Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Amstelveen College 1G2
› 2 Woordenlijst Lektion 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Amstelveen College 1G2
, deel Duits
2 Woordenlijst Lektion 2
Jaar 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Schule = de school die Schulen = de scholen die Mensa = de kantine die Mensas = de Mensas die Theatergruppe = de toneelgroep die Theatergruppen = de toneelgroepen der Computerraum = de computerruimte der Fußballplatz = het voetbalveld die Fußbalplätze = de voetbalvelden das Chemielabor = het scheikundelokaal die Chemielabore = de scheikundelokalen das Klassenzimmer = het klaslokaal die Klassenzimmer = de klaslokalen ein = een der Marker = de markeerstift die Marker = de markeerstiften der Computer = de computer die Computers = de computers die Landkarte = de landkaart die Landkarten = de landkaarten die Bleistift = het potlood die Bleistifte = de potloden das Wörterbuch = het woordenboek die Wörterbücher = de woordenboeken die Tafel = het schoolbord die Tafeln = de schoolborden die Kreiden = krijtjes das Lineal = de liniaal die Lineale = de linialen der Radiergummi = de gum die Radiergummis = de gummen der Tisch = de tafel die Tische = de tafels der Stuhl = de stoel die Stühle = de stoelen die Schere = de schaar die Scheren = de scharen der Spitzer = de puntenslijper die Spitzer = de puntenslijpers die Schultasche = de schooltas, de schooltassen das Heft = het schrift die Hefte = de schriften der Rucksack = de rugzak die Rucksäcke = de rugzakken der Ordner = de ordner die Ordner = de ordners das Mäppchen = de etui die Mäppchen = de etuis das Wort = het woord die Wörter = de woorden Das is ein Heft. = Dat is een schrift. der Taschenrechner = de zakrekenmachine die Taschenrechner = de zakrekenmachines der Kuli = de balpen die Kulis = de balpennen das Handy = het mobieltje die Handies = de mobieltjes der Geldbeutel = de portemonnee die Geldbeutel = de portemonnees Was ist das? = Wat is dat? auf Deutsch? = in het Duits Wie heißt das auf Deutsch? = Hoe heet dat in het Duits? Buchstabieren Sie bitte? = Kunt u dat spellen? mein = mijn dein = jouw nein = nee kein = geen das Mikroskop = de microscoop die Mikroskope = de microscopen die Flasche = de fles die Flaschen = de flessen der Schultag = de schooldag die Schultage = de schooldagen der Stundenplan = het lesrooster die Stundenpläne = het lesroosters das Schulfach = het schoolvak die Schulfächer = de schoolvakken der Montag = de maandag die Montage = de maandagen der Dienstag = de dinsdag die Dienstage = de dinsdagen der Mittwoch = de woensdag die Mittwoche = de woensdagen der Donnerstag = de donderdag die Donnerstage = de donderdagen der Freitag = de vrijdag die Freitage = de vrijdagen der Samstag = de zaterdag die Samstage = de zaterdagen der Sonntag = de zondag die Sonntage = de zondagen das Italienisch = het Italiaans das Englisch = het Engels das Deutsch = het Duits die Geschichte = de geschiedenis die Chemie = de scheikunde die Mathematiek = de wiskunde die Geografie = de aardrijkskunde die Biologie = de biologie die Kunst = de kunst die Musik = de muziek die Physik = de natuurkunde die Religion = de godsdienstles der Sport = de gymnastiek am Freitag = op vrijdag haben = hebben wie? = hoe? Finden = vinden Wie findest du Deutsch? = Wat vind je van Duits? echt = echt voll = helemaal total = ontzettend toll = fantastisch gut = goed interessant = interessant ganz gut = heel goed nicht gut = niet goed uninteressant = oninteressant langweilig = saai blöd = stom das Lieblingsfach = het lievelingsvak die Lieblingsfächer = de lievelingsvakken die Pause = de pauze die Pausen = de pauzes machen = maken Was machst du gern? = Wat doe je graag? malen = schilderen Musik hören = muziek luisteren schreiben = schrijven tanzen = dansen singen = zingen rechnen = rekenen turnen = turnen zeichnen = tekenen Vokabeln lernen = woordjes leren Theater spielen = toneelspelen ein Experiment machen = een proef doen Kakao drinken = chocolademelk drinken Wann hast du Deutsch? Wanneer heb je Duits? na ja = ach ja es geht so = het gaat wel der Nachmittag = de namiddag die Nachmittage = de namiddagen sitzen = zitten der Platz = de plaats die Plätze = de plaatsen die Reihe = de rij die Reihen = de rijen Wo sitz du? = Waar zit je? Falsch = fout richtig = goed das Interview = het interview die Interviews = de interviews wo? = waar? wer? = wie? was? = wat? woher = waarvandaan wann = wanneer? schwimmen = zwemmen Basketball spielen = basketballen das Programm = het programma die Programme = de programma's der Freund = de vriend die Freunde = de vrienden die Freundin = de vriendin die Freundinnen = de vriendinnen das Mädschen = het meisje Theater macht spaß. = Toneelspelen is leuk. der Junge = de jongen die Jungen = de jongens
Ingezonden op 19-03-2012 - 1370x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!