Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Hoofdlijnen nederlands recht
› 1 Terreinverkenning
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Hoofdlijnen nederlands recht
, deel 1
1 Terreinverkenning
Jaar 1
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aanvullend recht = Recht waarvan de burgers mogen afwijken. Regels van aanvullend recht gelden alleen wanneer partijen over de betreffende inhoud niets hebben afgesproken. A-contrarioredenering = Redenering waarbij de rechter ervan uitgaat dat een bepaalde rechtsregel niet van toepassing is, omdat die regel uitsluitend is geschreven voor de gevallen die uitdrukkelijk in die regel worden genoemd. Bestuursrecht = Recht dat betrekking heeft op de mogelijkheden die de staat bezit om regulerend op te treden ten aanzien van het maatschappelijk leven. Burgerlijk recht = Civiel- of privaatrecht. Het burgerlijk recht valt uiteen in twee rechtsgebieden: het personen- en familierecht en het vermogensrecht. Het vermogensrecht omvat alle regelingen met betrekking tot de op geld waardeerbare handelingen tussen particulieren(inclusief de overheid als particulier). Dwingend recht = Recht waarvan de burgers niet mogen afwijken. Doen zij dit toch dan zijn gewoon wettelijke regels van toepassing. Formeel recht = Procesrecht. Het formele recht heeft betrekking op het recht van procederen. Het gaat daarbij om vragen als: bij welke rechter moet ik zijn, hoe moet er worden geprocedeerd, welke termijnen moeten er in acht worden genomen. Gewoonterecht = Ongeschreven recht dat geldt omdat er binnen een bevolkingsgroep steeds naar wordt gehandeld, terwijl deze groep het als een rechtsplicht ziet deze gewoonteregel(s) op te volgen. Interpretatiemethode = Hulpmiddel dat ten dienste staat aan de rechter teneinde een vaag woord of vage zinsnede uit te leggen. Voorbeelden zijn de grammaticale, de wetshistorische, de anticiperende, de rechtsvergelijkende, de systematische en de teleologische interpretatiemethode. Jurisprudentie = Rechtspraak; beslissingen afkomstig van een rechter of rechtscollege. Materieel recht = Recht dat betrekking heeft op wat men mag en niet mag, welke rechten en welke verplichtingen men heeft. Monopoliepositie = Heeft betrekking op de staat die op het terrein van het strafrecht via het OM het alleenrecht heeft, sancties als gevangenisstraf en boete op te leggen. Objectief recht = Positief recht. Het recht dat uit de geldende rechtsbronnen wet, verdrag, jurisprudentie en gewoonte voortvloeit. Ondernemingsrecht = Recht dat betrekking heeft op alle regels die verband houden met het uitoefenen van een bedrijf en activiteiten in club- en teamverband. Privaatrecht = Burgerlijk recht. Recht dat geldt tussen burgers onderling. Procederen = Naar de rechter stappen om je gelijk op te eisen. Publiekrecht = Recht dat betrekking heeft op de regels die van kracht zijn tussen de overheid als zodanig (en dus niet als particulier) en de burger. Redenering naar analogie = Redenering waarbij de rechter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde niet wettelijk geregelde kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wet wel voorziet, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-geregelde kwestie. Staatsrecht = Recht dat de wijze regelt waarop het Nederlandse staatsbestel vorm wordt gegeven en de invloed die de burgers daarop kunnen uitoefenen. Strafrecht = Recht waarbij de staat door middel van het OM actief optreed teneinde normen via sancties af te dwingen van de burgers. Subjectief recht = Recht dat individuen in concreto bezitten omdat het objectieve recht dit met zoveel woorden verklaart. Verdrag = Overeenkomst tussen twee of meer staten. Een verdrag kan bilateraal of multilateraal zijn. Wet in formele zin = Ieder besluit dat tot stand is gekomen op grond van samenwerking tussen regering en Staten-Generaal. Wet in materiƫle zin = Ieder besluit dat gericht is tot een onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde personen. Dit besluit moet natuurlijk afkomstig zijn van een daartoe bevoegd overheidsorgaan.
Ingezonden op 18-10-2012 - 1802x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!