Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

MeMo, deel 1

5 Begrippen paragraaf 1 tot en met 5

Jaar 1 (havo/vwo)

Drieslagstelsel = Een landbouwmethode waarbij akkerland in drieën wordt verdeeld; een deel wordt gebruikt voor zomergraan, een deel voor wintergraan en een deel ligt braak; de delen wisselen elkaar elk jaar af.
Geldeconomie = Een samenleving waarin mensen elkaar met geld betalen.
Gezel = 	 In het middeleeuwse systeem van gilden een ambachtsman die in dienst is van een meester en na ongeveer zeven jaar opleiding klaar is om een ambacht zelfstandig uit te oefenen.
Gilde = 	 Een vereniging van mensen die in een stad hetzelfde beroep uitoefenen; het gilde legde bepaalde verplichtingen op, maar hielp ook als er problemen waren.
Halsjuk =	 Een trek tuig rond de hals van een trekdier, waardoor het ploegen beter ging.
Handelsstad = 	 Een stad waarin handel het voornaamste middel van bestaan is.
Hanze = 	 Vereniging van samenwerkende Noordwest-Europese handelssteden, die in de veertiende en vijftiende eeuw op zijn machtigst was.
Kathedraal = 	 Een bisschopskerk.
Meester = 	 Een ambachtsman die met succes de meesterproef heeft afgelegd en is toegelaten tot het gilde; een meester mocht zijn eigen werkplaats beginnen.
Ontginnen = 	 Het voor landbouw bruikbaar maken van bossen en moerassen.
Stadsrecht =	 Het recht van de inwoners om hun stad zelf te besturen en zelf recht te spreken; ook mochten ze hun eigen munt slaan en een stadsmuur bouwen; dit recht werd gegeven door de bestuurder (heer) van het gebied.
Schout = Voorzitter van de rechtbank, die benoemt werd door de heer van het gebied.
Schepenen = Mensen uit de rijke burgerij die onder leiding van de schout zorgden voor de rechtspraak.
Stadsraad = Een vergadering van burgers die besluiten van de schepenen goedkeurde; de stadsraad werd voorgezeten door één of meer burgemeesters; zij beheerde de stadskas en regelden de verdediging van de stad.
Burgerij =In de middeleeuwen de groep van officiële bewoners van een stad.
Bisschoppen= Bestuurder van een bisdom, een van de hoogste mensen in de rooms-katholieke Kerk; een bisschop kon ik de middeleeuwen geestelijk en wereldlijk bestuurder zijn.
Scheiding tussen Kerk en staat = Een situatie waarin geestelijke leiders (zoals de paus en de bisschoppen) alleen besluiten mogen nemen over godsdienstige zaken, en politieke leiders (zoals keizers en koningen) beslissen over wetgeving, rechtspraak, belasting en oorlogvoering.
Centraal bestuur = Bestuur vanuit één plaats; overal in het land gelden de zelfde wetten en belastingen.
Staat = Een land dat centraal bestuurd wordt en waarin overal de zelfde regels en wetten gelden.
Gewesten = Een soort provincie met eigen regels, wetten en bestuurders (aan het eind van de middeleeuwen in de Nederlanden bijvoorbeeld Holland en Brabant).

Ingezonden op 24-06-2012 - 4881x bekeken.
Waardering 5.4 (aantal stemmen: 7)

voting system
1
2
3
4
5

Tips en/of verbeteringen?
Zeg het in de reacties en ik verander het zo snel mogelijk

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

MeMo, deel 1

5 Begrippen paragraaf 1 tot en met 5