Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Lingua Latina, deel 3

30 STAMTIJDEN 1-30

Jaar 4 (Gymnasium)

esse = zijn, fui
abesse = afwezig zijn, ontbreken, afui
adesse = aanwezig zijn, er zijn, adfui
deesse = afwezig zijn, weg zijn, defui
posse = kunnen, potui

adiuvare = helpen, adiuvi, adiutus
circumdare = omgeven, omsingelen, cirumdedi, circumdatus
dare = geven, dedi, datus
condere = stichten, bouwen, condidi, conditus
dedere = overgeven, uitleveren, dedidi, deditus
perdere = vernietigen, verliezen, perdidi, perditus
prodere = verraden, prodidi, proditus
reddere = teruggeven, reddidi, redditus
tradere = overgeven, overdragen, tradidi, traditus
iuvat = het is leuk, het is prettig, iuvit
sonare = klinken, sonui
stare = staan, blijven staan, steti, statum
constare = bestaan, vaststaan, bekende zijn, constiti
praestare = overtreffen, praestiti, praestitus
vocare = roepen, noemen, vocavi, vocatus
ardére = branden, gloeien, arsi
augére = vermeerderen, vergroten, auxi, auctus
cavére = oppassen, op zijn hoede zijn,cavi, cautum
delére = verwoesten, vernietigen, delevi, deletus
explére = vervullen, uitvoeren, explevi, expletus
favére = begunstigen, favi, fautum
flére = huilen, flevi, fletus
iubére = bevelen, iussi, iussus
manére = blijven, wachten, mansi, mansum
miscére = mengen, verwarren, miscui, mixtus
movére = bewegen, ontroeren, movi, motus
commovére = bewegen, ertoe brengen, commovi, commotus
permovére = heftig bewegen, verontrusten, permovi, permotus
removére = verwijderen, removi, remotus
respondére = antwoorden, respondi, responsus
ridére = lachen, uitlachen, risi, risus
irridére = uitlachen, bespotten, irrisi, irrisus
sedére = zitten, sedi, sessum
considére = gaan zitten, plaatsnemen, consedi
obsidére = belegeren, bezetten, obsedi, obsessus
spondére = beloven toezeggen, spopondi, sponsus
tacére = zwijgen, tacui, tacitus
valére = gezond zijn, gelden, valui
vidére = zien, vidi, visus
invidére = benijden, misgunnen, invidi, invisum
vovére = beloven, wijden, vovi, votus
aperire = openen, aperui, apertus
audire = horen, luisteren, audivi, auditus
ire = gaan, ii, itum
obire = tegemoet gaan, bezoeken, obii, obitus
subire = op zich nemen, doorstaan, subii, subitus
sentire = voelen, sensi, sensus
venire = komen, veni, ventum
convenire = samenkomen, conveni, conventum
invenire = ontdekken, vinden, inveni, inventus
vincire = binden, boeien, vinxi, vinctus
accidit = het gebeurt, accidit
agere = doen, egi, actus
cogere = verzamelen, dwingen, coegi, coactus
peragere = volbrengen, voltooien, peregi, peractus
conscendere = bestijgen, beklimmen, conscendi, conscensus
descendere = afdalen, descendi, descensum
cadere = vallen, cecidi
occidere = ondergaan, omkomen, occidi
caedere = vellen, doden, cecídi, caesus
occídere = doden, doodslaan, occídi, occisus
capere = grijpen, innemen, cepi, captus
accipere = aannemen, krijgen, accepi, acceptus
decipere = bedriegen, decepi, deceptus
recipere = opnemen, ontvangen, recepi, receptus
capessere = grijpen, pakken, capessivi, capessitus
carpere = plukken, vreten, carpsi, carptus
cedere = gaan, weggaan, cessi, cessum
accedere = gaan naar, naderen, accessi, accessum
concedere = toestaan, afstaan, geven, concessi, concessus
discedere = weggaan, discessi, discessum
credere = geloven, vertrouwen, credidi, creditus
claudere = sluiten, opsluiten, clausi, clausus
comprehendere = begrijpen, grijpen, comprehendi, comprehensus
conspicere = zien, bekijken, conspexi, conspectus
respicere = omkijken, zorgen voor, respexi, respectus
consulere = raadplegen, consului, consultus
contemnere = verachten, minachten, contempsi, contemptus
contendere = zich inspannen, zich haasten, contendi, contentus
contingere = aanraken, contigi, contactus
corrigere = verbeteren, corrigeren, correxii, correctus
cupere = begeren, verlangen, wensen, cupivi, cupitus
currere = rennen, hardlopen, cucurri, cursum
accurrere = rennen naar, komen aanrennen, accurri, accursum
decernere = besluiten, decrevi, decretus
deserere = verlaten, in de steek laten, deserui, desertus
dicere = zeggen, dixi, dictus
discere = leren, didici
ducere = leiden, brengen, duxi, ductus
abducere = wegvoeren, ontvoeren, abduxi, abductus
adducere = brengen naar, adduxi, adductus
deducere = wegvoeren, wegleiden, deduxi, deductus
emere = kopen, emi, emptus
evadere = ontkomen, ontsnappen, evasi, evasum
exstruere = oprichten, exstruxi, exstructus
facere = maken, doen, feci, factus
conficere = afmaken, voltooien, confeci, confectus
interficere = doden, ombrengen, interfeci, interfectus
perficere = afmaken, voltooien, perfeci, perfectus
fallere = bedriegen, misleiden, fefelli
fingere = vormen, bedenken, finxi, fictus
flectere = buigen, wenden, flexi, flectus
fugere = vluchten, ontkomen, fugi 
confugere = vluchten, zijn toevlucht nemen, confugi
effugere = ontvluchten, ontsnappen, effugi
gignere = baren, verwekken, genui, genitus
iacere = werpen, gooien, ieci, iactus
abicere = wegwerpen, neerwerpen
abieci, abiectus
proicere = werpen voor, prijsgeven, proieci, proiectus
traicere = overzetten, oversteken, traieci, traiectus
lacessere = prikkelen, uitdagen, lacessivi, lacessitus
laedere = beledigen, kwetsen, laesi, laesus
legere = lezen, legi, lectus
ludere = spelen, lusi, lusum
mittere = zenden, sturen, misi, missus
amittere = verliezen, amisi, amissus
committere = tot stand brengen, commisi, commissus
promittere = beloven, promisi, promissus
agnoscere = kennen, leren kennen, agnovi, anitus
cognoscere = merken, herkennen, cognovi, cognitus
parcere = sparen, peperci
parere = verwerven, behalen, peperi, partus
pellere = verdrijven, verslaan, pepuli, pulsus
petere = gaan naar, vragen, aanvallen, petivi, petitus
repetere = terugeisen, opeisen, repetivi, repetitus
expetere = wensen, verlangen, expetivi, expetitus
plaudere = klappen, applaudiseren, plausi, plausus
ponere = plaatsen, leggen, zetten, posui, positus
disponere = verdelen, ordenen, disposui, dispositus
exponere = uitstallen, te vondeling leggen, exposui, expositus
poscere = verlangen, eisen, poposci
premere = drukken, in het nauw brengen, pressi, pressus
opprimere = onderdrukken, overweldigen, oppressi, oppressus
protegere = beschermen, protexi, protectus
quaerere = zoeken, vragen, quaesivi, quasitus
rapere = grijpen, pakken, roven, rapui, raptus
diripere = plunderen, verwoesten, diripui, direptus
regere = regeren, besturen, rexi, rectus
relinquere = achterlaten, verlaten, reliqui, relictus
resistere = weerstand bieden, zich verzetten, restiti
scribere = schrijven, scripsi, scriptus
describere = overschrijven, descripsi, descriptus
sepelire = begraven, sepelivi, sepultus
sinere = laten, toestaan, toelaten, sivi, situs
solvere = losmaken, bevrijden, solvi, solutus
spernere = versmaden, afwijzenn, sprevi, spretus
statuere = plaatsen, bouwen, besluiten, statui, statutus
constituere = vaststellen, besluiten, constitui, constitutus
sumere = nemen, sumpsi, sumptus
absumere = verbruiken, vernietigen, absumpsi, absumptus
tegere = bedekken, texi, tectus
detegere = onthullen, blootleggen, detexi, detectus
tollere = opheffen, wegnemen, sustuli, sublatus
trahere = trekken, slepen, traxi, tractus
tribuere = verlenen, geven, tribui, tributus
vincere = overwinnen, verslaan, vici, victus
vivere = leven, vixi, victum
volvere = wentelen, rollen, volvi, volutus

Ingezonden op 11-12-2012 - 1379x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Ik weet het, de moed zakt je spontaan in de schoenen als je deze lijst ziet O.o

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Lingua Latina, deel 3

30 STAMTIJDEN 1-30