = een goede relatie opbouwen regarding = met betrekking tot brother-in-arms = wapenbroeder to flock together = samenkomen resemblance = gelijkenis semblance = schijn next of kin = naaste familie chemistry = chemie bond = band identical twins = eeneiige tweeling relative = familielid rapport = contact characteristic = kenmerk modification = wijziging to fit in = zich aanpassen familiar = vertrouwd acquaintance = kennis lineage = afkomst vibes = gedachtes reciprocal = wederzijds siblings = broers en zussen to have an affair = een verhouding hebben kinship = verwantschap to go steady = vaste verkering hebben relations = betrekkingen incompatible = niet bij elkaar passend to be seeing = een vriend(in) hebben aberrant = abnormaal relationship = relatie affinity = sympathie tie = verbondenheid in relation to = met betrekking tot to deviate from = afwijken van to be involved with = bevriend zijn met s elfsame = precies dezelfde faithful = betrouwbaar ratings = kijkcijfers presenter = presentator saturation point = verzadigingspunt adverse = negatief topic = onderwerp bound = grens staged = in scene gezet CCTV = camerabewaking to dub = nasynchroniseren box = kader sitcom = komische serie coverage = verslaggeving to broadcast = uitzenden channel = kanaal media = media call box = telefooncel to ring off = ophangen grapevine = wandelgangen whistle-blower = klokkenluider to disclose = vrijgeven to overhear = toevallig horen to keep track of = op orde houden rumour = gerucht malicious gossip = kwaadaardig geroddel current affairs = actualiteiten leaflet = folders adman = reclameman ballyhoo = bombarie trivial = onbelangrijk audience = publiek anchorman = presentator Crime prevention = misdaadpreventie Felony = misdaad Gang member = bendelid Petty crime = kleine misdaad Syndicate = organisatie Vault = kluis Lawful = wettig Suspicious = verdacht Tax dodger = belastingsontduiker Contraband = smokkelwaar Prosecutor = openbare aanklager To launder = witwassen Evidence = bewijzen Baton = wapenstok Juvenile = jeugd Offender = crimineel Legitimate = geldig Hooligans = relschoppers Ransom = losgeld Burglar = inbreker To extort = afpersen Homicide = moord Convict = veroordelen Trespasser = indringer Subpoena = dagvaarding Verdict = vonnis Count = onderdeel van aanklacht To indict = aanklagen Acquit = vrijspreken To frame = erin luizen Barrister = advocaat Boarding school = kostschool nominee = kandidaat Establishment = gevestigde orde Liberal = progressief Issue = geschilpunt Blacklist = op de zwarte lijst plaatsen Contempt = minachting Keep a low profile = zich gedeisd houden Oppressive= streng Stifle = onderdrukken Equal = gelijk Eloquent = welsprekend Authorities = overheden Bent = corrupt Rule out = uitsluiten Coexistence = naast elkaar bestaan Amendement = wetswijziging Ambitious= ambitious Speaker = voorzitter van het lagerhuis Elections = verkiezingen Prejudiced = bevooroordeeld Conspiracy = samenzwering Crusade = kruistocht Campaign = verkiezingscampagne Resign = ontslag nemen Policy = beleid Civil servant = ambtenaar House of commons = lagerhuis Ballot = stemming Poll = opiniepeiling Nominate = voordagen Constitution = grondwet Administration = regering In office = aan het bewind Electorate = kiezers Partisan = partijdig Pressure group = belangengroep Grassroots = gewone mensen Nepotism = vriendjespolitiek Moderate = gematigd Redneck = conservatieve idioot Bourgeois = bekrompen Henchman = handlanger Accountable = verantwoordelijk Ascendancy= overwicht Oppress = onderdrukken Franchise = stemrecht Lobby = druk uitoefenen spin doctor = mannetjesmaker cronyism = vriendjespolitiek chancellor of the exchequer = minister van financien jingoism = oorlogzuchtig stonewall = dwarsliggen startling = opzienbarend semiconductor = halfgeleider flagship = toonaangevend data = gegevens clerical = administratief plausible = aannemelijk flawed = onberispelijk hydrogen bomb = waterstofbom sceptism = twijfel gullible = goedgelovig equate = vergelijken syllabus = leerplan solar = zonne scholar = geleerde empirical = empirisch verify = controleren vilify = kwaadspreken over bigotry = fanatisme affect = beinvloeden pace = tempo advances = vooruitgang global = mondiaal verge = rand achieve = behalen test-tube = reageerbuis fallible = feilbaar interdependent = onderling afhankelijk target = rich richten op resistant = bestand tegen undaunted = onverschrokken tailor = afstemmen epochal = van historische betekenis asset = voordeel to skim = doorbladeren to scan = snel doorlezen avid = enthousiast to wade through = doorworstelen to read up on = kennis bijspijkeren well-read = belezen to dip into = doorbladeren to pore over = zich verdiepen in circulation = oplage tabloid = sensatiekrant illiteracy = analfabetisme legible = leesbaar to scrawl = krabbelen readable = lezenswaardig titbit = roddel twist = onwerwachte wending to find something heavy going = slecht opschieten tripe = rotzooi jargon = jargon reader = docent comics = stripverhalen style = stijl confusing = verwarrend intricate = ingewikkeld library = bibliotheek poetic licence = dichterlijke vrijheid metaphorical = figuurlijk simile = vergelijking long-winded = langdradig to deal with = behandelen subject matter = onderwerp in retrospect = achteraf gezien paper = essay literally = letterlijk preface = voorwoord intriguing = intrigerend section = paragraaf paragraph = alinea to bear upon = beïnvloeden frame of mind = stemming in high spirits = uitgelaten; opgewekt morale = moreel over the moon = dolgelukkig at the end of one's tether = uitgeput; op; uitgeteld to go ballistics = woedend worden aggravated = verzwarend; verergerend relief = opluchting uneasy = ongerust; angstig to reassure = geruststellen comfort = troost; bemoediging encouraging = bemoedigend dismal = triest; troosteloos confidence = vertrouwen; zelfvertrouwen auspicious = voorspoedig; gustig stuffy = bekrompen; kleingeestig to rest assured = er zeker van zijn; vertrouwen op despondent = zwartgallig; moedeloos; zwaar op de hand dismay = ontzetting; ontsteltenis; verbijstering dull = saai apprehensive = ongerust; bezorgd distressing = verontrustend; beangstigend gallant = dapper philistine = cultuurbarbaar strait-laced = bekrompen; puriteins; stijf ravishing = betoverend; prachtig common = gewoon; alledaags gingerly = behoedzaam; voorzichtig mannerism = maniertjes gooseflesh = kippenvel foolhardy = onbezonnen; roekeloos rash = overhaast; overijld; onbezonnen boorish = lomp; onbehouwen; hufterig gutted = kapot; stuk; zeer gedeprimeerd intrepid = onverschrokken; moedig concerned = bezorgd affectation = gemaaktheid; gekunsteldheid homely = eenvoudig; simpel; gezellig fastidious = kieskeurig; veeleisend; kritisch gaudy = opzichtig; protserig narrow-minded = bekrompen; geborneerd refined = verfijnd; elegant caste = afgesloten sociale klasse class distinction = klassenonderscheid underpriviliged = kansarm underclass = laagste klasse social climber = streber Christianity = Christendom churchgoers = kerkgangers Church of England = Anglicaanse kerk religious freedom = godsdienstvrijheid to worship = vereren piety=vroomheid virtue = deugdzaamheid;deugd dignitary=hoogwaardigheidsbekleders vestment=priestergewaden parish priest = parochiepriester;pastoor to celebrate = vieren devotion = toewijding penitent=boeteling confidence=vertrouwen charity = liefdadigheid prudent = voorzichtig yoke=juk tramp = zwerver crusade = kruistocht conviction = overtuiging infallible = onfeilbaar to judge = oordelen forgiveness = vergiffenis clergyman = geestelijke faith = geloof founder=stichter convert = bekeerling zealot=fanatiekeling misery = ellende to persecute=vervolgen observant=de wet nalevend biblical = bijbels bigot=fanatiekeling heretic = ketter to persecute = vervolgen superstition = bijgeloof denomination=kerkgemeenschap divine = goddelijk omniscient=alwetend to recite = reciteren vice = ondeugd pilgrimage = pelgrimstocht cult = sekte infidel = ongelovige devout = vroom robe=gewaad believer = gelovige vision = inzicht white-collar worker = ambtenaar bourgeois = bezittende klasse posh = bekakt elite = elite humble = eenvoudig egalitarian = gelijkheid titled = adelijke titel upper-class = van de hogere stand to be descended from = afstammen class-conscious = klassebewust to outclass = overtreffen classy = elegant bigheaded = arrogant Mr average = jan modaal welfare case = steuntrekker clodhopper = boerenkinkel to rise through the ranks = opklimmen trailer-park = woonwagenkamp traveller = woonwagenbewoner to ingratiate oneself = zich geliefd maken upbringing = opvoeding mogul = hoge piet upstart = omhooggevallen figuur snobbery = snobisme wirepuller = iemand die achter de schermen opereert smugness = bekrompenheid equality = gelijkheid stain = schandevlek to taint = aantasten landed gentry = grootgrondbezitters ancestral = voorvaderlijk divisive = tot verdeeldheid leidend to inherit = erven establishment = gevestigde orde man of means = bemiddeld man topdog = de overhand hebben to hobnob with - babbelen met unscrupulous = gewetenloos improper = ongepast; onbehoorlijk coarse = lomp; ruw; onbehouwen repugnant = walgelijk; weerzinwekkend stamina = uithoudingsvermogen; kracht impetuous = onstuimig; impulsief offensive = kwetsend; aanstootgevend to appeal to = aanspreken to scrutinise = kritisch onderzoeken parochial = bekrompen appalling = erg slecht brain drain = uittoch van intellect innovative = vernieuwend pharmaceauticala = medicijnen gm crops = genetisch gemanipuleerde gewassen to dehumanize = ontmenselijken authoritative = gezaghebbend degenerative = degeneratief Childhood = kinderjaren Principal = rector Adult, volwassen To take one’s degree = afstuderen Independence = onafhankelijkheid Ignorance = onwetendheid Parental = ouderlijk Nursery school = peuterschool Self-confidence = zelfvertrouwen To subject to = onderwerpen aan Common room = docentenkamer Undergraduate = student Adolescent = puberaal Minor = minderjarig In one’s teens = tiener Youthful = jeugdig Junior = jonger Siblings = broers en zussen Offspring = kinderloos Lass = jonge vrouw Kindergarten = kleuterschool Toddler = peuter Mature = volwassen Prime = bloeiperiode Infancy = kinderschoenen Callow = onervaren Childlike = kinderlijk Primary school = basisschool Secondary school = middelbare school Comprehensive school = scholengemeenschap trial = proces perjury = meineed forensic = sporen miscarriage of justice = rechterlijke dwaling prosecutor = openbare aanklager disclosure = onthulling to acquit = vrijspreken right of appeal = recht op hoger beroep to canvass = stemmen werven complaint = klacht alleged = vermeend conviction = veroordeling credible = geloofwaardig judicial = juridisch brief = advocaat unjust = onrechtvaardig reform = hervorming legislation = wetgeving incompetence = onbekwaamheid defect = tekortkoming statutory = wettelijk voorgeschreven to decriminalise = uit de criminale sfeer halen above board = wettig to pass judgment = een oordeel vellen penal code = wetboek van strafrecht loopholes = mazen to read for the Bar = rechten studeren to litigate = procederen to indict = aanklagen trumped up = verzonnen to denounce = aan de kaak stellen to condone = door de vingers zien to do penance = boeten community service = dienstverlening capital punishment = doodstraf bribes = steekpenningen venal = corrupt to tamper with = knoeien met on the take = corrupt zijn to frame = erin luizen legal proceedings = proces testimony = getuigenis xenophobia = vreemdelingenhaat ethnic = etnisch core = kern venue = ontmoetingsplaats consensus = overeenstemming distinction = onderscheid commitment = betrokkenheid antisocial = asociaal diversity = verscheidenheid to socialize with = omgaan met overt = openlijk camaraderie = kameraadschap heritage = erfgoed to alienate = vervreemden to banter = gekscheren thick = dom notion = idee insidious = geniepig to aggravate = verergeren uninhabitable = onbewoonbaar to demolish = slopen to convert = verbouwen shantytown = sloppenwijk tenant = huurder unlettable = onverhuurbaar refurbish = opknappen to condemn = onbewoonbaar verklaren urban = stedelijk citizenship = burgerschap maintenance = onderhoud vacant = leegstaand multi-storey = met meerdere verdiepingen deprivation = ontbering lone = alleenstaand disability = handicap target = doelstelling vital = essentieel sensible = verstandig trafficker = drugshandelaar expenditure = uitgaven benefit = uitkering punitive = straf mainstream = hoofdstroom recreational = recreatief derelict = verlaten to label = bestempelen welfare = bijstand squalor = smerigheid plaintif = aanklager hung = onbeslist libel = smaad slander = laster Naive = naïef Heir = erfgenaam Stepdaughter = stiefdochter Illegitimate = onwettig Ancestors = voorouders Hereditary = erfelijk Deal = handel To plead guilty = schuld bekennen Biased = bevoordeeld Misdemeanor = misdrijf prime time = piekuren to tune in to = opzetten cliffhanger = spanningsmoment dress rehearsal = generale repetitie farce = klucht curtain call = applausronde limelight = middelpunt to mingle with = zich begeven single-parent family = eenoudergezin folks = gezin to run in the family = in de familie zitten domestic = huiselijk to associate with = omgaan met hamlet = gehucht back of beyond = verloren uithoek plant = fabriek residential area = woonwijk tenant = huurder; pachter council = raad; gemeenteraad agricultur = landbouw cotton belt = katoengebied squatter = krakers threshold = drempel parish = parochie countryside = platteland pastoral = landelijk rural = plattelands-, landelijk unrefined = lomp; onbeschaafd in the sticks = in de rimboe suburb = voorstad dilapitdated = bouwvallig boardinghouse = pension; kosthuis inhabitant = inwoner slums = achterbuurten rustic = landelijk; rustiek urban = stads-, stedelijk; in de stad municipal = gemeente-, gemeentelijk mansion = herenhuis to reside = wonen skid-row = achterbuurt to condemn a house = onbewoonbaar verklaren joint = tent downtown = centrum; zakencentrum out of place = niet op zijn gemak lounge = woonkamer green = brink; grasveld (in dorp) dwelling = woning ramshackle = gammel; krakkemikkig; vervallen hometown = geboortestad tenement house = huurkazerne; huurflat settlement = nederzetting; gehucht precinct = gebied; terrain; centrum metropolis = wereldstad civic = bestuur hangout = stamkroeg
Ingezonden op 08-11-2011 - 1460x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!