Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Hoofdlijnen nederlands recht
› 1347 Alles even bij elkaar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Hoofdlijnen nederlands recht
1347 Alles even bij elkaar
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Aanvullend recht = Recht waarvan de burgers mogen afwijken. Regels van aanvullend recht gelden alleen wanneer partijen over de betreffende inhoud niets hebben afgesproken. A-contrarioredenering = Redenering waarbij de rechter ervan uitgaat dat een bepaalde rechtsregel niet van toepassing is, omdat die regel uitsluitend is geschreven voor de gevallen die uitdrukkelijk in die regel worden genoemd. Bestuursrecht = Recht dat betrekking heeft op de mogelijkheden die de staat bezit om regulerend op te treden ten aanzien van het maatschappelijk leven. Burgerlijk recht = Civiel- of privaatrecht. Het burgerlijk recht valt uiteen in twee rechtsgebieden: het personen- en familierecht en het vermogensrecht. Het vermogensrecht omvat alle regelingen met betrekking tot de op geld waardeerbare handelingen tussen particulieren(inclusief de overheid als particulier). Dwingend recht = Recht waarvan de burgers niet mogen afwijken. Doen zij dit toch dan zijn gewoon wettelijke regels van toepassing. Formeel recht = Procesrecht. Het formele recht heeft betrekking op het recht van procederen. Het gaat daarbij om vragen als: bij welke rechter moet ik zijn, hoe moet er worden geprocedeerd, welke termijnen moeten er in acht worden genomen. Gewoonterecht = Ongeschreven recht dat geldt omdat er binnen een bevolkingsgroep steeds naar wordt gehandeld, terwijl deze groep het als een rechtsplicht ziet deze gewoonteregel(s) op te volgen. Interpretatiemethode = Hulpmiddel dat ten dienste staat aan de rechter teneinde een vaag woord of vage zinsnede uit te leggen. Voorbeelden zijn de grammaticale, de wetshistorische, de anticiperende, de rechtsvergelijkende, de systematische en de teleologische interpretatiemethode. Jurisprudentie = Rechtspraak; beslissingen afkomstig van een rechter of rechtscollege. Materieel recht = Recht dat betrekking heeft op wat men mag en niet mag, welke rechten en welke verplichtingen men heeft. Monopoliepositie = Heeft betrekking op de staat die op het terrein van het strafrecht via het OM het alleenrecht heeft, sancties als gevangenisstraf en boete op te leggen. Objectief recht = Positief recht. Het recht dat uit de geldende rechtsbronnen wet, verdrag, jurisprudentie en gewoonte voortvloeit. Ondernemingsrecht = Recht dat betrekking heeft op alle regels die verband houden met het uitoefenen van een bedrijf en activiteiten in club- en teamverband. Privaatrecht = Burgerlijk recht. Recht dat geldt tussen burgers onderling. Procederen = Naar de rechter stappen om je gelijk op te eisen. Publiekrecht = Recht dat betrekking heeft op de regels die van kracht zijn tussen de overheid als zodanig (en dus niet als particulier) en de burger. Redenering naar analogie = Redenering waarbij de rechter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde niet wettelijk geregelde kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wet wel voorziet, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-geregelde kwestie. Staatsrecht = Recht dat de wijze regelt waarop het Nederlandse staatsbestel vorm wordt gegeven en de invloed die de burgers daarop kunnen uitoefenen. Strafrecht = Recht waarbij de staat door middel van het OM actief optreed teneinde normen via sancties af te dwingen van de burgers. Subjectief recht = Recht dat individuen in concreto bezitten omdat het objectieve recht dit met zoveel woorden verklaart. Verdrag = Overeenkomst tussen twee of meer staten. Een verdrag kan bilateraal of multilateraal zijn. Wet in formele zin = Ieder besluit dat tot stand is gekomen op grond van samenwerking tussen regering en Staten-Generaal. Wet in materiƫle zin = Ieder besluit dat gericht is tot een onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde personen. Dit besluit moet natuurlijk afkomstig zijn van een daartoe bevoegd overheidsorgaan. Algemene voorwaarden = Voorwaarden die vooraf door de opsteller worden gemaakt en die van toepassing zijn op alle personen die een overeenkomst met de opsteller willen sluiten. Arbeidsovereenkomst = Overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten (art. 610 boek 7 BW). Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd = Arbeidsovereenkomst die automatisch doorloopt zonder dat een objectief criterium automatisch het einde ervan inluidt. Het einde is afhankelijk van de wil van werkgever of werknemer. Concurrentiebeding = Beding waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn mogelijkheden om na het einde van de arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn. Meestal mag niet bij de concurrent worden gewerkt of is het verboden om als zelfstandige de ex-werkgever concurrentie aan te doen (art. 653 boek 7 BW) Consumentenkoop = De koopovereenkomst met betrekking tot een roerende zaak, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een koper, een natuurlijk persoon, die niet handelt in uitoefening van een beroep of bedrijf (art. 5 lid 2 boek 7 BW) Eis van conformiteit = Eis waaraan de verkoper moet voldoen: een verkoche zaak moet de eigenschappen bezitten die de koper op grond vande overeenkomst mocht verwachten. Gewichtige redenen = Redenen op grond waarvan de rechter tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan overgaan op verzoek van de werkgever of werknemer. Geregeld in art. 685 boek 7 BW. Gezagsverhouding = Een van de noodzakelijke voorwaarden voor de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. De gezagsverhouding doelt op de bevoegdheid van de werkgever tijdens het werk eenzijdige instructies aan de werknemer te geven. De gezagsverhouding komt tot uitdrukking in de woorden 'in dienst van' in art. 610 boek 7 BW. Grijze lijst = Wettelijke opsomming van bedingen in algemene voorwaarden, die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn voor de wederpartij. Zie art. 237 boek 6 BW. Handelskoop = Alle koopovereenkomsten die niet vallen onder de definitie van consumentenkoop. Koopovereenkomst = Overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven aan de ander om daarvoor een prijs te betalen (art. 1 boek 7 BW). Koop op proef = Koop onder opschortende voorwaarde. Deze voorwaarde is dat de zaak de koper voldoet (art. 45 boek 7 BW). Opzeggingstermijn = Termijn die werkgever en werknemer in acht moeten nemen als zij de arbeidsovereenkomst opzeggen. De wettelijke opzegtermijnen zijn geregeld in art. 652 van boek 7 BW. Proeftijd = Periode gedurende de eerste fase vande arbeidsovereenkomst, gedurende welke zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang kan opzeggen. De proeftijdperiode kan maximaal een of twee maanden bedragen (art. 652 en 676 boek 7 BW). UWV werkbedrijf = Organisatie aan wie toestemming moet worden gevraagd, alvorens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd door middel van opzegging kan eindigen. Recht van reclame = Recht van de verkoper om door middel van een schriftelijke verklaring de zaak van de koper terug te vorderen. Voorwaarden voor het uitoefenen van dit recht staan in art. 39 boek 7 BW. Wettelijke verhoging = Bedrag dat de werkgever aan de werknemer bovenop het loon moet betalen, als het loon te laat wordt betaald. Maximaal de helft van het bedrag van het verschuldigde loon. Geregeld in art. 625 boek 7 BW. Zwarte lijst = Wettelijke opsomming van bedingen in algemene voorwaarden die zonder meer als onredelijk worden aangemerkt. Zie art. 236 boek 6 BW. Adequatieleer = Leer waarbij de omvang van de schade werd vastgesteld met behulp van de vraag: welke schade was (nog) redelijkerwijs te voorzien? Causaal verband = Duidt op een rechtstreeks verband, aanwezig tussen schade en onrechtmatige daad. Er is niet voldaan aan dit criterium als de schade ook was ontstaan indien de onrechtmatige daad niet was gepleegd. Gevaarzetting (in verband met zorgvuldigheidsnormen) = Het in het leven roepen van een gevaarsituatie waarmee een normaal denkend en handelend mens geen rekening hoeft te houden. Inbreuk op een recht = Inbreuk op een subjectief recht, dat wil zeggen: inbreuk op een aan het objectieve recht ontleende individuele bevoegdheid, zoals het eigendomsrecht. Ongerechtvaardigde verrijking = Situatie waarbij iemand ten koste van een ander op onredelijke gronden bevoordeeld is, terwijl er tussen de betrokkenen (anders dan bij onverschuldigde betaling) een rechtsverhouding aanwezig was. Onrechtmatige daad = Inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of een doen of nalaten in strijd met ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt. In het laatste geval spreekt men ook wel van schending van een zorgvuldigheidsnorm. Onverschuldigde betaling = Betalen aan een ander, zonder aanwezigheid van een rechtsgrond (bijv. een overeenkomst) en dus zonder dat daarvoor een juridische verplichting bestond. Rechtmatige daad = Handeling die voortvloeit uit zaakwaarneming, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. Rechtvaardigingsgrond = Aanwezigheid van noodweer, overmacht, wettelijk voorschrift of ambtelijk bevel, die maakt dat een daad niet onrechtmatig is (hoewel dit op de eerste aanblik het geval leek te zijn). Relativiteitsvereiste (Schutznorm) = Wil men met succes schadevergoeding verkrijgen uit een onrechtmatige daad, dan zal de geschonden norm moeten dienen om de belangen van de benadeelde te beschermen. Zo niet, dan zal de vordering worden afgewezen. Het relativiteitsvereiste hoeft niet (evenals de rechtvaardigingsgrond) door eiser gesteld en bewezen te worden. Het vormt een verweermiddel voor de gedaagde. Risico-aansprakelijkheid = Er is een verschuiving op het leerstuk van de onrechtmatige daad waar te nemen, waarbij een risicoaansprakelijkheid steeds meer de plaats in gaat nemen van de schuldaansprakelijkheid. Bij een risicoaansprakelijkheid draagt men de gevolgen van een begane onrechtmatige daad, ongeacht of men enig verwijt treft. Risicoaansprakelijkheid bestaat onder meer voor ouders/voogden ten opzichte van hun kinderen die nog geen 14 jaar zijn en voor werkgevers ten opzichte van onrechtmatige daden gepleegd door hun werknemers. Schade = Valt uiteen in vermogeAdequatieleer = Leer waarbij de omvang van de schade werd vastgesteld met behulp van de vraag: welke schade was (nog) redelijkerwijs te voorzien? Schade = Valt uiteen in vermogensschade en ander nadeel. Vermogensschade omvat globaal de posten of geleden verlies, gederfde winst en redelijke kosten, gemaakt ter voorkoming of beperking van de schade. 'Ander nadeel' betreft immateriele schade (smartengeld), ontstaan dooe gederfde levensvreugde. Immateriele schade wordt slechts toegekend voor zover de wet dit uitdrukkelijk mogelijk maakt. Schuldaansprakelijkheid = Uitgangspunt van ons vermogensrecht, ook met betrekking tot de onrechtmatige daad: men is eerst aansprakelijk wanneer men een verwijt valt te maken ten aanzien van het ontstaan van de daad. Toerekening (aan de dader) = Een onrechtmatige daad kan de dader worden toegerekend indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak die krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening (risico) komt. Toerekening naar redelijkheid = Centraal criterium op grond waarvan tegenwoordig vastgesteld wordt, welke schade door de schadetoebrenger moet worden vergoed. Wat redelijk is hangt onder meer af van de aard van de aansprakelijkheid, de aard van de schade en de voorzienbaarheid van het ontstaan van de schade. Zaakwaarneming = Het op redelijke gronden en bewust behartigen van de belangen van een ander, terwijl deze belangenbehartiging niet op een overeenkomst of de wet berust. Aandelen = Bewijs van deelname aan het eigen vermogen van een nv of bv. Dit eigen vermogen valt uiteen in een maatschappelijk, geplaatst en gestort kapitaal. Er zijn aandelen op naam en aandelen aan toonder. Beheersdaden = Activiteiten, binnen een personenassociatie (maatschap, vof, vc) verricht, die passen binnen de doelstelling van de onderneming. Dergelijke activiteiten binden de vennoten. Beschikkingshandelingen = Alle activiteiteten binnen een personenassociatie (maatschap, vof en cv) die neit als beheersdaden zijn te beschouwen. Ze binden alleen de vennoot die de handeling heeft verricht. Blokkeringsregeling = Regeling waarbij de aandeelhouders beperkt worden in hun mogelijkheden, hun aandelen aan anderen over te dragen (in eigendom). In de statuten van een bv moet zo'n blokkeringsregeling zijn opgenomen.Daarbij moet worden gekozen tussen een aanbiedings- of een goedkeuringsverplichting. Commanditaire venootschap = Ondernemingsvorm waarbij naast beherende ook stille vennoten (kunnen) optreden. Voor de beherende vennoten gelden dezelfde regels als bij de vof. Concern = Een aantal rechtspersonen (vaak besloten vennootschappen) die onder gemeenschappelijke leiding staan van een zogenaamde moedervennootschap, meestal een naamloze of besloten vennootschap. Cooperatie = Bij notariele akte opgerichte vereniging die als doel heeft in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden te voorzien, namelijk door het doen van winstuitkeringen. Eenmanszaak = Ondernemingsvorm waarbij een eigenaar/kapitaalverschaffer een beroep of bedrijf uitoefent. Deze eigenaar/kapitaalverschaffer is zowel met zijn ondernemingsvermogen als met zijn privevermogen aanprakelijk voor de schulden die hij maakt met betrekking tot de eenmanszaak. Handelsregister = Overzicht, aanwezig bij iedere kamer van koophandel, van alle ondernemingen (in welke vorm dan ook) in een bepaalde regio, met informatie over de betreffende ondernemingen en degenen die deze leiden. Jaarrekening = Overzicht van balans, winst- en verliesrekening en een toelichting daarop. De jaarrekening moet worden gepubliceerd. De mate waarin hangt af van de grootte van de onderneming. Naamloze/besloten vennootschap i.o. = Aanduiding dat de procedure tot oprichting van een nv/bv in gang is maar nog niet afgerond. Gedurende deze periode gelden enkele specifieke regels die maken dat de bestuurders van de op te richten nv/bv eerder in persoon aansprakelijk zijn voor activiteiten, verricht voor de nv/bv i.o. Oligarchische clausule = Bepaling in de statuten die stelt dat het benoemingsrecht van de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) met betrekking tot bestuurders en commissarissen zal plaatsvinden op basis van een bindende voordracht van tenminste twee personen per vacature. Onderlinge waarborgmaatschappij (owm) = Vereniging die zich ten doel stelt met haar leden verzekeringsovereenkomsten te sluite in het verzekeringsbedrijf dat zij met het oog daarop voor haar leden uitoefent. Onderneming = In de zin van de Handelsregisterwet: een voldoende zelfstandig optredende organisatorische eenheid van een of meer personen waarin ten behoeve van derden diensten of goederen worden geleverd of werken tot stand worden gebracht met het oogmerk daarmee materieel voordeel te behalen. Onderneming = In de zin van de WOR: ieder in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of overheidsbesluit arbeid wordt verricht. Ondernemingraad =Vertegenwoordiging van werknemers in een onderneming, gericht op het uitoefenen van bepaalde rechten ten opzichte van de ondernemer. Een or moet worden ingesteld wanneer een bedrijf doorgaans ten minste 50 peronen werkzaam zijn. Personeelvergadering = Verplichte bijeenkomsten van ondernemer en personeel van een onderneming tussen 10 en 50 werknemers, waarbij het personeel bepaalde rechten kan uitoefenen. Personeelsvertegenwoordiging = Vertegenwoordiging van werknemers in een onderneming, gericht op het uitoefenen van bepaalde rechten ten opzichte van de ondernemer. Deze moet worden ingesteld wanneer de meerderheid van de werknemers van de onderneming met in de regel tussen 10 en 50 werknemers, daarom vraagt. Personenassociatie = Ondernemingsvorm tussen twee of meer personendie niet is een rechtspersoon. Voorbeelden hiervan: de maatschap, de venootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. Raad van commissarissen = Orgaan van de nv of bv dat een controlerende en adviserende taak heeft ten opzichte van het bestuur. Recht van enquete = Bevoegdheid van de ava (onder voorwaarden) en de vakbonden om een verzoek in te dienen bij de Ondernemingskamer, teneinde het gevoerde beleid in een onderneming aan een onderzoek te onderwerpen. Rechtspersoon = Zelfstandig drager van rechten en plichten en dus rechtssubject. Uitgandspunt is dat degenen die handelen namens een rechtspersoon, niet aansprakelijk zijn voor de daaruit voortkomende verplichtingen. Voorbeelden zijn: de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap, de ovr (openbare venootschap met rechtspersoonlijkheid), de vereniging, de cooperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de stichting en de flex bv. Bedrijven kiezen doorgaans niet de vereniging of de stichting als ondernemingsvorm/rechtspersoon. De ovr bezit rechtspersoonlijkheid, maar dit gaat niet zover in gevolgen als bij de in boek 2 BW geregelde rechtspersonen. Statuten = Schriftelijk stuk van een rechtspersoon waarin nadere regels worden gegeven omtrent de organisatie van die rechtspersoon en de bevoegdheden van de betreffende organen. Structuurvennootschap = Nv,bv, cooperatie of owm die als 'groot' kan worden betiteld omdat deze aan bepaalde in de wet aangegeven criteria voldoet. Een structuurvennootschap is verplicht een raad van commissarissen (rvc) te hebben. Deze rvc heeft vergaande bevoegdheden.
Ingezonden op 19-10-2012 - 1557x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!