Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits Leerstrategieën
› 13 Veel voorkomende woorden en vragen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits Leerstrategieën
13 Veel voorkomende woorden en vragen
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Abitur = vwo ablehnen (2) = afwijzen, afkeuren Absatz = alinea ähneln = lijken op ähnlich = vergeleikbaar, overeenkomend allenfalls = hoogstens allerdings (2) = zeker, echter Alltag = het leven van alledag als = toen also = dus andeuten = ergens op doelen Angestellte(r) = medewerker Anlass = aanleiding anstatt = in plaats van Art = soort auch wenn = ook al Ausbildung = opleiding ausreichen = voldoende zijn außerdem = bovendien bar = contant Bedarf = behoefte Bedingung = voorwaarde begeistert = enthousiast Begeisterung = enthousiasme begründen (2) = beargumenteren, onderbouwen behaupten = beweren beobachten = waarnemen bereits = al bestätigen = bevestigen betonen = benadrukken Bewerbung = sollicitatie bezeichnen (2) = aanduiden, beschrijven Bildung = educatie brauchen = nodig hebben Bullen = omgangstaal voor de politie Bundeskanzler = minister-president in Duitsland Bundesland = deelstaat van Duitsland daher (2) = daarom, daar van uitgaande damit = opdat darstellen (2) = weergeven, beschrijven Daten = gegevens demnach (2) = dus, derhalve denn = want der Bund = omgangstaal voor de nationale regering van Duitsland derzeit = op het moment deshalb = daarom durchaus (2) = volstrekt, absoluut einräumen = toegeven einschränken = beperken Einzelne(r) = individu Engagement (2) = betrokkenheid, inzet Ereignis = gebeurtenis Erfolg = succes Ergebnis = resultaat erklären (2) = verklaren, toelichten erwachsen = volwassen erwerben = verwerven es gibt = er is/zijnn es sei denn = tenzij Fakt = feit falls = indien Fazit = conclusie Folge = gevolg folgern = concluderen fördern = bevorderen fordern = eisen Forschung = onderzoek Gegensatz = tegenstelling gegenwärtig = tegenwoordig gehören (2) = toebehoren aan, deel uitmaken van gerade (2) = juist, recht Geschichte (2) = geschiedenis, verhaal Gesellschaft = maatschappij Gesetz = wet Grund = reden häufig = vaak Hauptschule = vmbo/mavo Hochschule = hoge school of universiteit
Ingezonden op 25-01-2012 - 1676x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!