Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits kapitel 7&8
› 7 en h8 1-2 vwo
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits kapitel 7&8
7 en h8 1-2 vwo
Jaar 1 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
de automaat = der Automat het bord = der Teller de handschoen = der Handschuh de hoed = der Hut de knoop = der Knopf de lange jas; de mantel = der Mantel de pan = der Topf de paraplu = der Schirm de portemonee = der Geldbeutel de prijs = der Preise de rok = der Rock de schoen = der Schuh de supermarkt = der Supermarkt de trui = der Pullover de broek = die Hose de credit card = die Kreditkarte de garantie = die Garantie de handtas = die Handtasche het horloge; de klok = die Uhr de jas = die Jacke de maat = die Größe de mode = die Mode de prijsaanduiding = die Preisangabe de rekening = die Rechnung de sok = die Socke de tas = die Tasche het geld = das Geld het glas = das Glas het hemd = das Hemd de jurk = das Kleid de kilo = das Kilo het kleingeld = das Kleingeld het paar = das Paar de pech = das Pech de plank; het rek = das Regal het T-shirt = das T-Shirt de winkel; de zaak = das Geschäft de spijkerbroek = die Jeans de spullen = die Sachen aantrekken = aanziehen bestellen = bestellen betalen = bezahlen; zahlen bevallen = gevalllen; gevallen boodschappen doen = eigkaufen; einkaufen gehen; einkaufen brengen = bringen er is; er zijn = es gibt er is geen ... meer; er zijn geen ... meer = es gibt kein ... mehr gaan = gehen halen = holen hebben = haben kloppen = stimmen kosten = kosten krijgen = bekommen laten zien = zeigen lusten; houden van = mögen nemen = nehmen nodig hebben = brauchen passen = passen reapreren = reparieren teruggeven = zurückgeben uit zijn = aus sein uitdoen; uitschakelen = ausmachen uittrekken = ausziehen verkopen = verkaufen vinden = finden wisselen = wechseln zoeken = suchen aardig; leuk = nett zou graag willen = möchten alleen; slechts; maar = nur anders nog iets? = sonst noch was? bij de kassa = an der Kasse blauw = blau bruin = braun contant = bar duur = teuer geel = gelb gemakkelijk; licht = leicht goedkoop = billig gratis = gratis grijs = grau groen = grün half = halb hoog = hoch iets bij = etwas zu iets voor = etwas für leeg = leer modern = modern mooi = schön mooi; knap = hübsch niet duur = nicht teuer nieuw = neu nog = noch oranje = orange paars = lila; violett rood = rot roze = rosa schoon = sauber sterk = stark Vanzelfsprekend! = Selbstverständlich! vies = schmutzig voor de helft van de prijs = zum halben preis voor = für wit = weiß zwart = schwarz die Abkürzung = de afkorting die Aussage = de uitspraak das Bedürfnis = de behoefte de Ermäßigung = de korting der Grund = de reden die Herstellung = de productie der Lieferservice; das Lieferservice = de leveringsservice der Lohn = het loon der Prospekt = de folder der Rohstoff = de grondstof der Schlussverkauf = de uitverkoop der Schmuck = de sieraden das Schnäppchen = het koopje der Strumpf = de kous die Werbung = de reclame bummeln = shoppen empfehlen = aanbevelen erstellen = vervaardigen herstellen = produceren sich auskennen = goed bekend zijn sich unterhalten = praten; een gesprek voeren spenden = geven; schenken um Erlaubnis bitten = om toestemming vragen verzichten auf = afzien van zu haben = gesloten zijn zur Verfügung stehen = ter beschikking staan dennoch = toch deswegen = daarom erhältlich = verkrijgbaar hueutzutage = tegenwoordig neulich = onlangs niedrig = laag verhältnismäßig = verhoudingsgewijs witzig = grappig; geinig het afval = der Abfall het apparaat = der Apparaat het balkon = der Balkon de bodem; de vloer = der Boden de computer = der Computer de kast = der Schrank de kelder = der Keller de koelkast = der Külschrank de plaats; de ruimte; het plein = der Platz de sleutel = der Schlüssel de spiegel = der Spiegel de stoel = der Stuhl de stroom = der Strom de tafel = der Tisch de televisie = derFernseher de tuin = der Garten de zolder = der Dachboden de deur = die Tür de douche = die Dusche de garage = die Garage de gloeilamp = die Glühbirne het horloge; klok = die Uhr de huur = die Miete de keuken = die Küche de lamp = die Lampe het terras = die Terrasse het toilet = die Toilette de trap = die Treppe de verwarming = die Heizung de voordeur = die Haustür de wand; de muur = die Wand de wasmachine = die Waschmaschine de woning = die Wohnung de afbeelding; de foto = das Bild het bad = das Bad de badkamer = das Badezimmer het bed = das Bett het dak = das Dach het drinkwater = das Trinkwasser het gas = das Gas de handdoek = das Handtuch het hout = das Holz het huis = das Haus de kamer = das Zimmer het kussen = das Kissen het licht = das Licht de olie = das Öl het raam = das Fenster de radio = das Radio de slaapkamer = das Schlafzimmer de telefoon = das Telefon het vaatwerk = das Geschirr de wastafel = das Waschbecken de wc = das WC de woonkamer = das Wohnzimmer de meubels = die Möbel aanbellen = klingeln aandoen = anmachen aandoen,inschakelen = einschalten aankloppen; kloppen = anklopfen; klopfen bouwen = bauen branden = brennen dicht doen = zumachen drukken = drücken huren = mieten koken = kochen liggen = liegen openen = öffenen opruimen = afräumen poetsen; schoonmaken = putzen regenen = rechnen schoonmaken = saubermachen sluiten = schließen spelen = spülen tekenen = zeichnen thuis zijn = zu Hause sein uitschakelen = ausschalten verhuizen = umziehen wassen = waschen wonen bij = wohnen bei wonen met = wohnen mit wonen = wohnene aardig; leuk; mooi = nett anders nog = sonst noch centraal = zentral donker = dunkel elektrisch = elektrisch gemeubileerd = möbiliert gesloten = geschlossen gezellig = gemütlich groot = groß hard = laut klein = klein houd = kalt licht = hell meteen; direct = sofort mogelijk = möglich naar; bij = zu das Abi = het eindexamen das Einfamilienhaus = de eengezinswoning die Fernbedienung = de afstandsbediening das Gehalt = het salaris der Hauptschulabschluss = het vmbo-diploma der Informationsschalter = de informatiebalie die Klimaanlagw = de airconditioning der Krach = het lawaai; de ruzie der Kumpel = de Kameraad der Kundenservice; das Kundenservice = de klatnenservice; de klantenservice die Lehrstelle = de stageplaats der Pflegevater = de pleegvader der Realschulabschluss = het havo-diploma die Rufnummer = het telefoonnummer der Termin = de afspraak die Unterstufe = de onderbouw die Veröffentlichung = de publicatie das Verständnis = het begrip die Wiedervereinigung = de hereniging aufwachsen = opgroeien beraten = adviseren die Schule schwänzen = spijbelen einwilligen = inwilligen; toestaan winziehen = betrekken gestalten = vormgeven stattfinden = plaatsvinden uterrichten = onderwijzen wählen = kiezen open = offen oud = alt rustig = ruhig warm = warm zacht = leise andererseits = anderzijds bequem = confortabel einersets = enerzijds erfolgreich = succesvol gepflegt = verzorgd heimlich = heimelijk; stiekem heruntergekommen = verwaarloosd hervorragend = uitstekend in jeder Hinsicht = in elk opzicht lebensbedrohlich = levensbedreigend nach Vereinbarung = volgens afspraak selbstverständlich = vanzelfsprekend überzeugt = overtuigd wegen = wegens zurzeit = momenteel
Ingezonden op 06-06-2012 - 1155x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
hoffentlich ohne fehler.
fiel erfolg !!!
(
hopelijk zonder fouten
veel succes!!!
)
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!