Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
lijstjes klas 4
› 2 woordjes grandes lignes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
lijstjes klas 4
2 woordjes grandes lignes
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
B ajouter = toevoegen à l'aise = op het gemak à propos de = wat betreft le contenu = de inhoud convenir à = geschikt zijn voor correspondre à = overeenkomen met se débarrasser de = zich ontdoen van déposer = neerzetten, neerleggen se détendre = zich ontspannen échapper = ontsnappen s'empiler = zich opstapelen l'essentiel = het belangrijkste estimer = (in)schatten grandir = groter worden hésiter = twijfelen interdit = verboden la lutte = de strijd manquer = ontbreken marquer = bestempelen, kenmerken partager = delen peindre = schilderen rendre heureux (-se) = gelukkig maken représenter = vertegenwoordigen sauf = behalve scolaire = school- se séparer de = zich scheiden van subitement = plotseling témoigner de = getuigen van quotidien(ne) = dagelijks se mettre en colère = woest worden la combinaison = de combinatie le domaine = het domein propre (voor znw) = eigen le coin = de hoek l'armoire = de kast la couleur = de kleur vif/vive = levendig décrire = omschrijven indépendant(e) = onafhankelijk ranger = opruimen la personnalité = de persoonlijkheid le lieu = de plaats la fenêtre = het raam l'ambiance = de sfeer parfois = soms la chaise = de stoel déplacer = verplaatsen collectionner = verzamelen doux/douce = zacht C alimentaire = voedings-/eet- à portée de main = binnen handbereik avoir la vie dure = taai zijn le cadre = het leidinggevend personeel certes = zeker désoeuvré(e) = werkloos désormais = voortaan se disputer = ruzie maken être issu(e) de = afkomstig zijn uit être persuadé(e) = overtuigd zijn la filière = het profiel en fonction de = naargelang incapable = ongeschikt, niet in staat la mention très bien = cum laude multiplier = vermenigvuldigen obtenir = (ver)krijgen persister = volharden primordial = uitermate belangrijk privilégier = bevoorrechten se recharger = zich opladen subir = ondergaan remplacer = vervangen répertorier = inventariseren ressortir de = blijken uit se servir de = zich bedienen van le tiers-monde = de derde wereld vers = omstreeks répondre = beantwoorden fréquenter = bezoeken presque = bijna le consommateur = de consument pourtant = echter bosser = hard werken bavarder = kletsen se ressembler = op elkaar lijken se passionner pour = erg geïnteresseerd zijn in branché(e) = hip l'impression = de indruk accompagner = meegaan met la peine = de moeite la boîte de nuit = de nachtclub la rencontre = de ontmoeting le projet = het project passer le bac = slagen voor de middelbare school la condition = de voorwaarde les loisirs = de vrije tijd faire du lèche-vitrines = winkels en etalages bekijken comme = zoals D l'adepte = de volgeling attentif (-ve) = oplettend le bonnet = de muts la ceinture = de riem la chaîne = de zender le chapeau = de hoed le courant = de stroming la cravate = de stropdas craquer = het begeven (ww) désespéré(e) = wanhoping embêter = lastig vallen enfiler, mettre = aantrekken l'habit = de kleding honnête = eerlijk la honte = de schaamte infernal = hels se maîtrier = zich beheersen permettre = toestaan plaire à = bevallen (aan) se produire = zich voordoen le régime = het dieet la réprobation = de afkeuring, de veroordeling suffire = voldoende zijn le talon = de hak l'usafer = de gebruiker souhaiter = wensen se vêtir = zich kleden le bracelet = de armband porter = dragen la chemise = het (over)hemd l'attitude = de houding le short = de korte broek le manteau = de jas la robe = de jurk s'habiller = zich kleden la garde-robe = de kleerkast la botte = de laars la boucle d'oreille = de oorbel la casquette = de pet la bague = de ring le sac à dos = de rugzak les chaussures = de schoenen la chaussette = de sok le débardeur = het topje, shirtje la tendance = de trend le pull = de trui
Ingezonden op 15-01-2012 - 1469x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!