Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Via Nova

16 t/m 19 veel plezier XD

Jaar 3 (Gymnasium)

alter...alter = de een...de ander
aurum = goud
barbarus = barbaar; barbaars
confirmare = verzekeren
constare = vast staan
credere= geloven 
crudelis = wreed
decidere = afhakken
dignus = waard; waardig
errare = dwalen; zich vergissen
fere = bijna; ongeveer
forma = vorm; gestalte; schoonheid
frangere = breken
gaudere = blij zijn
graviter ferre = het ernstig opnemen; erg vinden
habitare = wonen
haud = helemaal niet
ignorare = niet weten; niet kennen
itaque = daarom; dus
memini= ik herinner mij
memorare = in herinnering roepen; vertellen
mirabilis = wonderlijk; bewonderenswaardig
molestus = lastig
negare = weigeren; ontkennen; zeggen
nocere = schaden
non solum...sed etiam = niet alleen...maar ook
nullus = geen enkel
occidere = doden
parcere = sparen
parere = voortbrengen; verwerven
par = gelijk aan; opgewassen tegen
pro = voor; in plaats van
putare = menen; vinden
quia = omdat
quondam = eens; ooit
satis = genoeg
stultus = stom
talis...qualis = zodanig...als
tantus...quantus= zo groot...als
tum = toen; dan
valere = gezond zijn; waard zijn
copiae mv = troepen
ira = woede
victoria = overwinning
animus = geest; aandacht
bellum = oorlog
caelum = hemel
imperium = gezag; rijk
liberi mv = kinderen
periculum = gevaar
socius = bondgenoot
telum = projectiel
coniuratio; coniurationes = samenzwering
dux; duces = aanvoerder
honor; honores = eer
mos; mores = gewoonte
pax; paces = vrede
princeps; principes = voornaamste; vorst
regio; regiones = streek
servitus; servitutes = slavernij
liber = vrij
opportunus = geschikt
verus = waar; echt
acer = scherp
convocare = bijeenroepen
dubitare = twijfelen
expugnare = veroveren
servare = redden; bewaren
apparere = verschijnen; duidelijk zijn; blijken
augere = vergroten
debere = moeten; verschuldigd zijn
florere = bloeien
sustinere = omhooghouden; uithouden
caedere = doden
cogere = dwingen
crescere = groeien
depellere = verdrijven
incendere = in brand steken; aanvuren
instruere = opstellen
invadere = binnenvallen; aanvallen
offendere = beledigen; stoten tegen
opprimere = overweldigen; onderdrukken
statuere = besluiten
hic; haec; hoc = deze; dit
is; ea; id = hij; zij; het; deze; dit; die; dat
quidem ... sed = weliswaar ... maar
se = zich
Magister = meester
Vestigium = (voet)spoor; voetstap
felix = gelukkig
coniunx, -uges = echtegenoot; echtgenote
occupatus = bezet; bezig
abesse = afwezig zijn
recipere = ontvangen
solēre = gewend zijn; gewoon zijn
auferre = wegbrengen; weghalen
praeferre = de voorkeur geven aan
proferre = naar voren brengen
subire – op zich nemen
a/ab +abl = vanaf, door
antequam = voordat
aetas, -ates = tijd, leeftijd
divitiae = rijkdom
humanus = menselijk, beschaafd
iucundus = aangenaam
infelix = ongelukkig
umquam = ooit
frigus, -gora = koude
denique = tenslotte, kortom
atque = en
hic bw = hier
pridie = de vorige dag
secum = cum se
administrare = regelen; besturen
sperare = hopen
curare = zorgen voor; verzorgen
detinēre = vasthouden; tegenhouden
profecto = inderdaad
parēre = gehoorzamen
cernere = onderscheiden; zien
deponere = neerleggen
imponere = plaatsen op; plaatsen in
frons, -ntes = voorhoofd
mollis = zacht; week
reddere = teruggeven, maken (tot)
decernere = besluiten
impedire = belemmeren
carus = dierbaar
copia = voorraad; gelegenheid
prudentia = verstand; inzicht
sententia = mening
consilium = plan; besluit; overleg
responsum = antwoord
auctoritas, -tates = gezag
civitas, -tates = stad; staat; stam; gemeenschap
difficultas, -tates = moeilijkheid
flumen, flumina = rivier
gens, gentes = volk
hostis, hostes = vijand
salus, salutes = welzijn; redding; behoud
victor, victores = overwinnaar
varius, -a, -um = afwisselend; verschillend
desperare = wanhopen
recusare = weigeren
arceere = afweren
audeere = durven
censeere = menen; oordelen
deleere = verwoesten
obtineere = in bezit krijgen, -houden, -hebben
committere = toevertrouwen
confidere +dat = vertrouwen op; (+dat)
construere = bouwen
consulere = raadplegen
contemnere = verachten; minachten
dedere = overgeven; overhandigen
destruere = afbreken
lacessere = uitdagen
circumvenire = omsingelen
aufugere = wegvluchten
bellum inferre +dat = oorlog (gaan) voeren tegen
coepi prf = ik ben begonnen, ik begon
conferre = bijeenbrengen
inferre = binnenbrengen
aliquot = heel wat
(tunc) demum = (toen) pas
nisi = als niet, behalve
prius = eerder; eerst (bijw)
procul = ver weg
qui, quae, quod = welk(e), die, dat

Ingezonden op 24-10-2012 - 992x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

ingevoerd door iemand anders, zelf bij elkaar gezet.
voor de rest: geen commentaar

~veni, vidi, vomi~
(ik kwam, ik zag, ik kotste)

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Via Nova

16 t/m 19 veel plezier XD