Poster 6.

Selecteren = uitkiezen
Noteren = opschrijven
Verrichten = doen
De relatie = het verband, als dingen met elkaar te maken hebben
Blijken = duidelijk worden
Tel. = telefoonnummer
Zowel … als = niet allen …. maar ook
Het kenmerk = iets waar aan je iemand of iets aan kunt herkennen
Gemeenschappelijk = iets wat je samen hebt
Behalve = maar niet
Poster 7.
Omstreeks = ongeveer op dat moment, op die plek
Toepassen = gebruiken
Schaars = als er weinig van iets is
Het conflict = de ruzie, het verschil van mening
De overvloed = meer dan nodig is
Blootstaan aan = niet beschermend zijn tegen
N.a.v. (naar aanleiding van) = als gevolg van
De reactie = iets wat je terug zegt of tegen
Opheffen = ergens een eind aan maken
Het motief = de reden (waarom je iets doet)
Poster 8
Oorspronkelijk = in het begin, eigenlijk
Bestemd voor = bedoeld voor
I.p.v. = in plaats van
Toenemen = meer of groter worden
De invloed = de macht om iemand of iets te veranderen
Het standpunt = hoe je over iets denkt
Beschouwen als = zien als
De uitzondering = iets wat niet vaak voorkomt
Een rol spelen = belangrijk zijn
Dienen voor = bedoeld zijn voor
Poster 9
Ten goede komen aan = goed zijn voor
Gedurende = tijdens
Logische = dat begrijpt iedereen, dat spreekt van zelf
Het proces = de manier waarop iets groeit of gebeurt
O.a. (onder andere) = deze, maar ook andere
De voorkeur = wat je het liefste kiest
Variëren = wisselen, veranderen
Overnemen = overschrijven
Vervangen = iets ergens voor in de plaatst zetten
Aantasten = iets of iemand kapot maken
kerstposter
Eigenaar = de baas
Bijzondere = speciaal, anders dan anderen
Voorbereiden = klaar maken
Versieren = mooi maken
Piek = versieren boven in de kerstboom
Eetvertrek = eetkamer
Spectaculair = als iets verbazing opwekt indruk maakt
Enthousiasme = ergens vol van zijn
Smullen = iets lekker vinden
Vader des huizes = de vader van het huis
Kribbe = eet bak van dieren
Belangstelling = aandacht voor iets of iemand
Voldaan = tevreden