Woordjes leren gerrit vd veen frans 3vwo
Beste bezoeker,
Wellicht kom je op onze site terecht omdat je op zoek bent naar woordenlijsten voor de methode gerrit vd veen frans 3vwo. Woordjesleren.nl en studygo.com hebben de handen ineen geslagen om samen het allerbeste overhoorplatform van Nederland te maken! Je kunt je woordenlijst voor de methode gerrit vd veen frans 3vwo dan ook vinden op studygo.com. Zie ook onze tips.
- Bespaar tijd
- Haal hogere cijfers
- Lijsten van uitgevers
- Verbeter je uitspraak
- Leer altijd en overal
- Nederlandse klantenservice
Wil je toch de woordenlijst opzoeken via woordjesleren.nl? Scroll dan naar beneden!
Hoofdstukken gerrit vd veen frans 3vwo
gaan = aller
ik ga = je vais
jij gaat = tu vas
hij gaat = il va
zij gaat = elle va
het gaat = on va
wij gaan = nous allons
u gaat = vous allez
zij (m) gaan = ils vont
zij (v) gaan = elles vont
kennen = connaître
ik ken = je connais
jij ken = tu connais
hij kent = il connaît
zij kent = elle connaît
het kent = on connaît
wij kennen = nous connaissons
jullie/ u kent = vous connaissez
zij (m) kennen = ils connaissent
zij (v) kennen = elle connaissent
geloven, menen = croire
ik geloof/meen = je crois
jij geloof/meen = tu crois
hij gelooft/meent = il croit
zij gelooft/meent = elle croit
het gelooft/meent = on croit
wij geloven/menen = nous croyons
jullie/ u gelooft/meent = vous croyez
zij (m) geloven/menen = ils croient
zij (v) geloven/menen = elles croient
moeten = devoir
ik moet = je dois
jij moet = tu dois
hij moet = il doit
zij moet = elle doit
het moet = on doit
wij moeten = nous devons
u moet = vous devez
zij (m) moeten =ils doivent
zij moeten (v) = elles doivent
zeggen = dire
ik zeg = je dis
jij zegt = tu dis
hij zegt = il dit
zij zegt = elle dit
het zegt = on dit
wij zeggen = nous disons
u zegt = vous ditez
zij (m) zeggen= ils disent
zij (v) zeggen = elles disent
ik ga = je vais
jij gaat = tu vas
hij gaat = il va
zij gaat = elle va
het gaat = on va
wij gaan = nous allons
u gaat = vous allez
zij (m) gaan = ils vont
zij (v) gaan = elles vont
kennen = connaître
ik ken = je connais
jij ken = tu connais
hij kent = il connaît
zij kent = elle connaît
het kent = on connaît
wij kennen = nous connaissons
jullie/ u kent = vous connaissez
zij (m) kennen = ils connaissent
zij (v) kennen = elle connaissent
geloven, menen = croire
ik geloof/meen = je crois
jij geloof/meen = tu crois
hij gelooft/meent = il croit
zij gelooft/meent = elle croit
het gelooft/meent = on croit
wij geloven/menen = nous croyons
jullie/ u gelooft/meent = vous croyez
zij (m) geloven/menen = ils croient
zij (v) geloven/menen = elles croient
moeten = devoir
ik moet = je dois
jij moet = tu dois
hij moet = il doit
zij moet = elle doit
het moet = on doit
wij moeten = nous devons
u moet = vous devez
zij (m) moeten =ils doivent
zij moeten (v) = elles doivent
zeggen = dire
ik zeg = je dis
jij zegt = tu dis
hij zegt = il dit
zij zegt = elle dit
het zegt = on dit
wij zeggen = nous disons
u zegt = vous ditez
zij (m) zeggen= ils disent
zij (v) zeggen = elles disent
Zoek in de oefeningen
