Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

New Headway English Course, deel 1

1 woordjes hoofdstuk 1/2

Jaar 1 (Gymnasium)

apple = appel
	Australia = Australië
	bag = tas
	because = omdat
	Brazil = Brazilië
	brother = broer
	camera = camera
	children = kinderen
	cinema = bioscoop
	country = land
	day = dag
	dictionary = woordenboek
	England = Engeland
	fine = goed
	flat = flat; appartement
	France = Frankrijk
	from = van; uit
	Germany = Duitsland
	goodbye = tot ziens; goedendag
	have = hebben
	hello = hallo
	her = haar
	his = zijn
	Hungary = Hongarije
	international = internationaal
	Italy = Italiè
	Japan = Japan
	job = baan
	key = sleutel
	language =taal
	learn = leren
	letter = brief
	live = wonen
	magazine = tijdscrhift
	married = getrouwd
	me = me; mij
	Mexico = Mexico
	mobile = mobieltje
	music = muziek
	my = mijn
	name = naam
	newspaper = krant
	nice = fijn; aardig
	not bad = niet slecht
	orange = sinaasappel
	Poland = Polen
	postcard = kaart
	Russia = Rusland
	see you = tot ziens
	sister = zus
	Spain = Spanje
	spell = spellen
	stamp = postzegel
	student = student
	teacher = leraar
	telephone number = telefoonnummer
	thank you = dankjewel
	thanks = bedankt
	the USA = de vs
	this = dit
	ticket = ticket; kaartje
	very well = erg goed
	want = willen
	what = wat
	where = waar
	your = je; jouw
	accountant = boekhouder
	actor = acteur
	adress = adres
	age = leeftijd
	American = Amerikaan
	anything else = anders nog iets
	apple pie = appeltaart
	at home = thuis
	at work = op het werk
	aunt = tante
	bar = café
	big = groot
	boyfriend = vriendje
	café = café
	Can i have...? = Mag ik...?
	Can i help? = Kan ik u helpen?
	centre = centrum
	cheap = goedkoop
	chicken = kip
	chips = friet
	chocolate = chocolade
	classroom = klaslokaal
	coffee = koffie
	cold = koud
	daughter = dochter
	different = verschillend
	difficult = moeilijk
	drink	 = drinken; drank
	easy = makkelijk
	egg = ei
	email = e-mail
	exciting = boeiend; opwindend
	expensive = duur
	family = familie
	fast = snel
	father = vader
	first name	 = voornaam
	fish = vis
	friendly = vriendelijk
	funny = grappig
	girlfriend = vriendinnetje
	good = goed
	grandfather = grootvader; opa
	grandmother = grootmoeder; oma
	hamburger = hamburger
	happy = blij; gelukkig
	here = hier
	Here you are = alsjeblieft
	hi = hallo
	holiday = vakantie
	horrible = vreselijk
	hot = heet
	How are you? = Hoe gaat het?
	How much? = Hoeveel?
	How old? = Hoe oud?
	husband = echtgenoot
	ice-cream = ijs
	Ireland = Ierland
	journalist = journalist
	love = liefde
	lovely = mooi
	menu = menukaart
	mineral water = mineraalwater
	Monday = Maandag
	morning = morgen; ochtend
	mother = moeder
	near = vlakbij
	new = nieuw
	nightclub = nachtclub
	now = nu
	nurse = verpleegster; verpleger
	old = oud
	orange juice = sinaasappelsap
	photo = foto
	pizza = pizza
	please = astublieft
	pound = pond
	practice = training
	price	 = prijs
	restaurant = restaurant
	slad = salade
	sea = zee
	slow = langzaam
	small = klein
	software designer = software ontwerper
	son = zoon
	soon	 = spoedig
	speak = spreken
	subway = metro
	surname = achternaam
	Switzerland = Zwitserland
	tea = thee
	town	= stad
	tuna	= tonijn
	uncle = oom
	understand = begrijpen
	university = universiteit
	Who? = Wie?
	wife	= vrouw
	write	 = schrijven
	young = jong

Ingezonden op 07-10-2012 - 1455x bekeken.
Waardering 7.4 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

ik hoop dat dit een handige lijst is, kost wel veel tijd om te maken.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

New Headway English Course, deel 1

1 woordjes hoofdstuk 1/2