Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenlijst Nederlands voor buitenlanders
› 1 werkwoorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenlijst Nederlands voor buitenlanders
, deel 1
1 werkwoorden
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
lopen = walk fietsen = cycle dansen = dance werken = work zingen = sing gaan = go meegaan = go with weggaan = leave komen = come binnenkomen = come in aankomen = arrive nemen = take meenemen = take with pakken = take krijgen = get geven = give aantrekken = put on vertrekken = leave beginnen = begin stoppen = stop praten = talk spreken = speak kletsen = chat luisteren = listen horen = hear zich voorstellen = introduce yourself verliezen = lose huilen = cry lachen = laugh roepen = call bellen = call on the phone gooien = throw voetballen = play football bewegen = exercise sporten = sport beloven = promise geloven = believe kijken = look bekijken = look at zien = see vinden = find kopen = buy bevallen = like afscheid nemen = say goodbye denken = think nadenken = think wennen (aan) = get used to ophangen = hang up vragen = ask proberen = try leggen = put houden van = love eten = eat drinken = drink hoeven = have to moeten = must kunnen = can mogen = may zoeken = search vergeten = forget sterven = die scheiden = separate vertellen = tell schreeuwen = shout verdwijnen = disappear vallen = fall laten vallen = drop slapen = sleep springen = jump vechten = fight dromen = dream verschillen = vary verlaten = leave volgen = follow aanbieden = offer leren = learn doen = do kiezen = choose winnen = win klaarmaken = prepare zorgen voor = take care of tekenen = draw rekenen = doing sums tellen = counting gebeuren = happen trainen = train organiseren = organize brengen = bring halen = pick up veranderen = change begrijpen = understand trouwen = marry pijn doen = hurt hopen = hope sturen = send zich herinneren = remember wensen = wish noemen = call nazeggen = repeat willen = want verstaan = understand dragen = carry lezen = read zijn = be aandacht besteden aan = pay attention to ontmoeten = meet uitslapen = sleep late kennen = know schijnen = seem kloppen = be right regelen = arrange wachten = wait oppassen = be careful wandelen = walk betekenen = mean rijden = drive stilstaan = stand stil staan = stand regenen = rain hebben = have heten = be called helpen = help wonen = live maken = make
Ingezonden op 26-03-2012 - 27730x bekeken.
Waardering 7.2 (aantal stemmen: 22)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!