Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Alles van Dennisje
› 40 Frans - Woordjes Proefwerkweek 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Alles van Dennisje
40 Frans - Woordjes Proefwerkweek 2
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
faire appel à = een beroep doen op étrange = vreemd il s’agit de = het gaat over essayer = proberen une troupe = een toneelgroep le metteur en scène = de regisseur le but = het doel tout d’abord = allereerst la vie en société = het leven in een maatschappij sociable = sociaal se comporter = zich gedragen se promener = wandelen la façon = de manier gêner = hinderen sauvage = wild la vue = het zicht; het uitzicht tenir compte de = rekening houden met nombreux = talrijk la circulation = het verkeer sévère = streng interdire = verbieden en plein air = in de open lucht offrir = aanbieden le métier = het vak un tel = een zekere la réprésentation = de voorstelling condamner = veroordelen l’appareil = het toestel vrai = echt;waar l’écran = het scherm entier = heel une etude = een studie enfermer = opsluiten une serre = een kas la lune = de maan vivre = leven survivre = overleven suivre = volgen l’expérience = de ervaring; het experiment volontaire = vrijwillig ainsi = zo l’ennui = de verveling paraître = lijken la diffusion = de uitzending contenter = tevreden stellen occuper = bezig houden donner envie = zin geven; lust opwekken se toucher = elkaar aanraken ne jamais = nooit attacher = vastmaken éloigner = verwijderen indentifier = identificeren la marque = het merk enquêter = onderzoeken il y a + tijd = …geleden délocaliser = verplaatsen C’est- à- dire = dat wil zeggen l’usine = de fabriek l’ouvrier = de arbeider depuis = sinds affirmer = beweren la condition de travail = de arbeidsomstandigheden améliorer = verbeteren évoluer = ontwikkelen déborder = overlopen; overwerkt zijn avoir l’impression = de indruk hebben se justifier = zich rechtvaardigen cacher = verstoppen la conduite = het gedrag honteux = beschaamd la main d’oeuvre = de arbeid le consommateur = de consument d’où = vanwaar soigner = verzorgen mettre en cause = benadrukken tenter = proberen bouger = bewegen chaque = elk roulant = rijdend rouler = rijden une épreuve = een test; een wedstrijd s’abandonner = zich overgeven aan jusqu’ici = tot hier négliger = verwaarlozen soudain = plots; plotseling devenir = worden le patron = de baas pour que = opdat le feuilleton = de serie soutenir = onderhouden finir par+ inf = uiteindelijk le collaborateur = de medewerker entrecouper = onderbreken en moyenne = gemiddeld effrayer = afschrikken avoir lieu = plaats vinden s’élancer = zich gooien in d’autant plus que = des te meer omdat en cas de = in het geval dat effectuer = uitvoeren au fil des = in de loop van rendre = teruggeven de plus en plus = steeds meer le col = de bergpas infranchissable = onoverbrugbaar rencontrer = ontmoeten l’accès = de toegang déjà = al en pleine nuit = midden in de nacht la fourche = de vork sur le bord de = aan de rand van impitoyable = meedogenloos le lendemain = de volgende dag le pneu = de band cependant = echter acceuillir = ontvangen; verwelkomen se moquer = spotten moqueur = spottend s’étonner = zich verbazen le pays en voie de développement = het ontwikkelingsland autant de mal = net zoveel moeite la mode = de manier pourtant = toch d’ailleurs = trouwens reculer = terugdringen la constatation = de constatering vis-à-vis = tegenover l’attitude = de houding de quoi = waarover la chute = de val d’après = volgens lorsque = toen éprouver = voelen au cours de = in de loop van le degré = de graad le sens = de manier; de richting grâce à = dankzij tomber en panne = pech krijgen prêter = lenen franchir = overgaan; passeren malgré = ondanks le vainqueur = de winnaar le malheur = het ongeluk le droit = het recht la grève = de staking paresseux = lui le quotidien = het dagelijks leven la retraite = het pensioen la réunion = de vergadering manifester = demonstreren
Ingezonden op 01-03-2012 - 703x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
10-03-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Veel suc6!
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!