Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits examenwoordenschat
› 10 SE3woordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits examenwoordenschat
, deel SE3woordje
10 SE3woordjes
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Behauptung = bewering das Dementi = ontkenning entsprechend = overeenkomstig gewissenschaft = gewetensvol herstellen = produceren der Lieferwagen = bestelauto stammen aus = komen uit tatsächlich = feitelijk sich verbreiten = zich verspreiden die Vorlesung = college absonderlich = vreemd betonen = benadrukken die Eile = haast die Entscheidung = beslissing geläufig = bekend letztlich = ten slotte stolz = trots während = terwijl der Termin = afspraak die Zumutung = beproeving begutachten = advies uitbrengen over der Entwurf = ontwerp die Feuchtigkeit = vochtigheid die Fixierung = vastlegging grundsätzlich = in principe künftig = in de toekomst der Schatten = schaduw die Schlichtung = bemiddeling der Schritt = stap übermässig = buitensporig zögern = aarzelen beschränkt = beperkt entfalten = ontplooien erforschen = onderzoeken freilegen = blootleggen die Fundgrube = rijke vindplaats die Gestalt = gedaante klauen = pikken ungehemmt = ongeremd verschleppen = wegvoeren versucht sein = in de verleiding gebracht worden vielgestaltig = divers voreilig = voorbarig das Wesen = essentie aufmotzen = opkrikken ausreichen = voldoende zijn ausschütten = uitstorten frevelhaft = misdadig, slecht der Lachs = zalm mitnichten = geenszins mutieren = muteren der Schub = duw die Seuche = epidemie skruppellos = gewetenloos steigern = toenemen trügerisch = bedriegelijk die Tücke = geniepigheid üblich = gewoonlijk vielfach = veelvuldig der Vorbehalt = voorbehoud die Anrede = aanspreekvorm sich auseinandersetzen mit = zich bezighouden met der Bedarf = behoefte die Betreuung = verzorging damals = toen(tertijd) distanzieren = afstand nemen van sich einstellen = zich voordoen erläutern = toelichten die Erzieherin = opvoedster der Laden = winkel siezen = met u aanspreken die Tagesstätte = dagverblijf ungerecht = onrechtvaardig das Verhalten = gedrag der Zögling = leerling die Achse = as aufweisen = vertonen erleiden = lijden aan ermitteln = vaststellen das Gelenk = gewricht hingegen = daarentegen die Hüfte = heup die Maskulatur = spierstelsel der Nacken = nek der Stoss = stoot unterhalb = beneden angesichts = met het oog op deswegen = daarom die Erleichterung = opluchting die Feder = pen profund = diepliggend der Schrank = kast die Substanz = inhoud die Tasse = kopje zudem = bovendien zurückweisen = afwijzen die Zuschrift = brief ausliefern = overleveren erzieherisch = pedagogisch die Härte = hardvochtigheid der Okzident = Wersten der Orient = Oosten sozialisieren = opvoeden der Zeichentrickfilm = tekenfilm der Zugang = toegang derzeit = momenteel faul = lui das Handy = mobieltje kursieren = in omloop zijn Kurznachrichten = korte berichten mogeln = sjoemelen verpassen = missen der Anschluss = aansluiting ausstatten mit = voorzien van die Häme = hatelijkheid das Klo = wc die Tastatur = toetsenbord verheeren = verwoesten die Wand = muur aufzeigen = laten zien einschliesslich = inclusief die Folge = gevolg der Laie = leek täuschen = misleiden der Verbraucher = consument verstehen = in staat zijn vorwerfen = verwijten das Bestehen = slagen lenken = sturen die Pünktlichkeit = nauwgezetheid umstritten = omstreden unentschuldigt = ongeoorloofd verbauen = onmogelijk maken vermeintlich = vermeend vermerken = aantekenen die Vermittlung = het helpen aan vorgaukeln = voorspigelen das Zeugnis = rapport die Arznei = geneesmiddel Aufputschmittel = stimulerende middelen bescheren = ten deel laten vallen die Brieftasche = portemonnee die Lücke = gat mithin = dus die Peitsche = zweep die Praxis = praktijk überdies = bovendien auf Streife gehen = op patrouille gaan fortschrittlich = vooruitstrevend die Intensivstation = intensivecareafdeling das Mahnmal = gedenkteken der Müll = afval der Pilz = paddestoel sperren = afsluiten die Vernunft = verstand verzeichen = registreren vorhersehbar = voorspelbaar der Wanderstiefel = wandelschoen der Zuwachs = groei benachbart = naburig diffamieren = in een kwaad daglicht stellen einheitlich = uniform das Erbgut = erfgoed die Fassade = buitenkant gescholten = bekritiseerd jüngst = pas geleden das Nadelöhr = oog van een naald schlau = slim unterstellen = aannemen die Verwandtschaft = familie die Vielfalt = diversiteit bisweilen = soms eingenwillig = eigenzinnig jeweils = telkens mitunter = af en toe notwendig = noodzakelijk die Versuchsperson = proefpersoon der Zahn = tand die Zange = tang aufsässig = opstandig beschönigen = vergelijken Einheimische = inboorlingen die Habgier = hebzucht harmlos = onschuldig der Kahn = bootje schäbig = armzalig die Sternstunde = groots moment die Strecke = afstand ungeheuer = enorm
Ingezonden op 09-03-2012 - 1321x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-03-2012
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!