Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
duits na klar..!
› 2 a, b, c, d van taak a
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
duits na klar..!
, deel klas 4
2 a, b, c, d van taak a
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
de kloof = der Riss vervelen = langweilen verbaasd = erstaunt te maken hebben met = zu schaffen haben mit erg, slecht = schlimm te pakken krijgen = erwischen het leeftijdsverschil = der Altersunterschied de wetenschapper = der Forscher ontelbaar = unzählig bedreigd = bedroht vroeger = einstig het rijbewijs = der Führerschein het gedrag = das Verhalten de instap = der Einstieg het aangaan, maken van schulden = die Verschuldung erover nadenken = sich Gedanken machen ophopen = anhäufen terugbetalen = zurückzahlen voorkomen = abwenden de kinderen, de opgroeiende generatie = der Nachwuchs de situatie = die Lage de betaling in termijnen, de afbetaling = die Ratenzahlung overeenkomen, afspreken = vereinbaren de studiefinanciering = das Ausbildunsgehalt opleveren = hergeben onafhankelijk, zelfstanding = unabhängig negeren = ignorieren de aanmaning = die Mahnung het afval = der Müll bijbrengen, leren = beibringen de deelname = die Beteiligung de mate = das Ausmaß direct = unmittelbar beslissend, doorslaggevend = entscheidend de rekening = das Konto de moeilijkheid = die Schwierigkeit betekenen, vormen = darstellen per se = unbedingt letten op = achten auf het afzien van = der Versicht auf verslinden = verslingen opzeggen = kündigen putten = schöpfen het salaris = das Gehalt op z'n hoogst = allenfalls vereffenen = ausgleichen de contributie = der Beitrag dwingen = zwingen de trots = der Stolz voor elkaar krijgen = schaffen volgens = laut vandaag de dag = heutezutage merkbewust = markenbewusst de merkkleding = die Markenkleidung verwerpen = ablehnen uitwisselen = austauschen het erbij horen = die Zugehörigkeit betrekken = beziehen de reden = der Grund eveneens, ook = ebenfalls zich veroorloven = sich leisten hetzelfde = einheitlich tenminste = zumindest aanhangen, horen bij = angehören overigens = allerdings de stropdas = die Krawatte de smaak = der Geschmack de aanzet = der Ansatz gaan om = sich handeln um gaan over = handeln von de keuze = die Wahl buitensluiten = ausgrenzen uitschelden = beschimpfen meebeslissen = mitentscheiden aanbevelen = empfehlen verplicht, bindend = verbindlich ooit = irgendwann oplossen = lösen zich aftekenen tegen = abheben in plaats van = statt zich bezighouden met = sich auseinandersetzen verlangen, eisen = fordern contact opbouwen = Kontakt aufbauen oppervlakkig = oberflächlich de mening, opvatting = die Ansicht tot nu toe = bisher schaden = schädigen de relatie = die Beziehung vrezen = befürchten het verlies = der Verlust authentiek = authentisch de uitkomst, het resultaat = das Ergebnis de vervanging = der Ersatz de aanvulling = die Ergänzung de internetgebruiker = der Internetnutzer gemiddeld = im Schnitt de vriendenkring = der Freundeskreis extra = zusätzlich in tegenstelling tot = im Gegenstatz zu het netwerk = das Netzwerk gemakkelijk = bequem in totaal = insgesamt het leren kennen = das Kennenlernen lijken = erscheinen de ontmoeting = das Treffen overhalen = überreden bovendien = außerdem zelfs = sogar het café = das Lokal verdwijnen = verschwinden opdringerig = aufdringlich het karakter = der Charakter het uiterlijk = das Aussehen verstand hebben van = sich auskennen mit overtuigen = überzeugen afspreken = sich verabreden kletsen, praten = plaudern tenslotte = immerhin verwijderd = entfernt langskomen = vorbeikommen gemend = gemischt vreemd, raar = komisch op de een of andere manier = irgendwie afnemen = sich legen verliefd worden = sich verlieben de afstand = die Entfernung bij elkaar gaan wonen = zusammenziehen de relatie op afstand = die Fernbeziehung de toekomst = die Zukunft mensenschuw = menschenscheu metelkaar op kunnen schieten = sich verstehen tot stand komen = zustande kommen de toets = die Taste in een oogwenk = im Nu als vrijwilliger = ehrenamtlich de omgang = der Umgang de gebruiker = der Nutzer mislukken = scheitern zich bezighouden met = sich beschäftigen mit uitschakelen = ausschalten irriteren = nerven
Ingezonden op 11-11-2012 - 798x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!