Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Worthilfe, deel 1

15 Onderdeel A van elk hoofdstuk

Jaar 5 (havo/vwo)

die Wirtschaft = de economie
die Wirtschaft = het bedrijfsleven
wirtshaftlich = economisch
das Wirtschaftswunder = het economische wonder
sich erholen = herstellen
das Wachstum = de groei
das Angebot = het aanbod
die Niederlassung = het filiaal
die Erweiterung = de uitbreiding
die Senkung = de verlaging
die Finanzlage = de financiële positie
anlegen = beleggen
abheben = opnemen
sich auszahlen = de moeite waard zijn
der Rabatt = de korting
der Aufwand = de kosten
fördern = bevorderen
bewerten = waarderen
der Hersteller = de producent
herstellen = produceren
der Rohstoff = de grondstof
knapp = schaars
verschlingen = verslinden
die Marktlücke = het gat in de markt
der Landwirt = de landbouwer
erhalten = krijgen
erhältlich = verkrijgbaar
die Anzeige = de advertentie
verwalten = beheren
das Defizit = het tekort
rationieren = antsoeneren
beeinträchtigen = verminderen
abbauen = inkrimpen, verminderen
haften für = aansprakelijk zijn voor
untauglich = ondeugelijk
erwirtschaften = behalen
der Geschäftsbericht = het jaarverslag
das Gedächtnis = het geheugen
die Gedächtnisfeier = de herdenkingsplechtigheid
die Lieblingswürdigkeit = de vriendelijkheid
die Fähigkeit = het talent
fähig = bekwaam
fähig = in staat
der Vordergrund = de voorgrond
vordergründig = oppervlakkig
angeben = opscheppen
angeblich = zogenaamd
prahlen mit = opscheppen over
nachgiebig = toegevend
nachgeben = toegeven aan
der Trotz= de koppigheid
trotzig = koppig
sich täuschen = zich vergissen
darüber hinwegtäuschen = verhullen
täuschen = misleiden
die Tücke = de geniepigheid
entfalten = ontplooien
die Laune = het humeur
launisch = humeurig
launig = komisch
eingestehen = bekennen
wahrhaben = toegeven
gestehen = bekennen
aufgeschlossen = open
die Toleranz = de verdraagzaamheid
schmackhaft = smakelijk
Geschmackssache = een kwestie van smaak
ekelhaft = walgelijk
anekeln = doen walgen
die Abneigung = de afkeer
die Miene = het gezicht, de gezichtsuitdrukking
sich entscheiden = een keuze maken
entscheiden = beslissen 
empfehlen - aanbevelen
das Empfehlungsschreiben = de aanbevelingsbrief
schreiben = brief
verpönt = streng verboden
herstellen = vervaardigen
die Zutat = het ingrediënt
Weihnachten = Kerstmis
der Feiertag = de feestdag
schmücken = versieren
die Feierlichkeit = de festiviteit
die Feier = de viering, het feest
überholt = achterhaald, verouderd
Ostern - Pasen
nachträglich = achteraf
die Rede = de rede, de toespraak
der Umzug = de optocht
die Hochzeit = de bruiloft, het huwelijksfeest
prangen = prijken
sich verhalten = zich gedragen
das Muster = het patroon
sich verhalten = zijn, gesteld zijn met
billigen = goedkeuren
sich benehmen = zich gedragen
tadellos = onberispelijk
der Tadel = het verwijt
scheuen = bang zijn voor
widerwillig = met tegenzin
geschickt = handig
selbstlos = onbaatzuchtig
enschlossen = vastberaden
zustimmen = ermee eens zijn
hegen = koesteren, hebben
spinnen = bazelen, kletsen
das Hirngespinst = het hersenspinsel
ungebührlich = onbehoorlijk
gebühren = toekomen
gebührend = passend
vorgehen = gebeuren
der Vorgang = de toedracht
tarnen = camoufleren 
sich irren = zich vergissen
der Irrtum = de vergissing
der Einzelgänger = de einzelgänger (eenzelvig persoon)
der Einzelne = het individu
entrüstet = verontwaardigd
reißen = scheuren
eifersüchtig = jaloers
die Rache = de wraak
aufbringen = boos maken
der Schimmer = het vleugje, het greintje
die Anerkennung = de waardering
ergreifen = aangrijpen
empfinden = gevoelen
verzweifeln = wanhopen
die Verzweiflung = de wanhoop
die Aufregung = de opwinding
erstaunen = verbazen
staunen = verbaasd zijn
erstaunlich = verbazingwekkend
schmeicheln = vleien
halten von = vinden van, denken van
sich sehnen = (vurig) verlangen
die Sehnsucht = het (vurige) verlangen
die Erregung = de opwinding
sich erregen = zich opwinden
erregen = veroorzaken, teweegbrengen
der Neid = de jaloezie
die Miete = de huur
kündigen = opzeggen
die Genehmigung = aanvragen
vermitteln = bezorgen
hässlich = lelijk
der Geruch = de geur, het luchtje
der Geruch = de reuk
der Durft = de geur
ausstatten = inrichten
die Ausstattung = de inrichting
die Tapete = het behang
der Teppich = het tapijt
nachnamen = nabootsen
verkannt = miskend
fördern = stimuleren
das Stipendium = de studibeurs
anregen = prikkelen
der Bereich = het gebied
fragwürdig = twijfelachtig
die Darstellung = de weergave, de uitbeelding
darstellen = uitbeelden
unauffindbar = onvindbaar
der Rahmen = de lijst
der Rahmen = het kader
wiederherstellen = herstellen, repareren
der Gönner = de weldoener, de meenas
üblich = gebruikelijk
anspruchsvoll = veeleisend
in Anspruch nehmen = opeisen
öffentlich = openbaar, publiek
enttaüschen = teleurstellen
der Erfolg = het succes
das Begebnis = de gebeurtenis
sich aufregen = zich opwinden
stellvertretend = representatief
der Stellvertreter = de plaatsvervanger

Ingezonden op 17-12-2012 - 1651x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Een overhoring van de hoofdstukken 15 t/m 28. Deze overhoring is voor zowel havo/vwo 4 als havo/vwo 5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Worthilfe, deel 1

15 Onderdeel A van elk hoofdstuk