Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
futé_test100
› 48 herh 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
futé_test100
48 herh 4
Jaar 1 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
une personne = een persoon avoir mal à = pijn hebben aan une place = een plaats mettre = plaatsen un plan = een plan la campagne = het platteland une place = een plein tout à coup = plotseling une montre = een polshorloge une poupée = een pop un facteur = en postbode une poste = een postkantoor un timbre = een postzegel un crayon = een potlood parler à = praten met/tegen une carte postale = een prentbriefkaart un président = een president un prix, des prix = een prijs un problème = een probleem un professeur = een professor félicitations = proficiat une fenêtre = een raam une radio = een radio la réception = de receptie tout droit = rechtdoor droit, droite = rechter droit, droite = rechts à droite = naar rechts déjà = reeds pleuvoir = regenen il pleut = het regent un parapluie = een regenscherm un voyage = een reis une addition = een rekening un restaurant = een restaurant un revolver = een revolver une direction = een richting rouler = rijden riche, riche = rijk sonner = rinkelen crier; appeler = roepen une jupe = een rok fumer = roken rond, ronde = rond autour de la table = rond de tafel rouge, rouge = rood un dos, des dos = een rug tranquille, tranquille = rustig un salon = een salon ensemble = samen sembler = schijnen un soulier = een schoen une école = een school à l'école = op school un tableau, des tableaux = een schoolbord propre, propre = schoon un cahier = een schrift écrire = schrijven une faute = een schuld une seconde = een seconde depuis = sedert septembre = september une orange = een sinaasappel depuis = sinds frapper = slaan une chambre à coucher = een slaapkamer un coup = een slag un boucher = een slager dormir = slapen mauvais, mauvaise = slecht seulement = slechts une clé = een sleutel fermer = sluiten bon appétit = smakelijk la neige = de sneeuw neiger = sneeuwen rapide, rapide = snel couper = snijden le potage = de soep l'Espagne = Spanje une cour = een speelplaats dans la cour = op de speelplaats un jeu, des jeux = een spel jouer = spelen un sport = een sport parler à = spreken met/tegen sauter = springen une ville = een stad marcher = stappen une gare = een station une voix, des voix = een stem fort, forte = sterk une chaise = een stoel une baguette = een stokbrood arrêter = stoppen une douche = een stortbad méchant, méchante = stout une rue = een straat dans la rue = op straat casser = stukslaan envoyer (à) = sturen (naar) le sucre = de suiker sympathique, sympathique = sympathiek un T-shirt = een T-shirt une langue = een taal un gâteau, des gâteaux = een taart quatre-vingts = tachtig quatre-vingtième = tachtigste une table = een tafel assez = tamelijk une tante = een tante un sac = een tas trop = te veel trop = te trop de bruit = te veel lawaai contre le mur = tegen de muur arrêter = tegenhouden en face de = tegenover dessiner = tekenen téléphoner à = telefoneren naar un téléphone = een telefoontoestel la télévision; la télé = een televisie compter = tellen rendre à = teruggeven aan rentrer = terugkeren (naar huis) content, contente = tevreden dix = tien dixième = tiende le temps = de tijd pendant = tijdens une entrée = een toegang une appareil = een toestel les toilettes = het toilet un péage = tolgeld (snelweg) un péage = een tolkantoor une tomate = een tomaat montrer à = tonen aan jusq'à = tot lent, lente = traag lentement = traag (bijwoord) un tram = een tram en tram = met de tram un escalier = een trap un train = een trein en train = met de trein tirer = trekken un pull = een trui un jardin = een tuin entre = tussen douze = twaalf douzième = twaalfde deux = twee deuxième = tweede vingt-deux = tweeëntwintig vingt = twintig vingtième = twintigste vous = u pour vous = voor u enfin = uiteindelijk une sortie = een uitgang descendre de = uitstappen un refuge = pechstrook une heure = een uur votre = uw (enk.) vos = uw (mv.) souvent = vaak adieu = vaarwel un père = een vader des vacances = vakantie une valise = een valies tomber = vallen un parachute = een valscherm de = van du, de la = van de/het/de aujourd'hui = vandaag tenir = vasthouden beaucoup = veel beaucoup de = veel (van iets) quatorze = veertien quatorzième = veertiende quarante = veertig quarantième = veertigste un champ = een veld loin de = ver van défense de = verboden continuer = verdergaan continuer = verderzetten un étage = een verdieping au premier étage = op de eerste verdieping oublier = vergeten une histoire = een verhaal un anniversaire = een verjaardag vendre à = verkopen aan quitter = verlaten perdre = verliezen fatigué, fatiguée = vermoeid frais, fraîche = vers plusieurs, plusieurs = verscheidene comprendre = verstaan raconter à = vertellen aan un départ = een vertrek
Ingezonden op 25-12-2011 - 1387x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!