Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
futé_test100
› 49 herh 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
futé_test100
49 herh 5
Jaar 1 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
partir = vertrekken partir pour = vertrekken naar puis = vervolgens attendre = verwachten envoyer à = verzenden naar une veste = een vest par = via une vidéo = een videospeler une vidéo = een videoband quatre = vier quatrième = vierde vingt-quatre = vierentwintig cinq = vijf cinquième = vijfde quinze = vijftien quinzième = vijftiende cinquante = vijftig cinquantième = vijftigste trouver = vinden un poisson = een vis près de = vlakbij la viande = het vlees un avion = een vliegtuig en avion = met het vliegtuig rapide, rapide = vlug (bijvoeglijk) vite = vlug (bijwoord) nourrir = voederen (dieren) sentir = voelen un pied = een voet à pied = te voet le football = het voetbal plein, pleine = vol suivre = volgen un peuple = een vol du monde = volk (mensen) pour = voor (iemand) devant = voor (plaats) avant = voor (tijd) surtout = vooral une exemple = een voorbeeld préparer = voorbereiden passer = voorbijgaan passer = voorbijkomen présenter à = voorstellen attention! = voorzichtig! dernier, dernière = vorig une fourchette = een vork une question = een vraag un camion = een vrachtwagen en camion = met de vrachtwagen demander à = vragen aan terrible, terrible = vreselijk un ami = een vriend gentil, gentille = vriendelijk une amie = een vriendin libre, libre = vrij vendredi = vrijdag tôt = vroeg une femme = een vrouw un fruit = een vrucht sale, sale = vuil un feu, des feux = een vuur vrai, vraie = waar ou? = waar? ou? = waarheen? pourquoi? = waarom? attendre = wachten op une voiture = een wagen en voiture = met de wagen une promenade = een wandeling quand? = wanneer? chaud, chaude = warm avoir chaud = het warm hebben laver = wassen se laver = zich wassen quoi? = wat? qu'est-ce que (c'est) = wat (is) l'eau = het water les toilettes = de wc un WC = een wc(thuis) nous = we une course = een wedren une semaine = een week un chemin = een weg à cause de = wegens partir = weggaan jeter = weggooien jeter = wegwerpen peu = weinig peu de problèmes = weing problemen bientôt = weldra quel?, quelle? = welk? alors = welnu un travail, des travaux = een werk travailler = werken jeter = werpen savoir = weten qui? = wie? nous = wij le vin = de wijn vouloir = willen je voudrais = ik zou willen le vent = de wind un magasin = een winkel gagner = winnen blanc, blanche = wit mercredi = woensdag habiter = wonen un mot = een woord un hiver = een winter une chose = een zaak une salle = een zaal samedi = zaterdag elle = zij ils, elles = zij (mv.) je les vois = ik zie ze je la vois = ik zie ze (haar) une mer = een zee le savon = de zeep très = zeer dire = zeggen bien sûr = zeker même, même = zelfde même = zelfs six = zes sixième = zesde seize = zestien seizième = zestiende soixante = zestig soixantième = zestigste un fautueil = een zetel mettre = zetten sept = zeven septième = zevende dix-sept = zeventien dix-septième = zeventiende septante; soixante-dix = zeventig septantième = zeventigste malade, malade = ziek un malade = een zieke un hôpital, des hôpitaux = een ziekenhuis voir = zien au revoir = tot ziens elle, ils, elles = zij être = zijn sa = zijn (+vr.enk.) son = zijn (+m.enk.) ses = zijn (+mv.) chanter = zingen un banc = een zitbank une banque = een bank (geld) s'asseyer = zitten ainsi = zo si gentil = zo lief chercher = zoeken un été = een zomer le soleil = de zon dimanche = zondag sans = zonder un fils, des fils = een zoon le sel = het zout tant de = zoveel une soeur = een zus lourd, lourde = zwaar faible, faible = zwak noir, noire = zwart nager = zwemmen un boulanger = een bakker un boucher; un charcutier = een slager une boulangerie = een bakkerij une boucherie; une charcuterie = een slagerij un épicier = een kruidenier une épicerie = een kruidenierszaak des bagages = bagage un chemin = een weg un sac = een tas,zak une valise = een (reis)koffer écrire = schrijven montrer = tonen oublier = vergeten parler = spreken trouver = vinden prêt,prête = klaar alors = wel(nu) partout = overal quand = wanneer si = indien,als entre = tussen de = te un cadeau = een geschenk des cadeaux = geschenken merci = dank je; dank u de rien = geen dank; graag gedaan un anniversaire = een verjaardag bon anniversaire = gelukkige verjaardag mon anniversaire = mijn verjaardag ton anniversaire = jouw verjaardag Commencez! = Begin! Ecoutez! = Luister! Ecrivez! = Schrijf!
Ingezonden op 25-12-2011 - 1307x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!