Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via WRTS. Klik op 'Overhoren'

Vocabulaire 2000, deel 5

5 Le corps, la toilette

le crâne = de schedel
le front = het voorhoofd
le sourcil = de wenkbrauw
un cil = een wimper
une paupière = een ooglid
la joue = de wang
le menton = de kin
une lèvre = een lip
une moustache = een snor
une barbe = een baard
la gorge = de keel
la langue = de tong
le cou = de hals
la colonne vertébrale = de ruggengraat
une épaule = een schouder
le coude = de elleboog
un poing = een vuist
le poignet = de pols
un doigt = een vinger
un pouce = een duim
un ongle = een nagel (van vinger of teen)
le ventre = de buik
une hanche = een heup
une cuisse = een dij
un genou = een knie
une cheville = een enkel
un doigt de pied = een teen
la peau = de huid
les entrailles = de ingewanden
l'estomac = de maag
le coeur = het hart
le foie = de lever
un poumon = een long
un muscle = een spier
un nerf = een zenuw
une veine = een ader
le sang = het bloed
une serviette = een handdoek
un gant de toilette = een washandje
une brosse à dents = een tandenborstel
un dentifrice = een tandpasta
le savon = de zeep
un rasoir = een scheermes, scheerapparaat
se raser = zich scheren
la coiffure = het kapsel
la laque = de lak
le maquillage = de make-up
un rouge à lèvres = een lippenstift
un vernis à ongles = een nagellak
un fard à paupières = een oogschaduw
un rimmel = een mascara
une ride = een rimpel
maigre = mager
la poitrine = de borst
le sein = de borst
des membres = ledematen
une jambe = een been
des sens = zintuigen
sensible = gevoelig
insensible = ongevoelig
une sensation = een gevoel, gewaarwording
la vue = het gezicht
visible = zichtbaar
invisible = onzichtbaar
un coup d'oeil = een oogopslag, blik
le regard = de blik
se fixer = zich richten, zich vestigen
goût = smaak(zin)
le rire = de lach
le son = de klank
la voix = de stem
sonner = klinken
glacé = ijskoud
le froid = de kou
transpiration = zweet
transpirer = zweten
fatigant = vermoeiend
fatigué = vermoeid
la fatigue = de vermoeidheid
avoir sommeil = vaak hebben, slaperig zijn
profondément = vast, diep
le repos = de rust
se reposer = rusten
blanche = slapeloze (bv. nacht)
s'endormir = inslapen
réveiller = wekken, wakker maken
se réveiller = wakker worden
se lever = opstaan
se peigner = zich kammen
chauve = kaal
faire = verzorgen
se coiffer = zich kammen, kapsel in orde brengen
coiffée = gekapt, gekamd
coiffeur pour dames = dameskapper
brun = bruin
séduisant = verleidelijk
séduire = verleiden
bronzé = bruin, gebruind (door de zon)
le bronzage = de bruine huidskleur
un solarium = een zonnebank
vieillir = verouderen
joli = knap
un produit solaire = een zonnecrème
un coup de soleil = een zonnesteek
douce = zacht
lisse = glad
la douceur = de zachtheid
rude = ruw
soigner = verzorgen
physique = uiterlijk
mince = slank
une ligne = een slank figuur
une taille = een taille, middel
une taille = een lengte, gestalte
une taille = een maat (kleren)
une pointure = een maat (schoenen)
grossir = verdikken
maigrir = vermageren
grandir = groeien, groter worden
respirer = ademen
la respiration = de ademhaling
une haleine = een adem
un souffle = een adem
rousse = ros
rajeunir = verjongen, jonger maken
un visage = een gezicht
fin = fijn, slanke

Ingezonden op 07-03-2008 - 7228x bekeken.
Waardering 9.2 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Vocabulaire 2000, deel 5

5 Le corps, la toilette