Woordjes leren Duits - Lernlist H5 Jobs en Co.....
Beste bezoeker,
Wellicht kom je op onze site terecht omdat je op zoek bent naar woordenlijsten voor de methode Duits - Lernlist H5 Jobs en Co...... Woordjesleren.nl en studygo.com hebben de handen ineen geslagen om samen het allerbeste overhoorplatform van Nederland te maken! Je kunt je woordenlijst voor de methode Duits - Lernlist H5 Jobs en Co..... dan ook vinden op studygo.com. Zie ook onze tips.
- Bespaar tijd
- Haal hogere cijfers
- Lijsten van uitgevers
- Verbeter je uitspraak
- Leer altijd en overal
- Nederlandse klantenservice
Wil je toch de woordenlijst opzoeken via woordjesleren.nl? Scroll dan naar beneden!
Duits - Lernlist H5 Jobs en Co.....
Taal: Duits Auftakt
der Euro = de euro
wirken = overkomen
die Münze = de munt
die Banknote = het bankbiljet
A
die Sûßigkeiten = het snoep
das Handy = het mobieltje
die Handys = de mobieltjes
die Getränke = de drankjes
die Kosmetik = de make-up, de cosmetica
das Geld = het geld
das Taschengeld = het zakgeld
Ich bekomme 10 Euro Taschengeld pro Woche = Ik krijg 10 euro zakgeld per week
pro Monat = per maand
ehrenamtlich = werken zonder betaald te krijgen
die Schulkantine = de schoolkantine
kriegen = krijgen
sparen = sparen
gespart = gespaard
der Betrag = het bedrag
Ich trage Zeitungen aus = ik heb een krantenwijk
Ich arbeite im Supermarkt = ik werk bij de supermarkt
das Mofa = de brommer
die Mofas = de brommers
Ich jobbe nebenbei = ik heb een bijbaantje
der Handyvertrag = het abbonement
die EC-Karte = de pinpas
Wie gefällt dir deine Arbeit? = hoe bevalt jouw werk je?
das Konto = de bankrekening
die Konten = de bankrekeningen
das Geburtstagsgeld = het verjaardagsgeld
das Geschenk = het cadeau
Kommst du damit aus? Kom je daarmee uit?
C
die Klamotten (is het zelfde als) = die Kleidung (is het zelfde als)
schulden machen = schulden maken
die Erfahrung = de ervaring
arbeiten = werken
gearbeitet = gewerkt
das Problem = het probleem
wütend = woedend
übernehmen = op zich nemen
Mischa steht nie in den roten Zahlen = Mischa staat nooit rood
Ich musste meinen Eltern alles erzählen = ik moest mij ouders alles vertellen
leihen = lenen
geliehen = geleend
Ich kann mir kein Handy leisten = ik kan mij geen mobieltje veroorloven
F
das Model = het model
die Models = de modellen
die Traumberufe = de droomberoepen
der Traumberuf = het droomberoep
verdienen= verdienen
der Hauptberuf = het hoofdberoep
der Vorteile = de voordelen
der Vorteil= het voordeel
der Nachteil = het nadeel
die Nachteile = de nadelen
die Ausbildung = de opleiding
die Arbeit gefallt mir = het werk bevalt mij
die negative Seite = de negative kant
die Uni = de universiteit
die Fachhochschule = de Hbo- instelling
G*
gründlich = grondig
aufgeben = opgeven
der Extremsportler = de extreemsporter
der Weltmeister = de wereldkampioen
die Weltmeister = de wereldkampioenen
Schaffen = lukken
Tatsächlich = daadwerkelijk
J
die Aushilfe = de hulpkracht
die Bedingung = de voorwaarde
die Beschäftigung = de bezigheid
Englischkenntnisse sind von Vorteil = het beheersen van engels is een voordeel
Praxis
der Umgang = het omgaan
die Firma = het bedrijf
Zuverlässig = betrouwbaar
Ich habe Spaß an der Arbeit mit Kindern = ik werk graag met kinderen
der Euro = de euro
wirken = overkomen
die Münze = de munt
die Banknote = het bankbiljet
A
die Sûßigkeiten = het snoep
das Handy = het mobieltje
die Handys = de mobieltjes
die Getränke = de drankjes
die Kosmetik = de make-up, de cosmetica
das Geld = het geld
das Taschengeld = het zakgeld
Ich bekomme 10 Euro Taschengeld pro Woche = Ik krijg 10 euro zakgeld per week
pro Monat = per maand
ehrenamtlich = werken zonder betaald te krijgen
die Schulkantine = de schoolkantine
kriegen = krijgen
sparen = sparen
gespart = gespaard
der Betrag = het bedrag
Ich trage Zeitungen aus = ik heb een krantenwijk
Ich arbeite im Supermarkt = ik werk bij de supermarkt
das Mofa = de brommer
die Mofas = de brommers
Ich jobbe nebenbei = ik heb een bijbaantje
der Handyvertrag = het abbonement
die EC-Karte = de pinpas
Wie gefällt dir deine Arbeit? = hoe bevalt jouw werk je?
das Konto = de bankrekening
die Konten = de bankrekeningen
das Geburtstagsgeld = het verjaardagsgeld
das Geschenk = het cadeau
Kommst du damit aus? Kom je daarmee uit?
C
die Klamotten (is het zelfde als) = die Kleidung (is het zelfde als)
schulden machen = schulden maken
die Erfahrung = de ervaring
arbeiten = werken
gearbeitet = gewerkt
das Problem = het probleem
wütend = woedend
übernehmen = op zich nemen
Mischa steht nie in den roten Zahlen = Mischa staat nooit rood
Ich musste meinen Eltern alles erzählen = ik moest mij ouders alles vertellen
leihen = lenen
geliehen = geleend
Ich kann mir kein Handy leisten = ik kan mij geen mobieltje veroorloven
F
das Model = het model
die Models = de modellen
die Traumberufe = de droomberoepen
der Traumberuf = het droomberoep
verdienen= verdienen
der Hauptberuf = het hoofdberoep
der Vorteile = de voordelen
der Vorteil= het voordeel
der Nachteil = het nadeel
die Nachteile = de nadelen
die Ausbildung = de opleiding
die Arbeit gefallt mir = het werk bevalt mij
die negative Seite = de negative kant
die Uni = de universiteit
die Fachhochschule = de Hbo- instelling
G*
gründlich = grondig
aufgeben = opgeven
der Extremsportler = de extreemsporter
der Weltmeister = de wereldkampioen
die Weltmeister = de wereldkampioenen
Schaffen = lukken
Tatsächlich = daadwerkelijk
J
die Aushilfe = de hulpkracht
die Bedingung = de voorwaarde
die Beschäftigung = de bezigheid
Englischkenntnisse sind von Vorteil = het beheersen van engels is een voordeel
Praxis
der Umgang = het omgaan
die Firma = het bedrijf
Zuverlässig = betrouwbaar
Ich habe Spaß an der Arbeit mit Kindern = ik werk graag met kinderen
Zoek in de oefeningen