Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits examenwoordenschat
› 8 examenidioom HCE H8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits examenwoordenschat
, deel 8
8 examenidioom HCE H8
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
veranstalten = organiseren wahren = behartigen, verdedigen bewältigen = verwerken, onder de knie krijgen bezichtigen = beschuldigen verabreichen = geven, toedienen verschwenden = verspillen anordnen = rangschikken veranlassen = ervoor zorgen die Abhilfe = de uitkomst, de oplossing die Tätigkeit = de bezigheid vorwegnehmen = vooruitlopen op, meteen noemen vorweisen = laten zien einstufen = indelen, classificeren verzichten auf = afzien van sich abfinden mit = zich schikken in auslösen = veroorzaken, in werking zetten wiederherstellen = repareren, herstellen aufbegehren = in opstand komen verringern = verminderen prägen = slaan, afdrukken, stempelen ausstatten = uitrusten beanspruchung = claimen, in beslag nemen die Nachahmung = de imitatie, de nabootsing vortäuschen = veinzen, stimuleren sich verstellen = doen alsof vorenthalten = niet geven, acherhouden einschüchtern = intimideren nötigen = dwingen, noodzaken entrümpeln = opruimen, van rommel ontdoen ansprangern = aan de kaak stellen vertuschen = verdoezelen innehalten = even stoppen, onderbreken ergattern = op de kop tikken, in de wacht slepen bescheinigen = schriftelijk bevestigen einräumen = verlenen, toestaan erledigen = afhandelen beipflichten = instemmen, gelijk geven anlasten = aanwrijven, in de schoenen schuiven entziehen = afpakken, ontnemen begehen = vieren erleichtern = verlichten fesseln = boeien einschränken = beperken versagen = falen zerstören = vernielen räumen = ontruimen kehren = vegen beseitigen = verwijderen beeinträchtigen = schaden aufhalsen = opschepen met fördern = stimuleren gestalten = inrichten gewähren = verlenen reizen = prikkelen
Ingezonden op 15-02-2012 - 1268x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
21-02-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!