Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

D'accord!

0 Taalfuncties blz 158, 159, 160 (1.1, 1.2, 2.1 t/m 2.8)

Jaar 2 (Atheneum)

(1)
1.1
Bonjour, madame / monsieur / Caroline! = Dag, mevrouw / meneer / Caroline!
Salut, Aziz! = Hoi, Aziz!

Comment ça va? = Hoe gaat het ermee?
Comment vas-tu? = Hoe gaat het met je?
(Oui,) ça va = (Ja,) het gaat goed
Ça va très bien = Het gaat heel goed
Bof, ça va = (Ach,) het gaat wel
Tu t'appelles comment? = Hoe heet je?
Je suis... / Moi, c'est... = Ik ben...
Je m'appelle = Ik heet...
Et toi, tu t'appelles comment? = En jij, hoe heet jij?
Tu as quel âge? / Quel âge as-tu? = Hoe oud ben je?
J'ai ... ans = Ik ben ... jaar
Quelle est ta date de naissance? = Wat is je geboortedatum?
C'est quand, ton anniversaire? = Wanneer is je verjaardag?
Tu habites où? = Waar woon je?
Vous habitez où? = Waar woont u?
Quelle est ton adresse? = Wat is je adres?
J'habite à Bordeaux = Ik woon in Bordeaux
Quel est ton numéro de téléphone? = Wat is je telefoonnummer?
Quelle est ton adresse e-mail? = Wat is je e-mailadres?
Tu as une soeur? = Heb je een zus?
Tu as un frère? = Heb je een broer?
Tu as quelle nationalité? = Welke nationaliteit heb je?
Je suis Français = Ik ben Fransman
1.2
Au revoir! = Dag! Tot ziens!
Salut! = Doei!
À bientôt! = Tot gauw!
(2)
2.1
Qu'est-ce que c'est? = Wat is dat?
C'est une maison = Dat is een huis
Qui est-ce? / C'est qui? = Wie is dat?
C'est monsieur Arbaud = Dat is meneer Arbaud
2.2
C'est où ça? = Waar is dat?
C'est à Bordeaux = Dat is in Bordeaux
C'est près d'Amsterdam = Dat is dicht bij Amsterdam
2.3
Qu'est-ce qu'il y a dans ta chambre? = Wat is (staat) er in je kamer?
Dans ma chambre, il y a un lit = In mijn kamer is (staat) een bed
2.4
de + le = du
à côté du bureau = naast het bureau
loin de la fenêtre = ver van het raam
au-dessus de l'ordinateur = boven de computer
le long de la rivière = langs de rivier
2.5
Tu fais quel sport? = Welke sport doe je?
Je joue au foot / Je fais du foot = Ik voetbal
Je joue au hockey / Je fais du hockey = Ik hockey
Je joue au basket / Je fais du basket = Ik basketbal
Je joue au tennis / Je fais du tennis = Ik tennis
Je joue au handball / Je fais du handball = Ik handball 
Je joue au rugby / Je fais du rugby = Ik rugby
Je fais de la voile = Ik zeil
Je fais de la (grande) randronnée = Ik maak (lange) wandeltochten
Je fais du rafting = Ik raft
Je fais du surf = Ik surf
Je fais de la plongée = Ik duik
Je fais du ski = Ik ski
Je fais du snowboard = Ik snowboard
2.6
Qu'est-ce que tu as fait? = Wat heb je gedaan?
Qu'est-ce que vous avez fait? = Wat hebben jullie gedaan? / Wat heeft u gedaan?
2.7
J'ai fait de la plongée = Ik heb gedoken
2.8 
À quelle heure? = (Om) hoe laat?
À une heure = Om één uur
Quelle heure est-il? = Hoe laat is het?
Il est deux heures = Het is twee uur
De trois à quatre heures = Van drie tot vier uur
À partir de cinq heures = Vanaf vijf uur
Jusqu'à = Tot tien uur
Entre deux et trois heures = Tussen twee en drie uur
Midi = Twaalf uur 's middags
Minuit = Twaalf uur 's nachts

Ingezonden op 14-11-2012 - 936x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Zinnen in Frans met hoofdletter = in Nederlands ook met hoofdletter!
Zitten er fouten in of juist helemaal geen fouten? Zet plzzz bij reacties!
En geef ook een cijfer, zodat anderen kunnen zien hoe goed deze lijst is!
Thnx!

"xx

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

D'accord!

0 Taalfuncties blz 158, 159, 160 (1.1, 1.2, 2.1 t/m 2.8)