Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Thematische Woordenschat Journalistiek
› 12
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Thematische Woordenschat Journalistiek
hoofdstuk 12
Jaar 6 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Artistiek = Artistique De kunst = L’art De schone kunsten = Les beaux-art De beeldende kunsten = Les art plastiques De grafische kunsten = Les arts graphiques Een kunstwerk = Une oeuvre d’art Een kunstenaar = Un artiste Een kunstschilder = Un artiste peintre Schilderen = Peindre Een schilderkunst = La peinture Een schilder = Un peintre Een atelier = Un atelier Een model = Un modèle Poseren = Poser De kunstacademie = L’école des Beuax-arts De kunstacademia = Les Beaux-arts Het olieverfschilderij = La peinture à l’huile Een aquarel = Une aquarelle Een naaktschilderij = Un nu Een stilleven = Une nature morte Een penseel = Un pinceau Een palet = Une palette Een schilderij = Un tableau Een doek = Une toile Inlijsten = Encadrer Een lijst = Un cadre Een portret = En portrait Een zelfportret = Un autoportrait Een landschap = Un paysage Tekenen = Dessiner Een tekening = Un dessin Een tekenaar = Un dessinateur Een potlood = Un crayon Een portrettekening = Un portrait au crayon Een pasteltekening = Un pastel Een houtskooltekening = Un fusain Een houtskoolschets = Une esquisse au fusain Graveren = Graver Een gravure = Une gravure Een graveerder = Un graveur Een origineel = Un original Een reproductie = Une reproduction Een kopie = Une copie Verzamelen = Collectionner Een collectie = Une collection Een verzamelaar = Un collectionneur Een vervalsing = Un faux Een vervalser = Un faussaire Een museum = Un musée Tentoonstellen = Exposer Een tentoonstelling = Une exposition Een galerie = Une galerie Bezoeken = Visiter Een bezoek; een bezichtiging = Une visite Impressionistisch = Impressionniste Een impressionist = Un impressioniste Het impressionisme = L’impressionnisme Expressionistisch = Expressioniste Het expressionisme = L’expressionisme Het kubisme = Le cubisme Het surrealisme = Le surréalisme De art nouveau = L’art nouveau Realistisch = Réaliste Figuratief = Figuratif Abstract = Abstrait De architectuur = L’architecture Een ontwerp = Un projet Een plan; een ontwerp = Un plan Monumentaal = Monumental Een monument = Un monument De stijl = Le style De romaanse stijl = Le style roman De gotische stijl = Le style gothique De middeleeuwse stijl = Le style médiéval De barokstijl = Le style baroque De klassieke stijl = Le style classique Scheppen = Créer De creativiteit = La créativité Realiseren = Réaliser De realisering = La réalisation Beeldhouwen = Sculpter De beeldhouwkunst = La sculpture Een standbeeld = Une statue Een bronzen beeld = Une statue en bronze Een buste = Un buste Een bas – reliëf = Un bas – reliëf Het marmer = Le marbe Modelleren = Modeler De klei = L’argile Het aardwerk = La poterie De keramiek = La céramique Mooi = Beau; bel; belle De schoonheid = La beauté Lelijk = Laid; laide De lelijkheid = La laideur Beroemd = Célèbre Onbekend = Inconnu Anoniem = Anonyme Muzikaal = Musical Een musical = Une comédie musicale De muziek = La musique Musiceren = Faire de la musique De moderne muziek = La musique moderne De volksmuziek = La musique folklorique De klassieke muziek = La musique classique Een muziekschool = Une école de musique Een musicus = Un musicien Een toon = Un son Een noot = Une note Luisteren = Écouter De instrumentale muziek = La musique instrumentale De orkestmuziek = La musique orchestrale De vocale muziek = La musique vocale Het conservatorium = Le conservatoire De toonladder = La gamme Toonladders oefenen = Faire ses gammes De grote – tertstoonladder = La gamme majeure De kleine – terstoonladder = La gamme mineure Harmonisch = Harmonieux De harmonie = L’harmonie De maat = La mesure In de maat spelen = Jouer en mesure Een instrument = Un instrument Een fluit = Une flûte Blokfluitles nemen = Prendre des cours de flûte à bec Een gitaar = Une guitar Een viool = Un violon Een trompet = Une trompette Een Klarinet = Une clarinette Een piano = Un piano Piano leren spelen = Apprendre le piano Een orgel = Un orgue Een elektronische orgel = Un orgue électronique Een drumstel = Une batterie Een snaarinstrument = Un instrument à cordes Een blaasinstrument = Un instrument à vent Een slaginstrument = Un instrument à percussion Een altviool = Un alto Een cello = Un violoncelle Een contrabass = Une contrabasse Een harp = Une harpe Een hobo = Un hautbois Een vleugel = Un piano à queue Een melodie = Une mélodie Een wijs; een melodie = Un air Een vrolijk en meeslepend wijsje = Un air gai et entraînant Een ritme = Un rythme Een deel van een muziekstuk; het tempo = Un mouvement Een symfonie = Une symphonie Een sonate = Une sonate Een pianosonate = Une sonate pour radio Een concert = Un concerto Een kwartet = Un quatuor Een strijkkwartet = Un quatuor à cordes De kamermuziek = La musique de chambre Een muziekstuk = Un morceau Zingen = Chanter Live zingen = Chanter en direct Playback zingen = Chanter en play-back Een zanger = Un chanteur Een gezang = Un chant Een lied = Une chanson Een koor = Un Choeur Een zangkoor = Une chorale Een lied = Un lied Een opera = Une opéra Een ballet = Un ballet Dansen = Danser Een danser = Un danseur De jazz = Le jazz De rock = Le rock Een groep = Un groupe De popmuziek = La musique pop De reggae = Le reggae De rap = Le rap De techno = La techno Een concert = Un concert Een orkest = Un orchestre Een dirigent = Un chef d’orchestre Dirigeren = Diriger Een solist = Un soliste Een gala = Un gala Een recital = Een récital Een zangrecital geven = Donner un récital de chant Een festival = Un festival Een tournee = Une tournée Zich op iets abonneren = S’abonner à qc Een abonnement = Un abonnement Een seizoensabonnement nemen = Un abonnement pour la saison Een abonnee = Un abonné Een toegangskaart = Un billet Een concertzaal = Une sale de concert Een variététheater = Un music-hall De parterre = Le parterre Het balkon = Le balcon Een loge = Une loge Een voorstelling = Une representation Vertolken = Interpreter Een vertolker = Un interprète Een virtuoos = Un virtuose Het talent = Le talent Begaafd = Doué Een wonderkind = Un enfant prodige Een zangeres = Une cantatrice Een diva = Une diva Klappen = Applauder Het applaus = Les applaudissement Fluiten = Siffler Bekritiseren = Critique Een criticus = Un critique De kritiek = La critique Een microfoon = Un microphone Een microfoon = Un micro Een versterker = Un amplificateur Een versterker = Un ampli De geluidsinstallatie = La sonorisation De geluidsinstallatie = La sono Een decibel = Un décibel Opnemen = Enregistrer Een opname = Un enregistrement Een cd = Un disque comact Een cd = Un CD Literair = Littéraire Een literaire tekst = Un texte littéraire Een niet literaire tekst = Un texte non – littéraire Het literaire genre = Le genre littéraire Een literatuurprijs = Un prix littéraire De literatuur = La littérature De stationslectuur = La littérature de gare De geëngageerde literatuur = La littérature engagée De letteren = Les lettres Een letterkundige = Un homme de lettres De literaire periodes = Les époques littéraires De literaire stromingen = Les courant littéraires Het classicisme = Le classicisme De romantiek = Le romantisme Het realisme = Le realisme Het naturalisme = Le naturalisme Het symbolisme = Le symbolisme Het existentialisme = L’existentialisme Schrijven = Écrire Een schrijver = Un écrivain Een auteur = Un auteur Een romanschrijver = Un romancier Een dichter = Un poète Een uitgever = Un éditeur Een uitgave = Une édition Een uitgeverij = Une maison d’édition Verschijnen = Paraître Een werk = Une oeuvre Het verzamelde werk = Les oeuvres completes Een werk = Un ouvrage Een passage = Un passage Een uittreksel = Un extrait Een boek = Un livre Een boek = Un bouquin De titel = Le titre Een bladzijde = Une page Een hoofdstuk = Un chapitre Een band = Un volume Een deel = Un tome De inhoudsopgave = La table des matières De kaft = La couverture De boekrug = Le dos du livre Een stripverhaal = Une bande dessinée Een album = Un album Iets illustreren = Illustrer qc De illustratie = L’illustration Een illustrator = Un illustrateur Een tekstballon = Une bulle Een draaiboek = Un scénario Een scenarioschrijver = Un scénariste De humoristisch = Humoristique Een cartoon = Un dessin humoristique De humor = L’humour Een plaat = Une planche Het proza = La prose Een roman = Un roman Een avonturenroman = Un roman d’aventures Een detective = Un roman policier/ un polar Een sciencefictionroman = Un roman de science – fiction Een sentimentele roman = Un roman à l’eau de rose Een novelle = Une nouvelle Een verhaal = Un conte Een satirisch verhaal = Un conte satirique Het sprookje = Un conte de fées Een biografie = Un biographie De memoires = Les mémoires Een legende = Une légende Een verhandeling = Un traité Een filosofische verhandeling = Un traité de philosophie Een essay = Un essai Een toespraak = Un discours Een brief = Une lettre Een spreekwoord = Un proverbe De spanning = La tension De angstige spanning = Le suspense Het verloop van de handeling = Le fil de l’action De leidraad = Le fil conducteur Het verloop = Le déroulement Een terugblik = Un retour en arrière Een zinspeling = Un allusion Een gemeenplaats; een cliché = Un lieu commun Een artikel = Un article Een document = Un document aanpassen = Adapter Volledig = Intégral Het volledige werk = L’oeuvre intégrale Verkort = Abrégé Een verkorte uitgave = Une version abrégée Een publicatie = Une publication Een anekdote = Une anacdote Een getuigenis = Un témoignage Journalistiek = Journalistique Spannend; pakkend = Captivant Boeiend = Passionnant Een verhaal = Un récit Een verhaal = Une histoire Fictief; denkbeeldig = Fictif De fictie = La fiction Een portret = Un portrait Een beschrijving geven = Dresser un portrait Vertellend; verhalend = Narratif Een verteller = Un narrateur Een alwetende verteller = Un narrateur omniscient Het perspectief = La perspective De zienswijze = L’optique Een journalist = Un journaliste Een reportage = Un reportage Een veslag = Un compte rendu Een interview = Une interview Opmerken = Observer Bevestigen = Affirmer Een bevestiging = Une affirmation Over iets nadenken = Réfléchir à/sur qc Een overpeinzing = Une réflexion Bedenktijd nemen = S’accorder un temps de réflexion Doen uitkomen = Mettre en relief De aandacht vestigen = Mettre en évidence Onderstrepen; benadrukken = Souligner Overdrijven = Exagérer Een overdrijving = Une exagération Een standpunt = Un point de vue Een stellingname = Une prise de position Een mening = Une opinion Zijn mening over iets geven = Donner son opninion sur qc Een mening = Un avis Naar mijn mening = À mon avis Een argument = Un argument Bewijzen = Prouver Iemand tegenspreken = Contredire qn Een stelling = Une these Een hypothese = Une hypothèse Een antithese = Une antithèse Een synthese = Une synthèse Zich inzetten voor iets = S’engager pour qc Zich tot iemand wenden = S’adresser à qc Een vraag = Une question Een probleem = Un problem Overtuigd zijn dat = Être convaincu Een overtuiging = Une conviction Een bedoeling = Une intention Van plan zijn iets te doen = Avoir l’intention de faire qc Goedkeure = Approuver Akkoord bevonden = Lu et approuvé Poëtisch = Poétique Een dichter = Un poète De poëzie = La poésie Een gedicht = Un poème Lyrisch = Lyrique De lyrische poëzie = Le lyrisme Een verzameling = Un recueil Een atnhologie = Une anthologie Een cyclus = Un cycle Een sonnet = Un sonnet Een ode = Une ode Een ballade = Une ballade Een fable = Une fable Sentimenteel = Sentimental Het gevoel = Le sentiment Het humeur = L’humeur De gemoedstoestand = L’état d’âmé De sfeer = L’atmosphère Beeldrijk = Imagé Een beeld = Une image Een beeldende stijl = Un style riche en images Een metafoor = Une métaphore Symbolisch = Symbolique Een symbool = Un symbole Het ritme = Le rythme Een enjambement = Un enjambement Een lettergreep = Une syllable Een achtlettergreouge versregel = Un octosyllabe Een alexandrijn = Un alexandrin Een alexandrijn = Un dodécasyllabe Een alliteratie = Une alliteration Een cesuur = Une césure De vorm = La forme Een gedicht met vaste vorm = Un poème à forme fixe Een strofe = Une strophe Een refrein = Un refrain Een versregel = Un vers De versbouw = La versification Een terzet = Un tercet Een kwatrijn = Un quatrain Op iets rijmen = Rimer avec qc Het rijm = La rime Een onzuiver rijm = Une rime pauvre Een gepaard rijm = Une rime plate Een gekruist rijm = Une rime croisée Welluidend = Sonore De klank = La sonorité Het theater = Le théâtre Tragisch = Tragique De tragedie = La tragédie Komisch = Comique Dramatisch = La comédie Het drama = Le drame Het komische genre = Le comique Een toneelstuk = Une pièce Een toneelstuk in proza = Une pièce en prose Een bedrijf = Un acte Een tafereel = Un tableau Een scène = Une scène De handeling = L’action De hoofdhandeling = L’action principale De nevehandeling = L’action secondaire Het uitgangspunt = Le point de depart De uiteenzetting = L’exposition De plot = L’intrigue Het motief = Le mobile De knop; het kernpunt = Le noeud Het hoogtepunt = Le point culminant De plotselinge ommekeer = Le coup de théâtre Een verwisseling = Een quiproquo Een misverstand = Le malentendu De ontknoping = Le dénouement Fataal = Fatal Een held = Un héros Een hoofdrolspeler = Un protagonist Een dialog = Un dialogue Een monoloog = Un monologue Opvoeren = Représenter Een voorstelling = Une répresentation De première = La première Regisseren = Mettre en scène De regie = La mise en scène De regisseur = Le metteur en scène Een toneelstuk voorbereiden = Monter une pièce De repetitie = La répétition Het publiek = Le public Een rol = Un rôle Het spel = Le jeu Een toneelspeler = Un comédien Een acteur = Un acteur Een figurant = Un figurant Debuteren = Débuter Plankenkoorts hebben = Avoir le trac Een idee = Une idée Een gedachte = Une pensée Partij trekken voor = Prendre parti pour In opstand komen = Se révolter Bekritiseren = Critiquer Opkomen tegen = S’élever contre Onderhouden = Distraire Amuseren = Amuser Het genre = Le genre Een werk = Un oeuvre Een meesterwerk = Un chef d’oeuvre Ontleend zijn aan = Être tire De titel = Le titre De ondertitel = Le sous-titre Een trilogie = Une trilogie Als titel hebben = S’intituler Een onderwerp = Un sujet Een actueel onderwerp = Un sujet d’actualité Het thema = Le theme Het gaat om = Il s’agit de Er is sprake van = Il est question de Iets behandelen = Traiter qc Over iets praten = Parler de qc De structuur = La structure Onderverdeeld zijn in = Se diviser en Bestaan uit = Se composer de Bevatten = Comporter Een fase = Une phase Een hoofdstuk = Un chapitre Een vertelling = Une narration De inleiding = L’introduction Het begin = Le début De ontwikkeling = Le développement Het hoofddeel = La partie principale Het keerpunt = Le tournant Het slot = La conclusion; la fin Analyseren = Analyser Een tekstanalyse = Une analyse de texte Verklaren = Expliquer Een tekstverklaring = Une explication de texte Uitleggen = Commenter Een commentaar = Un commentaire Wikken en wegen = Peser le pour et le contre Een voordeel = Un avantage Een nadeel = Un inconvenient Samenvatten = Résumer Een samenvatting = Un résumé Een paragraaf = Un paragraphe Een uittreksel = Un extrait Eerst = D’abord Om te beginnen = Pour commencer Vervolgens = Ensuite Bovendien = De plus Inderdaad = En effet Dus = Donc Ten slotte = Enfin Te slotte; uiteindelijk = Finalement Tot slot = Pour finir Kortom = En conclusion Kortom = Breg Over het geheel genomen = Dans l’ensemble Toch; echter = Pourtant In de eerste plaats = En premier lieu Derhalve = Par conséquent Tot besluit = Pour conclure Interpreteren = Interpréter Een interpretatie = Une interprétation De context = Le contexte Het plan = Le plan Een detail = Un détail Een boodschap = Un message De betekenis = La signification Symboliseren = Symboliser Een method = Une method De uitdrukkingsmiddelen = Les moyens d’expression Iets beschrijven = Decrier Een beschrijving = Une description Opsommen = Énumérer Een opsomming = Une enumeration Een vergelijking = Une comparaison Een herhaling = Une répétition Zich afspelen = Se dérouler Het verloop va de handeling = Le déroulement de l’action Plaatsvinden = Se situer Gebeuren = Se passer Inhouden = Contenir De inhoud = Le contenu; le fond Voorstellen = Présenter Het karakter = Le caractère Een type = Un type Een heldere stijl = Un style limpide Een bondige stijl = Un style concis Een sobere stijl = Un style dépouillé Een gekunstelde stijl = Un style recherché Een bombastische stijl = Un style ampoulé Een stijlmiddel = Un moyen stylistique De ironie = L’ironie Een stijlfiguur = Une figure de style Het benadrukken = Une mise en relief In letterlijke/ figuurlijke betekenis = Au sens propre/figuré
Ingezonden op 26-11-2012 - 2896x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!