Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Diversen Grieks, deel 2

1 Alle woorden van periode 1 & 2 + eerste 4 bladzijden van de woorden van klas 2, volgens gym a'doorn

Jaar 3 (Gymnasium)

~~les 1
mallon (è) = bijwoord: meer, liever, eerder (dan)
aideomai = zich schamen, ontzag hebben voor, respecteren
thaptoo = begraven
dokeoo = + dat.: (toe)schijnen, + a.c.i.: menen
ho dolos = list
aphikneomai = aankomen
neos = nieuw, jong
barbaros = niet-Grieks, vreemd, buitenlands
hote, hète, tode = deze, dit
sphodra = bijwoord: hevig, erg, zeer
athlios = ongelukkig
poos? = hoe {? is een puntkomma in het Grieks}
dakruoo = huilen
anti = vz. + gen.: in plaats van, in ruil voor
mega = bijwoord: zeer, erg
airoo = optillen, oppakken
aisthanomai = (be)merken, waarnemen
deuro = hierheen
dèlos = duidelijk
apo = vz. + gen.: vanaf
prattoo = handelen, doen
ho arguros = zilver
mèketi = bij gebiedende wijs: niet meer
harpadzoo = roven, grijpen
homologeoo = + dat.: het eens zijn met
blaptoo = benadelen, schaden
epithumeoo = + gen.: verlangen naar
hè technè = kunst, vak, vaardigheid
hama = (+ dat.): tegelijk (met)
husteron = bijwoord: later
lampros = schitterend
phronimos = verstandig
hriptoo = werpen
haireoo = (in)nemen, gevangen nemen
ho thumos = hart, moed, verlangen, woede
kleptoo = stelen
ho kratèr, kratèros = mengvat
hè trapedza = tafel
entautha = daar(heen)
pro = + gen.: voor
ekeinos = die, dat, hij
kaluptoo = bedekken
ho cheimoon, cheimoonos = winter, storm
palai = bijwoord: lang geleden, vroeger, allang
ho ouranos = hemel
èdè = reeds, al, nu, eindelijk
ka(i)oo = in brand steken
ho ploutos = rijkdom
thermos = warm
polemios = vijandig
egeiroo = wekken, wakker maken
egeiromai = wakker worden
ho lithos = steen
houtos, hautè, touto = deze, die, dit, dat, hij, zij, het
ou monon ... alla kai = niet alleen ... maar ook
hepomai = + dat.: volgen
hoosper = zoals
hè kephalè = hoofd
palin = bijwoord: weer, terug, daarentegen
ho taphos = graf
... te = ... en

~~les 2
ho pontos = zee
hè naus, neoos (Hom.: nèos) = schip
melas, melaina, melan, melanos = zwart, donker
ho muthos = woord
dè = dus, dan
paschoo = lijden, te verduren hebben, ondergaan, ervaren
aor. paschoo = epathon
age = bij imp.: kom aan, vooruit
hupsèlos = hoog
esthlos = goed, edel
daimoon, daimonos = godheid, god
ho/hè bous, boos = rund, stier, os, koe
dechomai = ontvangen
heteros = ander
pote = eens, ooit
huper = vz. + gen.: boven, ter verdediging van, ten behoeve van
horaoo = zien
aor. horaoo = eidon
to epos, epous = woord
tinomai = doen boeten, straffen
tinoo = boeten, betalen
theaomai = bekijken
tiktoo = baren, voortbrengen
aor. tiktoo = etekon
oiomai = menen, denken, vermoeden
mimnèiskomai = + gen.: zich ... herinneren
lupeoo = kwellen, verdriet doen
euthus = bijwoord: onmiddellijk
tis, ti, tinos = iemand, iets, een zeker(e), m.v.: sommige(n)
to prosoopon = gezicht
malista = bijwoord: het meest, vooral
heks = zes
eggus = + gen.: dichtbij
dèlo(/)oo = duidelijk maken {delta, èta, labda, omikron, omega}
mesos = middelste, in het midden
dunatos = in staat, mogelijk
adunatos = niet in staat, onmogelijk
poreuomai = reizen, gaan
orgidzomai = + dat.: boos zijn/worden op
punthanomai = vernemen, vragen naar
aor. punthanomai = eputhomèn
haptomai = + gen.: aanraken, vastpakken
to stoma, stomatos = mond, bek
peiraomai = proberen
allèloon, -ois, -ous = elkaar
oudeis, oudemia, ouden, oudenos = niemand, niets, geen
bouleuomai = beraadslagen, overwegen, (aor.) besluiten
bouleuoo = beraadslagen, overwegen, (aor.) besluiten
hote = voegwoord: toen, wanneer
~~KLAS 2~~
~~Blz. 1
luoo = losmaken
bainoo = gaan
echoo = hebben
thaumadzoo = bewonderen, zich verwonderen over
pempoo = zenden, sturen
pheroo = dragen, brengen
parechoo = geven, bieden, verschaffen
akouoo = + acc.: (iets) horen, + gen.: (iemand) horen, luisteren naar (iemand)
legoo = zeggen
etheloo = willen
ho anthroopos = man, mens
ho theos = god
ho doulos = slaaf
ho hippos = paard
hè doulè = slavin
hè phoonè = stem
hè oikia = huis
hè choora = land, streek
to dooron = geschenk, cadeau
to hieron = tempel, heiligdom
to teknon = kind
egoo = ik
su = jij, u
hèmeis = wij
humeis = jullie
eis = vz. + acc.: naar, ... in
pote? = wanneer {? is een puntkomma in het Grieks}
ou, ouk, ouch = niet
mè = niet (bij imperativus)
kai = en, ook, zelfs
agoo = leiden, brengen
heuriskoo = vinden
therapeuoo = verzorgen
pisteuoo = + dat.: geloven, vertrouwen
leipoo = verlaten, achterlaten
apokteinoo = doden
~~Bladzijde 2
pheugoo = vluchten
keleuoo = bevelen, opdragen, (dringend) vragen
chairoo = + dat.: zich verheugen over, blij zijn met
eimi = zijn
ho ksenos = vreemdeling, gast
ho huios = zoon
ho despotès = meester, heerser
hè parthenos = meisje
hè nèsos = eiland
to ergon = werk, daad
mikros = klein
agathos = goed
kalos = mooi
philos = geliefd
deinos = verschrikkelijk
kakos = slecht
monos = alleen
en = vz. + dat.: in, op, bij
meta = vz. + gen.: (samen) met
.. gar = want
pollakis = vaak, dikwijls
aei = altijd
alla, all' = maar
de, d' = en, maar, niet vertalen
sooidzoo = redden
to tokson = boog
to thèrion = (wild) dier
makros = lang
to dendron = boom
hè adelphè = zus(ter)
ho adelphos = broer
hè thea = godin
ho phobos = angst, vrees
hè eirènè = vrede
pou? = waar? {vraagteken in het Grieks is eigenlijk een puntkomma}
hè boulè = plan, besluit, raad
ho echtros = vijand
balloo = werpen, gooien, treffen
lambanoo = nemen, krijgen, gevangen nemen
~~Bladzijde 3
ho bios = leven
gumnos = naakt
hè nikè = overwinning
ek, eks = vz. + gen.: uit, van
piptoo = vallen
ho kindunos = gevaar
ho agros = akker
allos = ander(e)
... men ..., ... de = (weliswaar) ..., maar ...
diookoo = (achter)volgen
hè machè = strijd, gevecht
ouketi = niet meer
apothnèiskoo = sterven
trephoo = (op)voeden
hoti = dat, omdat
nun = nu (bijwoord)
chalepos = moeilijk
ho onos = ezel
houtoo(s) = zo (bijwoord)
peithoo = overreden, overtuigen
mala = zeer, erg (bijwoord)
aneu = vz. + gen.: zonder
hè hèmera = dag
agrios = wild, woest
tuptoo = slaan
hè hodos = weg
hè eleutheria = vrijheid
sun = vz. + dat.: (samen) met
epeita = dan, vervolgens (bijwoord)
ho geoorgos = boer
epi = vz. + dat.: op, bij
palaios = oud
boètheoo = + dat.: helpen
touto = dit
ho patèr = vader
poieoo = maken, doen
hoios te eimi = ik ben in staat, ik kan
hraidios = gemakkelijk
hraidioos = gemakkelijk (bijwoord)
~~Bladzijde 4
polus, pollè, polu = veel
megas, megalè, mega = groot
autika = meteen
phileoo = liefhebben, houden van
miseoo = haten
apobainoo = weggaan
pros = vz. + acc.: naar, tot, tegen
ho philos = vriend
hè lupè = verdriet
aggelloo = melden, berichten
elpidzoo = hopen, verwachten
hè theos = godin
kruptoo = verbergen
ho nautès = zeeman, matroos
to ploion = schip
esthioo = eten
pinoo = drinken
ho sitos = graan, brood, voedsel
ho oinos = wijn
ho thanatos = dood
pleoo = varen

Ingezonden op 19-12-2011 - 1269x bekeken.
Waardering 6 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

That's it. Eigenlijk is het veel te veel, maar ja. Dit is alle toetsstof.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Diversen Grieks, deel 2

1 Alle woorden van periode 1 & 2 + eerste 4 bladzijden van de woorden van klas 2, volgens gym a'doorn