Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Salzgitter heute, deel 1

10 Quasselecke 24 & 27 helemaal

Jaar 3 (vwo)

Oscar, wie wohnst du? = Oscar hoe woon jij?
Ich wohne in einem Hochhaus. = Ik woon in een flat.
In welchem Stock ist eure Wohnung? = Op welke verdieping is jullie appartement?
Wir konnten ein Appartement im Erdgeschoss mieten. = We konden een appartement op de begane grond huren.
Und habt ihr auch einen Garten? = En hebben jullie ook een tuin?
Nein, wir haben nur eine Terrasse. = Nee we hebben slechts een terras.
Wolltet ihr eine Mietwohnung? = Wilden jullie een huurwoning?
Ja, aber jetzt möchten meine Eltern gern ein Haus bauen. = Ja, maar nu willen mijn ouders graag een huis bouwen.
Ich wohne in einem Mehrfamilienhaus. = Ik woon in een huis voor meer gezinnen.
Unsere Wohnung ist im Erdgeschoss. = Ons appartement is op de begane grond.
Hat jedes Hochhaus einen Aufzug? = Heeft elk flatgebouw een lift?
Die Wohnungen haben leider keinen Garten. = De Appartementen hebben helaas geen tuin.
Liegt dein Zimmer im ersten Stock? = Ligt jouw kamer op de eerste verdieping?
Das Appartement hat einen sonnigen Balkon. = Het appartement heeft een zonnig balkon.
Wusstest du, dass die Garage im Keller ist? = Wist jij dat de garage in de kelder is?
Sind Toilette und Dusche im Badezimmer? = Zijn toilet en douche in de badkamer?
Mein Bruder wollte ein möbliertes Zimmer mieten. = Mijn broer wilde een gemeubileerde kamer huren.
Seine Großeltern wohnen in einem Altersheim. = Zijn grootouders wonen in een bejaardentehuis.
Geht die Treppe auf den Flur? = Komt de trap op de gang uit?
Musste er alle Fenster und Türen schließen? = Moest hij alle ramen en deuren sluiten?
Er wusste, dass das Dach noch nicht wasserdicht is. = Hij wist dat het dak nog niet waterdicht is.
Konnte er die Lampe an die Decke hängen? = Kon hij de lamp aan het plafond hangen?
An der Hinterseite gibt es einen Hof. = Aan de achterkant is een binnenplaats.
Anna wollte in einem Studentenwohnheim wohnen. = Anna wilde in een studentenwoning wonen.
Hat die Wohnung Zentralheizung? = Heeft het appartement centrale verwarming?
Wollte der Mieter die Wohnung kündigen? = Wilde de huurder het appartement opzeggen?
Sie durfte keine Zimmer vermieten. = Zij mocht geen kamers verhuren.
Sind die Nebenkosten für Strom inbegriffen? = Zijn de bijkomende kosten voor stroom erbij inbegrepen?
Wie geht es euch? = Hoe gaat het met jullie?
Uns geht es prima. = Met ons gaat het uitstekend.
Fühlst du dich schlecht? = Voel jij je niet goed?
Ist sie glücklich mit ihrem neuen Freund? = Is ze gelukkig met haar nieuwe vriend?
Wieso bist du so traurig? = Waarom ben je zo bedroefd?
Das kleine Kind ist froh, dass es wieder zu Hause ist. = Het kleine kind is blij dat het weer thuis is.
Bist du zufrieden mit deinem letzten Ergebnis? = Ben je tevreden met je laatste resultaat?
Dein kurzer Besuch hat mir Spaß gemacht. = Je korte bezoek heeft mij plezier gedaan.
Wieso ist sie so aufgeregt? = Waarom is ze zo opgewonden?
Er hat Angst, dass etwas passiert. = Hij is bang dat er iets gebeurd.
Ich freue mich sehr darüber. = Ik ben daar erg blij over.
Warum mag er dich eigentlich nicht? = Waarom vindt hij jou eigenlijk niet leuk?
So ein blödes Gerede stört mich. = Zulk stom geklets stoort mij.
Sein Benehmen passt ihr gar nicht. = Zijn gedrag staat haar helemaal niet aan.
Ich fürchte mich nicht vor einer großen Spinne. = Ik ben niet bang voor een grote spin.
Hat sein kleiner Bruder dich sehr enttäuscht? = Heeft zijn kleine broer jou erg teleurgesteld?
Er ist ein bisschen merkwürdig. = Hij is een beetje raar.
Ich vermute, dass er deine nette Schwester liebt. = Ik vermoed dat hij van je aardige zus houdt.
Interessiert Fußball dich wirklich nicht? = Interesseert voetbal je echt niet?
Hast du keine Lust mitzukommen? = Heb je geen zin om mee te komen?
Hallo Nadine, wie geht es dir? = Hallo Nadine, hoe gaat het met je?
Es geht, ich fühle mich nicht so gut. = Het gaat, ik voel me niet zo goed.
Wieso, was ist passiert? = Hoezo, wat is er gebeurt?
Ich bin ein bisschen traurig. = Ik ben een beetje treurig.
Warum bist du nicht glücklich? = Waarom ben je niet gelukkig?
Ach nur so, ich langweile mich heute ein bisschen. Und du, wie geht es dir? = Ach alleen, ik verveel me vandaag een beetje. En jij? Hoe gaat het met jou?
Ich bin ganz aufgeregt. = Ik ben erg opgewonden.
Wieso, bist du nervös? = Waarom ben je nerveus?
Ich habe Angst vor einer schriftlichen Prüfung. = Ik ben bang voor een schriftelijke overhoring.

Ingezonden op 14-11-2012 - 1535x bekeken.
Waardering 8.4 (aantal stemmen: 4)

voting system
1
2
3
4
5

Als je fouten ziet, wil je ze dan aan mij vertellen? Dan kan ik ze eruit halen

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Salzgitter heute, deel 1

10 Quasselecke 24 & 27 helemaal