Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Hôtel et Gastronomie, deel 1

2 chaptre 9 tot en met 12

Jaar 1 (mbo)

chapitre. 9

Maandag = lundi
Dinsdag = mardi
Woensdag = mercredi
Donderdag = jeudi
Vrijdag = vendredi
Zaterdag = samedi
Zondag = dimanche
(in) de lenten = (au) le printemps
(in) de zomer = (en) l'été
(in) de herfst = (en) l'automne
(in) de winter = (en) l'hiver
Feestdag=le jour de fête
De maand=le mois de…., 
Januari = janvier
Februari = février
Maart = mars 
April = avril
Mei = mai
Juni = juin
Juli = juillet
Augustus = août
September = septembre
Oktober = octobre
November = novembre
December = décembre
24 uur per dag = 24 heures sur 24
7 dagen per week = 7 jours sur 7
Bagage = les bagages (m)
Bankpas = la carte bancaire
Dag en nacht open = ouvert nuit et jour ; ouvertjour et nuit
gaan, we- = nous allons
gebruik = l'usage (m)
het hele jaar geopend = ouvert toute l'année
huren = louer
IDkaart = la carte d’identité
ik neem = je prends
jaarlijkse sluiting = fermeture annuelle
paspoort = le passeport
Persoonlijk = personnel
PIN-code = le code secret ; le code confidentiel ; le code personnel
Pin-pas = la carte á puce ; la carte de crédit
vonden = trouver
vrij = libre
we werken = nous travaillons
 
Chapitre. 10
aankomen = arriver
aannemen (jas) = prendre
Achter = derriére
afruimen = débarrasser
afstapje = la marche
arm = le bras
bed = le lit
been = la jambe
binnenplaats = la cour
bloem = la fleur
boom = l'arbe (m)
dan, daarna = puis ; ensuite ; aprés
dienblad = le plateau
eetzaal = la salle á manger
einde; aan het- = au bout de...
garage = le garage
gardarobe = le vestiaire
gastheer = l'hote (m)
gastvrouw = l'hotesse (f)
gelijk hebben = avoir raison
hand = la main
handen wassen = se laver les mains
ik werk niet = je ne travaille pas
ingang = l'entrée (f)
kaasplank = le plataeu de fromage(s)
kapot = en panne
kelner = le gar¢on
keuken = la cuisine
kind = l'enfant
lift = l'ascenseur (m)
links = ágauche
naam = le nom
naar binnen gaan = entrer
naar buiten gaan = sortir
niet = ne ... pas
nummer = le numéro
oom = l'oncle (m)
op straat = dans la reu
naar boven gaan = monter
opstapje = la marche
parkeerplaats = le parking
pijn = le mal
plant = la plante
potlood = le crayon
rechts = á droite
schrift = le cahier
secetaresse = la secrétaire
serveerder = le serveur
serveerster = la serveuse
sleutel = la clé
stofzuiger = l'aspirateur (m)
tafel dekken = dresser la table
tafel laken = la nappe
tafellaken (klein) = le napperon
tante = la tante
trap = l'escalier
uitgang = la sortie
vaas bloemen = le vase de fleurs
vallen = tomber
verblijf = le séjour
vergeet niet = n'oubliez pas
vervolgends = puis
viltstift = le stylo feutre
Vloer ; grond = le sol
vriend = l'ami
vuil = sale
wassen = laver
wat kost...? = quel est le prix...?
wat wenst u? = que désire-vouz?
zetten ; plaatsen = mettre
chapitre. 11
aardappel = la patate
abrikoos = l'abricot
al, reeds = déjá
altijd = toujours
appel = la pomme
artikel = l'article 
bakje aardbeien = la barquette de fraises
bakker = le boulanger
begin = le début
bier = la biére
bloemkool = le chou-fleur
boek = le livre 
brood = le pain
bruine bonen = les haricots rouges
chef = le chef
dan, toen = alors
dichtbij = prés de
eerst = d'abord
einde = la fin
er zijn = il y a 
fles = la bouteille
geld = l'argent
geven aan = donner á 
gisteren = hier
slechte naam = il n'a pas de bonne réputation
goedkoop = ban marché
500 gram spercibonen = 500 grammes de haricots verts
groenten man = la marchand de légumes
groenten = les légumes
hier = ici
hooftkelner = le maitre d'hotel
hypermarkt = l'hypermarché
jongen = le garcon
kantoor = le bureau
kopen = acheter
laatste dagen = ces derniers temps
laatste weken = ces derniéres
land = le pays
maand = le mois
morge = demain
nu = maintenant
overal - partout
peer = la poire
plattenland = la campagne
prijs = le prix
pruim = la prune
gedroogde pruim = le pruneau
reisbureau = l'agence de voyages
rodekool = le chou rouge
rond(om) = autour de
school = l'école
smaak - le gout
smerig = sale
snel = vite
sperziebonen - les haricots verts
spoedig = bientot
spruitjes = les choux de bruxelles
stad = la ville
stoel = la chaise
supermarkt = le supermarché
tenslotten = enfin
thuis = á la maison
tijdens = pendant
tijdschrift = la reveu
tros druiven = la grappe de raisins
vaak = souvent
vader = le pere
vakantie = les vacances
vandaag = aujourd'hui
verzekering = l'assurance
vorig jaar = l'année passée
week = la semaine
zo = ainsi
Chapitre 12
alstublieft(geven) = voilá
altublieft(vragen) = s'il vous plait
alweer = déjá
aperetief = l'apéritif
begeleiden = accompagner
dat klopt = c'est ¢a ; voila
dorst hebben = avoir soif
drinken = boire
einde (aan het..) = au bout de
gemakkelijk = facile
Honger hebben = avoir faim
jas = le manteau
karaf (water) = la carafe
keuzen menu = le menu á prix fixe
klopt = voila
Kruikje (wijn) = la pichet
menu(keuze) = le menu á prix fixe
menu(vrije keuze) = le menu á la carta
mogenlijk = c'est possible
spellen (tel.) épeler
tafel = passer á table 
toeristenmenu = le menu touristique
volgeboekt = complete
volgen = suivre
wijnkelner = le sommerlier

Ingezonden op 17-02-2008 - 4963x bekeken.
Waardering 7.6 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

> bij de seizoenen vervalt de l' bij de "in" vorm
> Woorden die in het boek dubbel staan zet in maar 1 keer in deze lijst anders leer je sommigen woorden zoals bv. de maanden dubbel
> alternatieven manieren worden met ; aangegeven
> niet allen leestekends kloppen ik weet niet hoe je op internet een hoedje op een letter kan maken

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Hôtel et Gastronomie, deel 1

2 chaptre 9 tot en met 12