Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
!!A la Bartske
› 1 Frans - H3&H4 voc + WB
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
!!A la Bartske
1 Frans - H3&H4 voc + WB
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
après = na la fleur = de bloem sortir = uitgaan le soir = de avond passer = doorbrengen la journée = de dag sans = zonder tout près de = vlakbij partout = overal chercher = zoeken continuer = doorgaan compendre = begrijpen De rien! = niets te danken! dire = zeggen tout droit = rechtdoor le panneau = het richtingbord lentement = langzaam à droite = rechtsaf à gauche = linksaf trop = te la boulangerie = de bakkerszaak à l'étranger = in het buitenland le timbre = de postzegel enfin = eindelijk revenir = terugkomen retrouver = terugvinden immense = enorm groot ailleurs = ergens anders rentrer = naar huis gaan le lycée = de middelbare school un champ de fleurs = een bloembollenveld le champ = het veld le printemps = de lente au printemps = in de lente en automne = in de herfst car = want flâner = slenteren en ville = in de stad fantastique = fantastisch le bus = de bus se déplacer = zich verplaatsen la bicyclette = de fiets pédaler = fietsen vrai = waar, echt dangereux = gevaarlijk un automobiliste = een autorijder avoir l'habitude = gewend zijn un habitude = gewoonte le cycliste = de fietser la piste cyclable = het fietspad il pleuvait = het regende tout le temps = de hele tijd ma pauvre! = Och arme! pauvre = arm un étranger = een buitenlander une étrangère = een buitenlandse perdu = verdwaald se perdre = verdwalen un agent de police = een politieagent le bureau de poste = het postkantoor désolé = het spijt me à cette heure-ci = op dit tijdstip fermer = sluiten ouvert = geopend, open ouvrir = openen tard = laat quelque chose = iets en voiture = met de auto la voiture = de auto le parking = de parkeergarage les devoirs = het huiswerk facile = gemakkelijk lion =ver un avion = een vliegtuig le bateau = de boot en bateau = met de boot le truc = het ding là-bas = daarginds les Etats-Unis = de verenigde staten bof = nou ja ne ... jemais = nooit l'argent = het geld la semaine = de week répondre = antwoorden descendre = uitstappen payer = betalen rencontrer = ontmoeten visiter = bezoeken le musée = het museum le rêve = de droom rêver = dromen falloir = moeten, nodig zijn le résultat = het resultaat j'aimerais = ik zou graag willen tu partirais = je zou vertrekken où = waar, waarheen n'importe = doet er niet toe l'Australie = Australië tu prendrais = je zou nemen plein de = volop le sauna = de sauna la discothèque = de discotheek j'irais = ik zou gaan l'Amérique = amerika l'Amérique du Sud = Zuid-Amerika tu ferais = je zou doen au moment de = op het moment van le carnaval = het carnaval ne ... rien de tout = helemaal niets tu viendrais = je zou komen assez = genoeg ni = noch la permission = de toestemming voyager = reizen aussi = even un expéditeur = een afzender le téléphone = de telefoon le fax = de fax la demande = de aanvraag Est-ce que Guilhem a été en Hollande? = Is Guilhem in Nederland geweest? Est-ce que Guilhem a vu les champs de fleurs? = Heeft guilhem de bloembollenvelden gezien? Est-ce que les deux copains sortaient tous les soirs? = Gingen de twee vrienden elke avond uit? Est-ce que les deux copines flânaient aussi en ville? = Slenterden de twee vriendinnen ook in de stad? Est-ce que les deux copines allaient aussi nager? = gingen de twee vriendinnen ook zwemmen? Est-ce que Guilhem et son copain avaient une bicyclette? = Hadden guilhem en zijn vriend een fiets? Est-ce que ce n’était pas dangereux? = was het niet gevaarlijk? Est-ce que Gaëlle a été en Espagne? = Is gaëlle in Spanje geweest? Aujourd’hui, il pleut = vandaag regent het Hier, il a plu = gisteren heeft het geregend Demain, il pleuvra = morgen zal het regenen Il pleuvait souvent = het regende vaak Est-ce que vous avez ouvert vos livres? = hebben jullie je boeken geopend? La boulangerie ouvre toujours à 7 heures = De bakkerszaak gaat altijd om 7 uur open Le nouveau supermarché ouvrira demain = de nieuwe supermakrt zal morgen opengaan Mes parents avaient un café. Ils ouvraient toujours à 9 heures = mijn ouders hadden een café. Zij gingen altijd om 9 uur open la reine = de koningin adopter = adopteren notamment = vooral actuellement = tegenwoordig un déplacement = een verplaatsing réputé = beroemd le monde entier = de hele wereld plat = plat comme = omdat se ressembler = op elkaar lijken le sien = de zijne d'ailleurs = trouwens depuis = sinds quelques = enkele destination = bestemming mondiale = van de wereld étrangers = buitenlandse nombreux = talrijk l'occasion = de gelegenheid la capitale = de hoofdstad chez vous = bij u thuis se promener = wandelen des endroits = plekken le droit = het recht la cave = de kelder On sortait tous les soirs = We gingen elke avond uit. On avait un vélo chacun = We hadden elk een fiets. Pardon, monsieur, le bureau de poste, s'il vous plaît = Pardon, meneer, het postkantoor, alstublieft? C'est droit = Het is rechtdoor. vous allez à droite = U gaat rechtsaf. C'est la première rue à qauche = Het is de eerste straat links. Je suis étranger = Ik ben buitenlander. Je ne comprends pas = Ik begrijp het niet. Qu'est-ce que ça veut dire, 'bénévoles'? = Wat betekent ‘bénévoles’? Vous voulez répéter, s'il vous plaît? = Wilt u het herhalen, alstublieft? vous voulez parler plus lentement = Wilt u langzamer spreken? Le bureau de poste n'est pas ouvert = Het postkantoor is niet geopend. la siècle = de eeuw le petit déjeuner = het ontbijt le prix = de prijs réfléchir = nadenken exprimer = uitdrukken la phrase de zin connaître = kennen J'aimerais partir loin. = Ik zou graag ver weg gaan. Tu partirais où? = Waar zou je naartoe gaan? J'irais à New York. = Ik zou naar New York gaan. Je prendrais l'avion. = Ik zou het vliegtuig nemen. Qu'est-ce que tu ferais là-bas? = Wat zou je daar doen? Tu viendrais avec moi? = Zou je met mij meegaan? Non, moi, je voudrais aller en Amérique du Sud. = Nee, ik zou naar Zuid-Amerika willen gaan. Pourriez-vous m'envoyer des dépliants? = Zou u mij folders kunnen sturen? Voudriez-vous m'envoyer un catalogue? = Zou u mij een catalogus willen sturen? Si j'étais toi, je descendrais ici. = Als ik jou was, zou ik hier uitstappen. Tu devrais venir! = Je zou moeten komen! Célia a dû travailler beaucoup. = Célia heeft veel moeten werken. parmi = onder suivant = volgende comparer = vergelijken réussir = slagen le métier = het beroep changer = overstappen; veranderen devenir = worden le sondage = de opiniepeiling dur = hard honnête = eerlijk selon = volgens posséder = bezitten le parc d'attractions = het pretpark la réserve naturelle = het natuurpark lointain = ver la guerre = de oorlog par contre = daarentegen tandis que = terwijl peu de = weinig davantage = meer parmi = onder, tussen suivante = volgende ainsi = zo vivre = leven manque = ontbreekt la vie = het leven gagner (de l'argent) = verdienen gagner (le prix) = winnen gens = mensen vendre = verkopen fait partie = maakt deel uit note = cijfer changer = veranderen le animal = het dier endroit = plek, plaats faim = honger J'aimerais partir loin = Ik zou graag ver weg gaan Et tu partirais où? = En waar zou jij heen vertrekken? Tu prendrais l'avion? = Zou je het vliegtuig nemen? Zou jij mij een boek geven? = Est-ce que tu me donnerais un livre? Wij zouden naar Frankrijk vertrekken = Nous partirions en France Zouden jullie er een week blijven? = Est-ce que vous y resteriez une semaine? Zou Julien antwoorden op mijn brief? = Est-ce que Julien repondrait à ma lettre? Als ik jou was, zou ik in Rotterdam uitstappen = Si j'étais toi, je descendrais à Rotterdam. Als het gevaarlijk was, zou ik naar huis gaan = Si c'était dangereux je rentrais à la maison Zouden de buitenlanders verdwalen? = Est-ce que les étrangers se perdraient? De meisjes zouden reizen = Les filles voudraient voyager Gaëlle zou naar de Verenigde Staten gaan = Gaëlle irait aux Etats Unis Wat zou ze daar doen? = Qu'est-ce que elle ferait là-bas? Gaëlle zou de boot nemen = Gaëlle prendrait le bateau Het zou een grote boot zijn = Ce serait un grande bateau Ze zouden nooit genoeg geld hebben = Ils n'auraient jamais assez d'argent Ze zouden de reis niet kunnen betalen = Ils ne pourraient pas payer le voyage la vague = de golf doucement = zacht le fond = de bodem le mouvement = de beweging un auteur = een schrijver vouloir dire = bedoelen faux = juist profond = diepzinnig remplacer = vervangen
Ingezonden op 11-02-2012 - 995x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!