Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
lijstjes klas 4
› 5 -8 Así es
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
lijstjes klas 4
5 -8 Así es
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Granada = stad in Zuid-Spanje el grupo = de groep los jóvenes = de jongelui el chico = de jongen os = jullie (lijd. vw.) presentar = voorstellen mi = mijn el amigo = de vriend escribir = schrijven el artículo = het artikel para = voor el periódico = de krant local = lokaal, plaatselijk el periodista = de journalist qué + bijv.nw = hoe, wat...! creer que = denken, veronderstellen dat la profesión = het beroep divertido, -a = leuk, grappig libre = vrij siempre = altijd durante = gedurende hago = ik doe hacer = doen otro, -a = ander la cosa = de zaak, het ding ideal = ideaal esta = deze vende = zij verkoopt vender = verkopen la ropa = de kleren, kleding el material = het materiaal deportivo, -a = sport-, vrijetijds- ahora = nu vivo = ik woon vivir = wonen, leven porque = omdat compartir = delen el piso = de flat, het appartement el/la compañero, -a = de collega comprender = begrijpen, verstaan el kilómetre = de kilometer este = deze, dit todo, -a = heel la vida = het leven el fotógrafo = de fotograaf sacar fotos = foto's maken la clase = de les contento, -a = tevreden practicar = oefenen mucho (bijw.) = veel, hard aprender = leren rápido = snel ya = reeds, al leer = lezen la novela = de roman el e-mail = de e-mail ¿Cómo va eso? = Hoe gaat het ermee? ¡Qué interesante! = Hoe interessant!, Wat is dat interessant! por la noche = 's avonds, 's nachts Es una lástima. = Het is jammer. vivir/estar a gusto = het naar zijn zin hebben un amigo de toda la vida = een oude vriend, een vriend door dik en dun estar contento = tevreden zijn cuándo = wanneer el tren = de trein para = naar, met bestemming Sevilla = grootste stad van Andalusië belga = belgisch ahora mismo = nu (met nadruk), nu meteen el estación = het station Osuna = stad in het zuiden van Spanje Andalucía = Andalusië, deelstaat in Zuid-Spanje llevar = dragen el equipaje = de bagage sólo = alleen, slechts la mochila = de rugzak va = hij gaat ir = gaan la taquilla = het loket el empleado = de beambte/bediende salir = vertrekken próximo, -a = volgende el cuarto = het kwartier llegar a = aankomen te medio, -a = half cuánto = hoeveel valer = waard zijn, kosten el billete = het kaartje la ida = de heenreis la vuelta = de terugreis el euro = de euro el viaje = de reis pregunta al empleado = hij vraagt aan de beambte a las tres menos cuarto = om kwart voor drie ¿a qué hora? = hoe laat? a las tres y media = om half vier un billete de ida = een enkele reis, een enkeltje un billete de ida y vuelta = een retour, een retourtje son cuatro euros = het is vier euro ¿cuánto dice? = hoeveel zegt u? ¡buen viaje! = goede reis! a usted = u ook bedankt quedar = afspreken llamar a + naam = iemand opbellen su = zijn (bezit. vnw) él = hem dígame = hallo (bij het opnemen van de telefoon) ¡hombre! = hé, kijk eens aan! la sorpresa = de verrassing estar bien = het goed maken estupendamente = geweldig, schitterend el concierto = het concert la guitarra = de gitaar venir = komen, meekomen claro = natuurlijk en casa de Augusto = bij Augusto thuis uf = oei, jee sé = ik weet saber = weten después de = na comer = eten a eso de = omstreeks ¡qué sorpresa! = wat een verrassing! somos cinco = we zijn met zijn vijven hasta luego = tot straks la semana que viene = de volgende week ir a +inf = gaan +inf viajar a = reizen naar visitar = bezoeken llamar (por teléfono) = bellen, telefoneren donde = waar el seguro = de verzekering desear = wensen quisiera +inf = ik zou graag willen él = hij de parte de = namens desde = van, vanuit el momento = het ogenblik pues = wel por eso = daarom tener = hebben el billete de avión = het vliegtuigticket el aeropuerto = de luchthaven reservar = reserveren entonces = dan el martes = (de) dinsdag ¿Está el señor Garrido? = Is mijnheer Garrido aanwezig? Quisiera hablar con él. = Ik zou hem graag willen spreken. ¿De parte de quién? = Wie kan ik zeggen dat er belt? ¿Cómo van las cosas? = Hoe staan de zaken?
Ingezonden op 16-01-2012 - 1187x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!