Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
lijsten van Lindaaa
› 8910 Engels: woorden unit 8+9+10 SGB-eigen methode
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
lijsten van Lindaaa
8910 Engels: woorden unit 8+9+10 SGB-eigen methode
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
accommodation = onderdak; verblijfplaats act your age = handelen naar je leeftijd adventurous = avontuurlijk alarm clock = wekker ambulance driver = ziekenwagenbestuurder antibiotics = antibiotica appointment = afspraak argue = discussiëren; kibbelen arrangement = afspraak artist = artiest available = beschikbaar be sick = overgeven; braken bill = rekening bookcase = boekenkast boss = baas; werkgever chilly = fris; koud cigarette lighter = sigarettenaansteker company = bedrijf; onderneming cruel = wreed decorator = algemene benaming voor iemand die een huis afwerkt, zoals een behanger een schilder een stukadoor dentist = tandarts detective = rechercheur; detective diarrhoea = diarree document = document dramatically = dramatisch drop out of = vroegtijdig verlaten {school} drugs = drugs earring = oorring earthquake = aardbeving examine = onderzoeken exploit = uitbuiten farmer = boer; landbouwer firefighter = brandweerman food poisoning = voedselvergiftiging give up = opgeven glands = klieren go on a diet = op dieet gaan hairdryer = haardroger have a word with (sb) = met (iemand) spreken health = gezondheid horse-race = paardenren(nen) housewife = huisvrouw in public = in het openbaar infection = ontsteking invention = uitvinding invisible = onzichtbaar keep fit = fit blijven kill = doden lawyer = advocaat liquid = vloeistof local = lokaal; plaatselijk mechanic = monteur miner = mijnwerker overweight = te zwaar plumber = loodgieter poetry = poëzie prescribe = voorschrijven prescription = recept; voorschrift prison = gevangenis qualifications = diploma's; kwalificaties raincoat = regenjas receptionist = receptionist(e) recommend = aanbevelen regular hours = regelmatige / vaste uren rude = onbeleefd; ongemanierd runny nose = loopneus rush hour = spitsuur satisfied = tevreden scary = eng shop asistant = winkelbediende signpost = wegwijzer silly = onverstandig; dom slave = slaaf sneeze = niezen soldier = soldaat sore throat = keelpijn speciality = specialiteit stomach ache = maagpijn support = steun surgery = spreekkamer swallow = slikken swollen = gezwollen sympathy = sympathie symptom = symptoom tape recorder = bandrecorder timetable = dienstregeling tin opener = blikopener tough = hard; zonder medelijden traffic lights = verkeerslichten twisted = verstuikt uniform = uniform unsocial = ongewoon; ongebruikelijk vet = dierenarts visa = visum air-conditioned = voorzien van air-conditioning airline = luchtvaartmaatschappij airport = luchthaven answer phone = antwoordapparaat basement = kelder behaviour = gedrag bite = bijten boundary = grens building site = bouwterrein capitalism = kapitalisme century = eeuw communist = communist {noun} communist = communistisch {adjective} commute = pendelen concrete = beton conference centre = conferentie-oord corner of the world = uithoek van de wereld cousin = neef; nicht {van je oom / tante} crew = bemanning developer = projectontwikkelaar disappear = verdwijnen DNA = DNA do me a favour = doe me een plezier double room = tweepersoonskamer dramatic = enorm energy = energie; kracht environment = milieu; omgeving exist = bestaan fight a war = vechten in een oorlog flight = vlucht forest = woud fundamentally = in principe gap year = een jaar tussen de school en de universiteit waarin studenten reizen of geld verdienen get ill = ziek worden get on well with (sb) = opschieten met (iemand) glorious = heerlijk ground floor = benedenverdieping health care = gezondheidszorg heart = hart highway = snelweg hurt yourself = zich pijn doen incredible = ongelooflijk keep in touch = contact houden kidney = nier leader = leider liver = lever locked = op slot lung = long main road = hoofdstraat / -weg make a complaint = een klacht indienen make a reservation = reserveren; boeken make sure = niet vergeten make up your mind = beslissen medicine = geneesmiddel; medicijn megalopolis = megalopolis mess = rommel microchip = microchip north = noorden ocean = oceaan; wereldzee office block = kantoorgebouw optimistic = optimistisch pass exams = slagen voor examens pessimism = pessimisme pick (sb) up = (iemand) oppikken pillow = (hoofd)kussen; kussen pilot = piloot plant = plant poster = affiche; poster power = kracht race = volk; ras {of people} reaction = reactie religion = religie; godsdienst remarkable = opmerkelijk resources = bronnen; voorraden revolutionize = radikaal veranderen room service = kamerbediening safari = safari salary = salaris; loon save = sparen {money / geld} scuba dive = diepzeeduiken shocking = vreselijk; schokkend significant = belangrijk; aanzienlijk single room = eenpersoonskamer skyscraper = wolkenkrabber snow storm = sneewstorm spare part = onderdeel speed = snelheid spread = zich uitspreiden state = staat; rijk statistics = statistiek(en) stupidity = domheid tablets = pillen take care = oppassen to our advantage = in ons voordeel top floor = bovenste verdieping towards = naar traditional = traditioneel trip = reisje ugly = lelijk vision = zienswijze; visie volcano = vulkaan wake-up call = wekdienst; een dienst in een hotel water = water geven; begieten {verb} wealth = rijkdom ache = pijn doen adventure = avontuur alive = levend amazing = verbazingwekkend armed police = gewapende politie at peace = vredig balaclava = bivakmuts beans = bonen beg = bedelen; smeken berries = bessen blindfold = blinddoek brave = dapper; moedig burn = branden; verbranden bush = struik(gewas); struik cake = cake; taart can't stand (sth) = niet uit kunnen staan; haten cartoon = tekenfilmpje circumstances = omstandigheden confess = (op)biechten comedy = komedie comfortable = makkelijk concentrate = zich concentreren confession = bekentenis contact = contact opnemen met contain = bevatten covered in sweat = druipend van het zweet crawl = kruipen crazy = gek dark = donker diary = dagboek duck = eend efficiently = efficiënt emergency services = hulpdiensten ending = einde exhausted = uitgeput fail an exam = zakken fall down = instorten film star = filmster fizzy drink = frisdrank met prik footpath = (wandel)pad for a while = een tijdje; een poos forgive = vergeven freedom = vrijheid frightened = erg bang get rid of (sth) = (iets) wegdoen go climbing = klimmen go on hands and knees = op handen en knieën kruipen God bless all = God zegene iedereen graduate = afstuderen ground = grond haircut = knipbeurt hairdresser = kapper handrail = leuning hear from (sb) = horen van (iemand) helicopter = helikopter high = hoog hitchhike = liften hobby = hobby hole = gat horror film = griezelfilm hunter = jager instructor = instructeur invent = uitvinden investigate = onderzoeken joke = grap; mop kidnap = ontvoeren let (sb) go = (iemand) vrijlaten library = bibliotheek lose consciousness = het bewustzijn verliezen lose weight = vermageren manage to do (sth) = slagen in (iets) manual = handleiding meat = vlees moose = eland narrow = smal nature = natuur petrol station = benzinestation plan = plannen {verb} poisonous = giftig posh = chic possessions = bezittingen recipe = recept report = rapport {from school} roller coaster = achtbaan; roetsjbaan row = ruzie {argument} scared = bang scream = roepen; schreeuwen seed = zaad {of a plant} shake = beven shelter = schuilplaats simple life = eenvoudig leven sleeping bag = slaapzak spider = spin spy novel = spionageroman squirrel = eekhoorn starve = verhongeren steep = steil stove = kachel; fornuis strength = kracht stuck in a lift = vastzitten in een lift survive = overleven take (sb) to court = (iemand) voor de rechter slepen terrified = doodsbang; benauwd terrorist = terrorist thin = smal; dun thrill = sensatie; opwinding tie (sb) up = (iemand) vastbinden total = totaal trapped = vastzitten; klem zitten view = uitzicht village = dorp waste = verspillen weak = zwak; krachteloos wild = wild {nature} wild mushrooms = wilde paddestoelen witness = getuige woods = bossen
Ingezonden op 14-01-2012 - 2126x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
dit is voor de eigen methode van het SGB
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!