Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
lijsten van Lindaaa
› 13012012 Tekenen: begrippen pw jan.
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
lijsten van Lindaaa
13012012 Tekenen: begrippen pw jan.
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
HOOFDSTUK: ARCHITECTUUR constructie = manier waarop de verschillende onderdelen van een werkstuk met elkaar zijn verbonden architect = iemand die een gebouw ontwerpt functie = gebruiksdoel maquette = klein model van een gebouw of beeldhouwwerk skelet = geraamte van een bouwwerk dat dient als steun voor de overig toe te voegen bouwelementen dynamische architectuur = architectuur die een beweeglijke indruk maakt symbool = voorwerp of dier of plant met een bepaalde betekenis pijler = dragend onderdeel van een bouwwerk bijvoorbeeld een zuil (bouw)volume = de ruimtelijke vorm van delen van een gebouw, inhoud, grootte van een gebouw Gotische bouwstijl = bouwstijl uit de late middeleeuwen die zich kenmerkt door nadruk op verticale richtingen en het toepassen van spitsbogen Osmaanse bouwstijl = stijl in de Turks-islamitische bouwkunst uit de 16e en 17e eeuw die zich kenmerkt door het toepassen van eenvoudige bouwvolumes zoals kubussen balken en cilinders hightech architectuur = bouwstijl waarbij de nadruk is gelegd op de technische kenmerken van de constructie ARCHITECTUURGESCHIEDENIS-STENCILS Neoclassicisme = bouwstijl die zich kenmerkt door het gebruik van klassieke (Griekse en Romeinse) bouwvormen Ingenieursstijl = bouwstijl uit de 19e eeuw vooral toegepast door bouwkundige ingenieurs die bij de vormgeving optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van de nieuwe materialen zoals gietijzer en staal Jugendstil of Art Nouveau = bouwstijl van rond 1900 waarbij men organische vormelementen gebruikt die gebaseerd zijn op plant- en diervormen Art Deco = bouwstijl van het begin van de 20e eeuw waarbij men gebruik maakt van geometrische vormelementen Functionalisme = bouwstijl waarbij alle elementen een functie hebben en versiering of decoratie volledig ontbreekt Modernisme = bouwstijl die vernieuwend is maar verschillende betekenissen kan hebben uiteenlopend van bouwstijlen met veel decoratieve elementen zoals het werk van Gaudi in Barcelona tot functionele bouwkunst zoals het 'Bauhaus' in Duitsland en 'De Stijl' in Nederland Postmodernisme = bouwstijl vanaf de 80tiger jaren van de 20e eeuw waarbij stijlen en vormen uit het klassieke verleden vooral als versiering worden toegepast dmv allerlei kleuren versieringen en gevarieerd materiaalgebruik krijgen de gebouwen een persoonlijk karakter het postmodernisme is een reactie op het modernisme Deconstructivisme = bouwstijl vanaf de negentiger jaren van de vorige eeuw die zich kenmerkt door onlogische en gedurfde constructies waarbij een allegaartje van materialen wordt toegepast HOOFDTUK: RUIMTE tweedimensionaal (2D) = met twee maten breedte en lengte (plat vlak) driedimensionaal (3D) = met drie maten breedte hoogte en diepte (ruimtelijk) ruimtesuggestie of uitbeelding = uitbeelding van ruimte op een plat vlak waar te nemen door toepassing van verschillende beeldende middelen overlapping = ruimtewerking waarbij vormen gedeeltelijk voor een andere vorm komen te staan verkleining = vorm van ruimtesuggestie waarbij vormen kleuren en texturen die verder weg zijn kleiner worden afgebeeld verkorting = vorm van ruimte-uitbeelding waarbij een voorwerp of lichaamsdeel uit de diepte naar voren steekt atmosferisch perspectief = vorm van ruimtesuggestie waarbij vormen die verder weg zijn vager worden afgebeeld kleurperspectief = vorm van ruimtesuggestie waarbij vormen die verder weg zijn kouder minder verzadigd of lichter van kleur zijn kwaliteitscontrast = vorm van kleurtegenstelling tussen verzadigde (zuivere) kleuren en minder verzadigde kleuren lijnperspectief = een wiskundige manier om ruimtesuggestie weer te geven met horizon verdwijnpunten en wijkende lijnen planperspectief = ruimtesuggestie waarbij een afbeelding is onderverdeeld in een voorgrond een middendeel en een achtergrond plasticiteit = de ruimtesuggestie van een voorwerp door licht- en schaduwwerking vogelvluchtperspectief = ruimte die wordt voorgesteld vanuit een zeer hoog standpunt met een hoge plaatsing van de horizon kikvorsperspectief = ruimte die wordt voorgesteld vanuit een zeer laag standpunt met een lage plaatsing van de horizon kader = de begrenzing van het beeldvlak waarbinnen getekend of geschilderd is afsnijding = ruimtesuggestie waarbij vormen gedeeltelijk worden afgesneden door het kader repoussoir = ruimtesuggestie waarbij een grote meestal donkere vorm op de voorgrond wordt geplaatst waardoor de diepte wordt versterkt
Ingezonden op 13-01-2012 - 2392x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
15-01-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
dit is de begrippenlijst van januari 2012 voor het SGB (het kan ook zijn dat volgend jaar dezelfde lijst gebruikt wordt maar dat weet ik niet, dat moet je zelf even bekijken :P)
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!