Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Duits examenwoordenschat, deel D2

4 examenwoordenschat D2

Jaar 6 (Atheneum)

Absatzes = alinea
Absicht = bedoeling
angesprochen = aansnijden, behandelen
Anlass = aanleiding
ausgesagt = zeggen, onder woorden brengen
Aussage(n) = uitspra(a)k(en)
äussert = uiten
beabsichtigt = bedoelen
begründet = motiveren
behauptet = beweren
betont = benadrukken
bezeichnet = aanduiden
bezieht sich= slaan, betrekking hebben
Bezug = met betrekking tot
bezweckt = bedoelen
dargestellt = beschrijven, weergeven
einfügen = invoegen
empfindet = (ge)voelen
enthalten = bevatten
entspricht = overeenkomen met
ersetzen = vervangen
erwähnten = noemen, vermelden
steht gedanklich auf einer Linie = inhoudelijk overeenkomen
Gegensatzpaar = set van tegenstellingen
gegenüber = tegenover
Grund = reden
herausgestellt = blijken
geht hervor = blijken
hervorehoben = benadrukkn
Hinsicht = opzicht
Lücke = gat
Meinung vertritt = mening, standpunt innemen
nach = volgens
schliessen = concluderen
Schlussfolerung = conclusie
spricht = blijken
steht zu = tegenover iets staan
Stelle = plek
Tatsache = feit
textgemäss = overeenkomstig de tekst
Verfasser = schrijver
verhalten sich = verhouden zich
Verhältnis = verhouding
Zeile = regel
zeigt = (aan)tonen
trifft auf zu = overeenkomen met
Bedingung = voorwaarde
Begründung = motivering
Beispiel = voorbeeld
Bestätigung = bevestiging
Einräumung = toegeving, gedeeltelijke inwilliging
Einschränkung = beperking
Ergänzung = toevoeging
Erklärung = verklaring
Erläuterung = toelichting
Gegensatz = tegenstelling
Relativierung = relativering
Schlussfolgerung = conclusie
Steigerung = vergroting, versterking
Verallgemeinerung = generalisatie
Voraussetzung = voorwaarde
Widerlegung = weerlegging
Widerspruch = tegenspraak
Weiterführung = vervolg
Zusammenfüssung = samenvatting
Ablehnung = afwijzing
Begeisterung = enthousiasme
Bewunderung = bewondering
Eifersucht = jaloezie
Empörung = verontwaardiging
Entsetzen = ontzetting
Enttäuschung = teleurstelling
Erstaunen = verbazing
Gleichgültigkeit = onverschilligheid
Schadenfreude = leedvermaak
Unterhaltung = amusement
Verständnis = begrip

Ingezonden op 25-11-2011 - 1538x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Duits examenwoordenschat, deel D2

4 examenwoordenschat D2