Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Praktische Economie, deel A, B, or C

5 Praktische Economie Hoofdstuk 5 oefenvragen paragraaf 4

Jaar 2 (havo/vwo)

PRAKTISCHE ECONOMIE
HAVO/VWO KLAS 2
OEFENVRAGEN HOOFDSTUK 5
Stel, je geeft geld aan de bakker, die jou dan een brood geeft. Op dat brood zit belasting. Is dit een vorm van "Belasting" of een vorm van "Niet-Belasting"? = Belasting
Stel, je geeft geld aan de gemeente, die jou dan een paspoort geeft. Op dit paspoort zit GEEN belasting. Is dit een vorm van "Belasting" of een vorm van "Niet-Belasting"? = Niet-Belasting
Hoe word "Kostprijsverhogende belasting" ook weel genoemd? = Indirecte belasting
Wat voor soort belasting is BTW? = Omzetbelasting
Is dat percentage bij elk product even hoog? Zo nee, wat zijn dan de percentages? = Nee, Luxe goederen 19% (stijgt binnenkort naar 21%), en noodzakelijke goederen 6% (stijgt binnenkort naar 9%)
Wat is/zijn accijns? = Extra belasting.
Waar worden accijns bij geteld? = Bij sigaretten, tabak en benzine.
Ze zijn namelijk: = slecht voor de gezondheid en voor het milieu.
Wat zijn "Belastingen op inkomen, winst en vermogen"? = Directe belastingen.
Wat betekend het gezegde: "De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten"? = Hoe rijker je bent, hoe meer belasting je moet betalen.
1e schijf tot €18.000,- en 35% belasting. 2e Schijf tot €18.000,- tot €50.000,- en 40% belasting. Bereken: hoefeel belasting je moet betalen met een inkomen van €21.070,- = €7.528,-

Ingezonden op 17-05-2012 - 4539x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Ook te vinden bij de eigen methode "A, B or C? I can help"
De methode die echt helpt!
(standaard boeken)

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Praktische Economie, deel A, B, or C

5 Praktische Economie Hoofdstuk 5 oefenvragen paragraaf 4