Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Interface Blue Label

1 alles van H1

Jaar 2 (vwo)

1.
is there anywhere we can hang wet jeans to dry = kunnen we ergens onze natte spijkerbroeken te drogen ophangen 		 
it looks more like a castle than a youth hostel = het lijkt meer op een kasteel dan op een jeugdherberg 
it's amazing. i was expecting a farmhouse = het is fantastisch. ik verwachtte een boerderij 
i can't imagine that a farmer lived here = ik kan me niet voorstellen dat hier een boer gewoond heeft
In Holland they don't live in castles either = In Holland wonen ze ook niet in kastelen
I'm wet through already = Ik ben nu al kletsnat
I'm staying with the McAllisters = Ik logeer bij de McAllisters
We’d like to stay one night = We zouden graag een nacht blijven
Lights out at ten o'clock sharp = Lichten uit om tien uur precies
We’d better go and change then = We kunnen ons dan maar beter gaan verkleden

hill = heuvel
film set = filmdecor
Youth Hostel = jeugdherberg
to expect = verwachten
farmhouse = boerderij
manor = herenboerderij
to imagine = zich voorstellen
sheep farmer = schapenboer, schapenfokker
castle = kasteel
rich = rijk
let's = laten we
to ring up = opbellen
earlier = al eerder
in order = in orde
date of birth = geboortedatum
simple = eenvoudig, simpel
locked = op slot
a.m. = s'morgens
p.m. =s'middags, s'avonds
to share = delen
the cooking = het koken
too late = te laat
tonight = vanavond
wash up = afwassen
to clear away = afruimen
no smoking = niet roken
boot = laars
sharp = precies
question = vraag
to hang = ophangen
laundry = washok
to change = verkleden
supper = avondmaaltijd
staircase = trap
through = door
stairs = trap 
right-o =doen we, oke
2.
horrible , my sleeping bag is damp = vreselijk , mijin slaapzak is vochting 
maybe it's the branch of a tree = misschien is het een boomtak 
they're on their way to the loo probably = misschien zijn ze onderweg naar het toilet
i might need you = misschien heb ik je nodig
wake up = word wakker
look. there's somebody outside our door= kijk er staat iemand voor onze deur
I can't see a thing = Ik zie niks
I'm freezing = Ik heb het vreselijk koud
What are you worried about? = Waar ben jij bang voor?
It freaks me out, this place = Ik krijg de kriebels hier
I'm going to have a look = Ik ga eens even kijken
I might need you = Ik heb je misschien nodig
Got you! = Hebbes!
Good night = Welterusten
sleeping bag = slaapzak
damp = vochtig
scratching = gekras
branch = tak
pitch black = aardedonker
strange = vreemd
to tap = tikken
to wake = wakker worden, wakker maken
knocking = geklop
a wake = wakker
to wake up = wakker worden
to creep around = rondsluipen
candle = kaars
it freaks me out = ik krijg er de zenuwen van 
ghost = spook, geest
torch = zaklamp
might = zou kunnen, misschien
safe = veilig
story = verhaal
candlelight = kaarslicht
3.
Where the hell are you = waar ben je in vredesnaam
The candle’s gone out. I can’t see a thing = de kaars is uitgegaan. Ik kan niks zien
Sorry. You nearly gave me a heart attack = sorry maar je bezorgde me bijna een hartaanval 
So then the miner hanged himself from a tree = dus toen hing de mijnwerker zich op aan een boom 
So now she haunts the back stairs = dus nu waart haar geest rond op de achtertrap 
Please let me go = laat me los alsjeblieft 
I could ask you the same question = Ik zou jou dezelfde vraag kunnen stellen 
Are you sure about all this = weet je dat wel zeker allemaal 
Anyway, the story goes that he = hoe dan ook, volgens het verhaal is hij 
Just a minute = wacht eens even 
to let = laten
heart attack = hartaanval 
lord = heer
in love= verliefd
lead miner= mijnwerker die in een loodmijn werkt
mine = mijn 
secretly = in het geheim 
to choose = kiezen
in the end = uiteindelijk
land-owner = landheer
good-looking = knap
to hang oneself = zich ophangen 
naturally = vanzelfsprekend 
broken-hearted = ontroostbaar
tower=toren
wedding = bruiloft
to haunt = rondspoken
windy = winderig
to go out = uitgaan 
onregelmatige werkwoorden 
zijn = to be, was/were, have been
worden = to become, became, have become
wedden = to bet, bet, have bet
bijten = to bite, bit, have bitten
waaien = to blow, blew, have blown
breken = to break, broke, have broken
brengen = to bring, brought, have brought
bouwen = to build, built, have built
branden = to burn, burnt, have burnt
kopen = to buy, bought, have bought
vangen = to catch, caught, have caught
kiezen = to choose, chose, have chosen
komen = to come, came, have come
kosten = to cost, cost, have cost
sluipen = to creep, crept, have crept
opgraven = to dig, dug, have dug
doen = to do, did, have done
drinken = to drink, drank, have drunk
rijden = to drive, drove, have driven
eten = to eat, ate, have eaten
vallen = to fall, fell, have fallen
voeren = to feed, fed, have fed
voelen = to feel, felt, have felt
ruzie maken = to fight, fought, have fought
vinden = to find, found, have found
vliegen = to fly, flew, have flown
vergeten = to forget, forgot, have forgotten
ontvluchten = to get away, got away, have got away
geven = to give, gave, have given
gaan = to go, went, have gone
opgroeien = to grown up, grew up, have grown up
hangen = to hang up, hung up, have hung up
hebben = to have, had, have had
horen = to hear, heard, have heard
verstoppen = to hide, hid, have hidden
raken, slaan = to hit, hit, have hit
houden = to keep, kept, have kept
weten = to know, knew, have known
leren = to learn, learnt, have learnt
vertrekken = to leave, left, have left
lenen = to lend, lent, have lent
laten = to let, let, have let
liggen = to lie, lay, have lain
aansteken = to light, lit, have lit
verliezen = to lose, lost, have lost
maken = to make, made, have made
bedoelen = to mean, meant, have meant
ontmoeten = to meet, met, have met
inhalen = to overtake, overtook, have overtaken
betalen = to pay, paid, have paid
neerzetten = to put, put, have put
lezen = to read, read, have read
opbellen = to ring up, rang up, have rung up
rennen = to run, ran, have run
zeggen = to say, said, have said
zien = to see, saw, have seen
verkopen = to sell, sold, have sold
versturen = to sent, sent, have sent
schieten = to shoot, shot, have shot
sluiten = to shut, shut, have shut
zitten = to sit, sat, have sat
slapen = to sleep, slept, have slept
spreken = to speak, spoke, have spoken
besteden = to spent, spent, have spent
staan = to stand, stood, have stood
stelen = to steal, stole, have stolen
vloeken = to swear, swore, have sworn
zwemmen = to swim, swam, have swum
nemen = to take, took, taken
leren, onderwijzen = to teach, taught, have taught
scheuren = to tear, tore, have torn
vertellen = to tell, told, have told
denken = to think, thought, have thought
gooien = to throw, threw, have thrown
begrijpen = to understand, understood, have understood
kwaad = to upset, upset, have upset
ontwaken = to wake, woke, have woken
dragen = to wear, wore, have worn

Ingezonden op 21-10-2012 - 1401x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

lesson 1. lesson 2. lesson 3. en de onregelmatige werkwoorden
zeg het maar als je een fout hebt ondekt
succes met leren !

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Interface Blue Label

1 alles van H1