Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Progetto Italiano nuovo
› 10
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Progetto Italiano nuovo
hoofdstuk 10
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
foglie = blaadjes (van planten) rivivere = herleven distanza = afstand derby = derby la moglie = de echtgenote il quiz = de quiz i monumenti = de monumenten il monumento = het monument pendente = scheef, hangend galleria = tunnel, passage maschio = mannelijk castello = kasteel il campanile = de kerktoren duomo = dom parcheggiare = parkeren circa = ongeveer tenere compagnia = gezelschap houden compagnia = gezelschap tranquillo = rustig tutti e due = allebei come hai passato il fine settimana? = hoe heb je het weekend doorgebracht? non c’è male = niet slecht male (avv.) = slecht niente di speciale = niets bijzonders le solite cose = de gewone dingen/zaken solite = gewone bere (p.pr. ha bevuto) = drinken (v.dw. bevuto) antico = antiek caffè = bar, café ieri (avv.) = gisteren la collega = de collega il film = de film be’ = ach essere (p.pr. è stato) = zijn (v.dw. stato) divertente = gezellig, grappig rimanere (p.pr. è rimasto) = blijven (v.dw. rimasto) cosa hai fatto di bello? = wat heb je voor leuks gedaan? fare (p.pr. ho fatto) = doen, maken (v.dw. fatto) un sacco = heel veel, heleboel invece, sì = daarentegen nel pomeriggio = in de middag ha avuto l’idea di andare = hij/zij heeft gehad/kreeg het idee om te gaan in gran fretta = met grote haast fretta = haast sala = zaal intenso = intens insomma = kortom riassunto = samenvatting insieme a = samen met tratte dal dialogo introduttivo = afgeleid van de begindialoog passato prossimo = voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t) passato = verleden si forma (inf. formare) = men vormt, het wordt gevormd successiva = volgend(e) ipotesi sulla formazione = hypothese over de vervoeging la formazione = de samenstelling, vervoeging participio passato = voltooid deelwoord l’ ausiliare (m) = het hulpwerkwoord al dente = beetgaar il dente = de tand, kies cartoline = anzichtkaarten un anno fa = een jaar geleden fa = geleden come mai = waarom dare una festa = een feest geven orali (sg. orale) = mondeling l’altro ieri = eergisteren l’estate scorsa = vorige/afgelopen zomer scorsa = vorige, laatste in punto = stipt sospettare = vermoeden furto = diefstal avvenuto = gebeurd (ww. avvenire) il 12 dicembre = op 12 december agente, l’ (m./f.) = agent cerca di verificare = probeer te achterhalen quello che è scritto = wat/hetgeen geschreven staat scritto = geschreven (ww. scrivere) mensa = kantine incontrare = ontmoeten il/la dentista = de tandarts da che cosa dipende = waar hangt dat van af, waar dat van af hangt dipendere da (p.pr. è dipeso) = afhangen van, afhankelijk zijn van scelta = keuze verbi di movimento = werkwoorden van beweging movimento = beweging ritornare = terugkeren rientrare = teruggaan, terug naar binnen gaan giungere (p.pr. è giunto) = bereiken (v.dw. giunto) verbi di stato in luogo = werkwoorden van plaats (zich bevinden) verbi intransitivi = onovergankelijke werkwoorden succedere (p.pr. è successo) = gebeuren morire (p.pr. è morto) = sterven nascere (p.pr. è nato) = geboren worden piacere (p.pr. è piaciuto) = bevallen, behagen servire = bedienen, serveren diventare = worden durare = duren verbi riflessivi = wederkerende werkwoorden alzarsi = opstaan svegliarsi = wakker worden lavarsi = zich wassen verbi transitivi = overgankelijke werkwoorden ridere (p.pr. ha riso) = lachen piangere (p.pr. ha pianto) = huilen camminare = wandelen sia essere sia avere = zowel zijn als hebben sia = zowel cambiare = veranderen ultimamente (avv.) = laatst, de laatste tijd scendere (p.pr. è/ha sceso) = afdalen, uitstappen correre (p.pr. ha corso) = rennen ora (avv.) = nu, tegenwoordig intero = geheel quel giorno = die dag subito (avv.) = meteen, direkt aula = klaslokaal intorno alle due = rond twee uur come sempre = zoals altijd, zoals gewoonlijk lì = daar venire (p.pr. è venuto) = komen anzitutto = vooral per prima cosa = als eerste correggere (p.p. corretto) = verbeteren, corrigeren spendere (p.p. speso) = uitgeven accendere (p.p. acceso) = aandoen, aansteken decidere (p.p. deciso) = besluiten soffrire (p.p. sofferto) = lijden vivere (p.p. vissuto) = leven perdere (p.p. perso) = verliezen proporre (p.p. proposto) = voorstellen spegnere (p.p. spento) = uitdoen, doven promettere (p.p. promesso) = beloven discutere (p.p. discusso) = bespreken lista = lijst completa = compleet in tempo = op tijd bugia = leugen tutto il giorno = de hele dag campionato = kampioenschap colloquio di lavoro = sollicitatiegesprek colloquio = gesprek la direttrice = de directrice laureata in Economia e Commercio = afgestudeerd in economie laureata = afgestudeerd aan de universiteit economia = economie commercio = handel per quanto tempo? = (voor) hoe lang? andare via = weggaan nel settembre scorso = afgelopen september in tutto = in totaal da allora = vanaf toen, sinds toen, sinds die tijd allora (avv.) = toen, dan, dus tempo fa = een tijd geleden data = datum precisa = precies nel febbraio del 1982 = in februari 1982 elementare = eenvoudig, elementari, basis-(school) gli avvenimenti = de gebeurtenissen l’avvenimento = de gebeurtenis scambiatevi (inf. scambiarsi) = wisselen jullie uit entrare in circolazione = rond gaan, in omloop gaan la circolazione = de omloop, circulatie ospitare = ontvangen, te gast hebben Giochi Olimpici = olympische spelen Giochi, i (sg. il gioco) = spelen olimpici (sg. olimpico) = olympisch invernali (sg. invernale) = winter- (bijv. nw.) repubblica = republiek inventare = uitvinden la radio = de radio trionfare = triomferen, zegevieren Festival di Sanremo = Festival van Sanremo il Festival = het festival Sanremo = Sanremo (stadje in Ligurië) sezione, la = sectie proposte = voorstellen posizione, la = positie gli avverbi = de bijwoorden l’avverbio = het bijwoord gli elementi = de elementen l’elemento = het element sei mai stato in Spagna? = ben je ooit in Spanje geweest? le illustrazioni (f) = de illustraties l’illustrazione = de illustratie avere fame = honger hebben la fame = de honger listino = lijst il menù = het menu ecco a voi = hier is, hier hebben jullie vorrei (inf. volere) = ik wil graag, ik zou willen dopo pranzo = na het (middag)eten tramezzino = sandwich anzi = integendeel, sterker nog cornetto = croissant, ijsje il cameriere = de ober caffè macchiato = espresso met een beetje melk acqua minerale = mineraalwater acqua = water minerale = mineraal prosciutto crudo = rauwe ham prosciutto = ham crudo = rauw mozzarella = mozzarellakaas lattina = blik(je) un tipo deciso = e en gedecideerd typ deciso = gedecideerd, vastberaden ognuno = ieder caffè corretto = koffie met een scheutje likeur decaffeinato = zonder cafeïne il caffelatte = melk met een beetje koffie il tè = thee camomilla = kamillethee cioccolata in tazza = chocolademelk cioccolata = chocola (om te drinken) tazza = kop, mok panna = slagroom freddo = koud i dolci = de desserts il dolce = het dessert coppa = coup torta al caffè = mokkataart torta = taart il tiramisù = tiramisù lo zabaione = Italiaans toetje met eieren, suiker en koffie stracciatella = ijs met stukjes chocola cioccolato = chocola (om te eten) pannacotta = puddingdessert van gekookte room le bibite = de drankjes la bibita = het drankje in lattina = in een blikje spremuta d’arancia = uitgeperste sinaasappelsap spremuta = uitgeperst sap l’ arancia = de sinaasappel le arance = de sinaasappels birra = bier alla spina = van de tap media = medium, gemiddeld gli aperitivi = de aperitiefjes l’aperitivo = het aperitiefje bianco = wit pomodoro = tomaat drammatizzare = dramatiseren ordinare = bestellen avere sete = dorst hebben la sete = de dorst stamattina = vanmorgen in fretta = gehaast il rumore = het geluid la relazione = de relatie di seconda mano = tweedehands affrontare = trotseren da sole = (bestemd voor de) zon, zonnen scusa = goed excuus scusa = excuus, smoes, reden esistere (p.pr. è esistito) = bestaan più o meno = min of meer parlatene = praten jullie erover fuori (avv.) = buiten posto = plek nella quale = in welke, waarin trascorso = doorgebracht (ww trascorrere) sosta = stop, pauze il programma = het programma i programmi = de programma’s giornaliero = dagelijks ora di pranzo = lunchtijd seguito da = gevolgd door (ww. seguire) buon caffè = lekker kopje koffie banco = balie, bar cassa = kassa ritirare = ophalen, trekken (geld) scontrino = bonnetje accoglienti (sg. accogliente) = gezellig, aangenaam ospitali (sg. ospitale) = gastvrij bar di provincia = dorpscafé più che altro = voornamelijk ritrovo = ontmoetingsplaats di ogni età = van alle leeftijden giocare a carte = kaartspelen carte (sg. la carta) = kaarten è ancora più piacevole = is nog plezieriger, aangenamer, gezelliger piacevole = aangenaam sedersi = (gaan) zitten ai tavolini (sg. il tavolino) = aan de tafels in piazza = op het plein semplicemente (avv.) = eenvoudig, simpelweg sul marciapiede = op de stoep il marciapiede = de stoep godere del sole = genieten van de zon godere di = genieten van il sole = de zon chiacchierare = kletsen tazzina = kopje ad esempio = bijvoorbeeld leggendario = legendarisch punto di ritrovo = ontmoetingsplaats scherzare = grappen maken passeggiare = wandelen, flaneren tipici esempi, i (sg. il tipico esempio) = typische voorbeelden tipici (sg. tipico) = typisch il locale = het lokaal, ruimte soprattutto = vooral in piedi = rechtop, staand insegna = uithangbord tantissime = heel veel ricevuta = ontvangstbewijs, kwitantie provare = proberen pagamento = betaling punto di incontro = ontmoetingspunt scritta = opschrift situata = geplaatst (ww. situare) esterno = extern, buitenkant riferirsi (mi riferisco) = zich wenden tot, doelen op, bedoelen dal gusto = van de smaak l’ aroma (m) = het aroma forti (sg. forte) = sterk milanese = uit Milaan macchina per il caffè = koffiezetapparaat da bar = bestemd voor de bar permette di preparare... = maakt mogelijk om ... te bereiden preparare = bereiden, klaarmaken, voorbereiden velocità = snelheid la preparazione = de voorbereiding la consumazione = de consumptie vita di tutti i giorni = het leven van alle dag simbolo = symbool pochissimo = heel weinig, zeer gering piena = vol il sapore = de smaak leggero = licht ristretto = geconcentreerd ghiaccio = ijs (bevroren water) il liquore = de likeur caldo = warm bevanda = drankje i frati = de monniken il frate = de monnik i cappuccino = de kapucijners il cappuccino = de kapucijner (kloosterorde) in pratica = in de praktijk pratica = praktijk trattarsi (di) = betreffen, handelen om, gaan om schiuma di latte = melkschuim schiuma = schuim consiglio = advies, raad invece di = in plaats van infatti = namelijk, inderdaad impensabile = ondenkbaar cappuccio = capuchon, (cappuccino) pasto = maaltijd benissimo (avv.) = heel goed a tutte le ore = op elk uur, op elk tijdstip preferito = favoriet modo = manier, wijze profumo = parfum, lekker luchtje cibo = voedsel creare = creëren monaco = monnik appartenere (a) = behoren tot, toebehoren aan ordine religioso = religieuze orde, kloosterorde religioso = religieus crema = crème incredibile = ongelooflijk la passione = de passie al giorno = per dag, elke dag al pomeriggio = ‘s middags rito = ritueel irrinunciabile = onweerstaanbaar, onmisbaar sacchi (sg. il sacco) = zakken importato = geïmporteerd pari a = gelijk aan tonnellate = tonnen restanti (sg. restante) = resterend, overgebleven consumo = consumptie posto di lavoro = baan consumate = geconsumeerd caffettiere = koffiezetapparaatjes ad uso domestico = voor huishoudelijk gebruik domestico = huishoudelijk la più usata = de meest gebruikte la Moka = de Moka (Italiaans espresso-apparaatje) in pochi minuti = in een paar minuten l’ abitudine (f) = de gewoonte sacra = heilig i chili = de kilo’s il chilo = de kilo famigliare = familiair, vertrouwd imparare = leren localizzare = lokaliseren, plaatsen spazio = ruimte all’inizio = aan het begin può darsi = het kan zijn, het is mogelijk con lo sconto = met korting sconto = korting ammettere = toegeven appendere = ophangen concedere = toegeven crescere = groeien deludere = teleurstellen difendere = verdedigen dirigere = dirigeren, leiden distinguere = onderscheiden distruggere = vernietigen dividere = verdelen escludere = uitsluiten esplodere = ontploffen, exploderen insistere = erop staan, zeuren, drammen muovere = bewegen nascondere = verbergen, verstoppen offendere = beledigen risolvere = oplossen rompere = breken spingere = duwen uccidere = vermoorden volgere = omzetten suonare = spelen (muziekinstrument) chitarra = gitaar velocemente (avv.) = snel litigare = ruzie maken arrivo = aankomst azienda = bedrijf, firma cura = zorg, kuur matematica = wiskunde spettacolo = voorstelling eventuali (sg. eventuale) = eventuele decisione = besluit vuole fare di testa sua = hij/zij wil het op zijn eigen manier doen beata te! = bof jij even! beata = gelukkig cotto = gekookt non ti preoccupare (inf. preoccuparsi) = maak je geen zorgen i cucchiaini = de lepeltjes il cucchiaino = het lepeltje tonno = tonijn la maionese = de mayonaise le uova = de eieren l’uovo = het ei come al solito = zoals gewoonlijk i mobili = de meubels il mobile = het meubel dimenticare = vergeten cintura = ceintuur, riem lo scrittore = de schrijver statua = standbeeld libertà = vrijheid le discussioni = de discussies la discussione = de discussie il padre = de vader esattamente (avv.) = precies, exact per caso = bij toeval passeggiata = wandeling trascorrere (p.pr. ho trascorso) = doorbrengen Madrid = Madrid Lisbona = Lissabon Zurigo = Zürich nuovamente (avv.) = opnieuw il Natale = Kerstmis lontano da = ver van lontano = ver a Capodanno = met Nieuwjaarsdag Capodanno = Nieuwjaarsdag ancora no = nog niet quest’anno = dit jaar prenotare = bespreken, reserveren, boeken sorpresa = verrassing Portogallo = Portugal treno ad alta velocità = hoge snelheid trein però! = nou! giro d’Europa = Europa tour giro = rondreis, tour un bel po’ = veel, behoorlijk veel anche se = ook als offerta = aanbieding sito = plek, plaats, internetsite da qualche parte = ergens suoi = zijn/haar (bez. vnw. .mv) l’ultimo dell’anno = oud en nieuw/oudejaarsdag festeggiare = vieren in qualche bel posto = ergens op een mooie plek buone feste = fijne/prettige feestdagen buon viaggio = goede reis buon Natale = fijne kerst(dagen) buon anno = gelukkig nieuwjaar a Natale = met kerst iniziali (sg. iniziale) = voorletters, initialen augurare = wensen amore mio = mijn lieve, lief come no = natuurlijk, waarom niet bellissima = heel erg mooi brevemente (avv.) = in het kort futuro semplice = onvoltooid toekomende tijd futuro = toekomst finalmente (avv.) = eindelijk cucinare = koken smettere (di) = stoppen, ophouden met per le vacanze = voor de vakantie da grande = als (ik) groot/volwassen (ben) architetto = architect in basso = beneden, onder i progetti = de plannen, projecten il progetto = het plan, project giorno e notte = dag en nacht le previsioni = de voorspellingen la previsione = de voorspelling laurea = universitair diploma piovere = regenen bravissimo = heel erg goed/knap promesse = beloftes va bene = het is goed/ OK di più = meer periodo ipotetico = voorwaardelijke tijd (met ‘als/indien’) ipotetico = hypotetisch andare avanti = (recht)doorgaan avanti = vooraan, naar voren da domani = vanaf morgen un giorno = op een dag la Ferrari = de (auto) Ferrari biglietteria = het loket controllo = controle binario = spoor/perron i brani = de stukken il brano = het stuk seconda classe = tweede klas la classe = de klas Eurostar = italiaanse hoge snelheids trein andata e ritorno = heen en terug, retourtje andata = heen reis ritorno = terug reis solo andata = enkele reis quant’è? = hoeveel kost dat? compreso = inbegrepen supplemento = toeslag, aanvulling i centesimi = de centen il centesimo = de cent in arrivo = aankomend, arriverend al binario 8 = op perron 8 anziché = in plaats van impiegato = employee/medewerker consultare = raadplegen mappa = kaart/plattegrond settimana bianca = wintersport (week) le Alpi = de Alpen la mattina del 23 = de ochtend van de 23e turno = dienst dopo che = nadat ripartire = (opnieuw) vertrekken di lei = van haar futuro composto = voltooid toekomende tijd futura = toekomend, toekomstig lo stesso = hetzelfde isole Canarie = Canarishce eilanden verrà o no? = zal hij/zij komen of niet fa freddo = het is koud tira vento = het waait tirare = werpen, gooien, waaien (wind) vento = wind nemmeno = niet eens nuvola = wolk ti ricordi (inf. ricordarsi) = weet je nog, herinner jeje nog all’improvviso = opeens, plotseling pessimista (il, la) = pessimist meteo = meteo nuvoloso = bewolkt previsioni del tempo (sg. La previsione) = weerbericht, weervoorspelling rinunciare = afstand doen van, afzien van nuvolosità = bewolking su tutta la penisola = over het hele schiereiland penisola = schiereiland nebbia = mist possibilità = mogelijkheid i temporali = de buien il temporale = de bui graduale = geleidelijk miglioramento = verbetering moderati (sg. moderato) = mild mosso = ruw (zee) Tirreno = Thyrreense zee Adriatico = Adriatische zee temperature = temperaturen in diminuzione = dalend diminuzione = daling sereno = helder, onbewolkt variabile = wisselvallig la neve = de sneeuw calmo = kalm deboli (sg. debole) = zwak stabili (sg. stabile) = stabiel in aumento = stijgend aumento = stijging svolgere (p.pr. ha svolto) = verrichten, uitvoeren nevicare = sneeuwen cielo = lucht, hemel coperto = bewolkt agitato = druk, woelig periodo = periode dappertutto = overal
Ingezonden op 06-12-2012 - 1674x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!