Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
*Cygnusgymnasium 2E
› 4 Duits Kapitel 4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
*Cygnusgymnasium 2E
4 Duits Kapitel 4
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
de blik = der Blick de grens = die Grenze over = über het vaderland, de geboortestreek = die Heimat de meeste mensen = die meisten Leute zo klaar als een klontje = sonnenklar geboren zijn = geboren werden opgroeien = aufwachsen sinds = seit tweetalig = zweisprachig vloeiend Duits spreken = fließend Deutsch sprechen weil = omdat verdienen = verdienen gelukkig zijn = glücklich sein We gaan naar Portugal = wir fahren nach Portugal ik weet = ich weiß de dag = der Tag maandag = der Montag dinsdag = der Dienstag woensdag = der Mittwoch donderdag = der Donnerstag vrijdag = der Freitag zaterdag = der Samstag zondag = der Sonntag de jaargetijden = die Jahreszeiten de lente = der Frühling de zomer = der Sommer de herfst = der Herbst de winter = der Winter de maand = der Monat januari = der Januar februari = der Februar maart = der März april = der April mei = der Mai juni = der Juni juli = der Juli augustus = der August september = der September oktober = der Oktober november = der November december = der Dezember de windstreken = die Himmelsrichtungen het noorden = der Norden het zuiden = der Süden het oosten = der Osten het westen = der Westen de juffrouw = das Fräulein de vrijheid = die Freiheit de mogelijkheid = die Möglichkeit het elftal, team = die Mannschaft de krant = die Zeitung het huisje = das Häuschen de landen = die Länder de les = der Unterricht de ijssalon = die Eisdiele elkaar ontmoeten = sich treffen de groep ontmoet elkaar = die Clique trifft sich het weekend = das Wochenende beginnen = beginnen ijs met slagroom = Eis mit Sahne heet = heiß zonder accent = akzentfrei de moedertaal = die Muttersprache spreken = sprechen het dorp = das Dorf de dorpen = die Dörfer verhuisd = umgezogen de vreemde = der Fremde zwijgen = schweigen de snoep = die Süßigkeiten het speelgoed = das Spielzeug feesten vieren = Feste feiern der Leim = de lijm flattern = fladderen schleichen = sluipen der Kater = de kater {dier} die Krallen = de klauwen die Augen = de ogen der Baum = de boom die Sprachen = de talen kaum = amper zurückhaltend = terughoudend sie möchte = zij wil graag bereits = al die Ausländer = de buitenlanders trotzdem = toch, desondanks Nederland = die Niederlande de Nederlander = der Niederländer de Nederlandse = die Niederländerin Griekenland = Griechenland de Griek = der Grieche de Griekse = die Griechin België = Belgien de Belg = der Belgier de Belgische = die Belgierin Duitsland = Deutschland de Duitser = der Deutsche de Duitse = die Deutsche Oostenrijk = Österreich de Oostenrijker = der Österreicher de Oostenrijkse = die Österreicherin Turkije = die Türkei de Turk = der Türke de Turkse = die Türkin Zwitserland = die Schweiz de Zwitser = der Schweizer de Zwitserse = die Schweizerin Ierland = Irland de Ier = der Ire de Ierse = die Irin Engeland = England de Engelsman = der Engländer de Engelse = die Engländerin Italië = Italien de Italiaan = der Italiener de Italiaanse = die Italienerin Frankrijk = Frankreich de Fransman = der Franzose de Française = die Französin Polen = Polen de Pool = der Pole de Poolse = die Polin Denemarken = Dänemark de Deen = der Däne de Deense = die Dänin Zweden = Schweden de Zweed = der Schwede de Zweedse = die Schwedin Spanje = Spanien de Spanjaard = der Spanier de Spaanse = die Spanierin Noorwegen = Norwegen de Noor = der Norweger de Noorse = die Norwegerin in der Schweiz leben = in Zwitserland wonen die Muttersprache = de moedertaal das Zuhause = het thuis in den Niederlanden leben = in Nederland wonen der Europäer = de Europeaan die Hautfarbe = de huidskleur angegriffen = aangevallen ausgeschlossen = uitgesloten unterstützen = steunen de fiets = das Fahrrad de scooter = der Motorroller de trui = der Pullover de kast = der Schrank
Ingezonden op 07-11-2012 - 1849x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!