Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
*Cygnusgymnasium 2E
› 8 1,2,3,7 aardrijkskunde begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
*Cygnusgymnasium 2E
8 1,2,3,7 aardrijkskunde begrippen
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
volgorde van het boek begrippen per hoofdstuk: geologie = wetenschap die de eigenschappen en de geschiedenis van de aardkorst bestudeert natuurlandschap = landschap dat gevormd is door natuurkrachten landijs = ijsmassa die grote delen van het vasteland bedekt stuwwallen; stuwwal = door het landijs opgestuwde heuvelrug glaciale sedimenten; glaciaal sediment = door (land)ijs afgezet sediment zwerfstenen = grote rotsblokken die in of op het landijs zijn vervoerd eolische sedimenten; eolisch sediment = door het wind afgezet sediment dekzand = tamelijk grof zand dat door de wind als een deken over het land is afgezet cultuurlandschap = landschap dat hoofdzakelijk is gevormd door menselijke activiteiten plateau(s) = hooggelegen vlak gebied fossiel(en) = afdruk of versteend restant van plant of dier kalksteen = gesteente ontstaan uit de kalkskeletten van zeedieren löss = fijn sediment dat afgezet is door de wind regiem = schommeling in de waterafvoer van een rivier in de loop van het jaar verval = hoogteverschil tussen twee punten in een rivier fluviatiele sedimenten; fluviatiel sediment = door rivieren afgezet sediment oeverwal(len) = rug langs een rivier ontstaan door afzetting van zandig materiaal bij een overstroming van een rivier komgrond(en) = laaggelegen gebied tussen de oeverwallen van rivieren, bestaande uit zware rivierklei uiterwaard(en) = strook land langs een rivier tussen bedding en winterdijk, dat bij hoge waterstand onderloopt. wiel(en) = diepe, ronde plas die ontstaan is bij een doorbraak van een rivierdijk extra begrippen vanuit werkboek: keileem; grondmorene = onder landijs fijngemalen afzetting, die bestaat uit een mengsel van keien en fijngemalen leem esdorp = nederzetting op de zandgronden met geconcentreerde bebouwing droge dalen ; droog daal= dal in een stuwwal dat tijdens een ijstijd door smeltwater is uitgeschuurd en nu droog staat oerstroomdal = breed dal dat in een ijstijd het smeltwater langs het landijs afvoert schiervlakte = een zwak golvend gebied, ontstaan doordat een gebergte vrijwel tot op zeeniveau werd afgebroken meander = bocht in een rivier delta = aangeslibd land tussen de vertakte monding van een rivier dijkdorp = langgerekte nederzetting lang een (rivier)dijk rivierpolder = ingepolderd gebied langs een rivier verhang = verval per kilometer
Ingezonden op 10-11-2012 - 2030x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Je kunt extrabegrippen uit het werkboek
weg doen en dan pas leren. Hangt er van af of je het nodig vindt/ niet wil.
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!