Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Financieel Management
› 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Financieel Management
hoofdstuk 3
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Noem de drie criteria om een bedrijf in financiële zin te beoordelen = Winst, eigen vermogen, cashflow Hoe kan men een organisatie het beste besturen? = door gebruik te maken van een management informatie systeem(MIS) om managementinformatie te verkrijgen. Noem de interne betrokkenen van een organisatie = ondernemer, medewerker, aandeelhouder, commissaris Noem de externe betrokkenen van een organisatie = fiscus, uwv, arbodienst, financiers Noem de twee manieren om te zien hoe een bedrijf er financieel voor staat = financieel verslag, boekstukken Waar bestaat een complete financiële administratie uit? = kas, bank, grootboek, debiteuren, loon, crediteuren, uren, project, voorraadadministraties. Kasadministratie = kasboek met alle inkomsten en uitgaven per kas Bankadministratie = kasboek met alle inkomsten en uitgaven per bank Grootboek administratie = alle grootboekrekeningen zoals huisvesting/autokosten Debiteurenadministratie = overzicht rekeningen naar afnemers Crediteuren = overzicht gegevens inkoopfacturen leveranciers Loonadministratie = loon/loonheffing/premies/pensioen en spaarregelingen(uitbesteden) Projectadministratie = alle financiële gegevens Soorten belastingen = omzet-, inkomsten-, vennootschapsbelasting en loonheffing. Verschil tussen inkomsten/uitgaven en opbrengsten/kosten = inkomsten/uitgaven zijn feitelijke geldstromen en opbrengsten/kosten ontstaan op het moment dat er een rekening verstuurd wordt. Bestaat uit een winst-verliesrekening uit inkomsten/uitgaven of opbrengsten/kosten? = opbrengsten en kosten Wat is het verschil tussen vaste kosten en variabele kosten? = vaste kosten reageren niet op veranderingen in omvang productie/afzet, variabele kosten wel. Degressieve variabele kosten = meer productie -) minder kosten(drukwerk) Proportionele variabele kosten = meer productie -) meer kosten(houtwerk kozijnen) Progressieve kosten = meer bedrijfsdrukte -) meer kosten(personeel) Directe kosten = direct betrekking op afdeling, product of dienst. Indirecte kosten = niet direct betrekking op afdeling, product of dienst(overheadkosten)
Ingezonden op 18-03-2012 - 924x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!