Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Hoofdlijnen nederlands recht
› 5 Goederenrecht
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Hoofdlijnen nederlands recht
5 Goederenrecht
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Absoluut recht = Recht dat tegenover iedereen te handhaven is. Absolute rechten hebben een goed als object. Akte van cessie = Afzonderlijk door betrokken partijen opgesteld stuk waarbij een vordering op naam wordt overgedragen, Beperkt recht = Recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht dat met het beperkte recht is bezwaard. Dit meer omvattende recht wordt ook moederrecht genoemd. Beperkte rechten zijn absolute rechten. Beschikkingsbevoegdheid = Als men eigenaar of rechthebbende is van een goed. Uitzondering vormt de faillietverklaarde. Beschikkingsbevoegdheid is een vereiste voor een (eigendoms) overdracht. Bezitsverschaffing = Leveringshandeling, vereist voor de overdracht van een roerende zaak. Bezitsverschaffing kan plaatsvinden via a) feitelijke overgave, b) een tweezijdige verklaring, (c.p.,levering en levering brevi manu) of c) een tweezijdige verklaring aan houder (levering longa manu). Bezitter = Iemand die (al dan niet terecht) pretendeert eigenaar/rechthebbende te zijn. Voorbeeld van persoon die ten onrechte pretendeert eigenaar/ rechthebbende te zijn is een dief. Constitutum possessorium = Spiegelbeeld van traditio brevi manu: juridische term voor de situatie dat een eigenaar van een roerende zaak houder wordt. Eigendomsrecht = Meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Inbreuken op eigendomsrechten kunnen ontstaan door a) rechten van anderen, b)wettelijke voorschriften, c) regels van ongeschreven recht. Goed = Alle zaken en vermogensrechten. Goederenrecht = Dat deel van het vermogensrecht dat in de eerste plaats de juridische relatie tussen een persoon en een goed. Hinder = Op onrechtmatige wijze inbreuk maken op rechten van anderen als gevolg van rumoer, trillingen, stank enzovoort. Is men in bezit van een vergunning dan is niet uitgesloten dat men desondanks op onrechtmatige wijze hinder aan anderen kan toebrengen. Houder (detentor) = Iemand die een goed onder zich heeft, geen eigenaar/rechthebbende is en dit ook geenszins pretendeert. VB: Lener of huurder. Misbruik eigendomsrecht = Wanneer a) dit recht met geen ander doel wordt uitgeoefend dan om een ander schade te betrokkenen en b) een te grote onevenredigheid optreed tussen het belang tot uitoefenen van het eigendomsrecht en het belang dat als het gevolg daarvan wordt geschaad. Moederrecht = Recht dat met een beperkt recht is bezwaard. Als moederrecht kunnen fungeren: het eigendomsrecht, een ander absoluut recht en een geldvorderingsrecht. Recht van erfdienstbaarheid = Absoluut zakelijk genotsrecht waarbij de eigenaar van het heersende erg een recht heeft ten opzichte van het dienende erf. BV. het recht van overpand. Recht van erfpacht = Absoluut zakelijk genotsrecht om een onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken. Recht van hypotheek = Zekerheidsrecht op een registergoed, De hypotheekhouder kan zich op dit registergoed verhalen ingeval de geldlener(hypotheekgever) zijn verplichtingen niet nakomt. Recht van opstal = Absoluut zakelijk genotsrecht dat het natrekkingsprincipe doorkruist. Heeft men een recht van opstal, dan kan men eigenaar zijn van een gebouw dat op grond staat die eigendom is van een ander. Recht van pand = Zekerheidsrecht op roerende zaken of vermogensrechten. Men kan zich op deze zaken of rechten verhalen wanneer de geldlener zijn verplichtingen niet nakomt. Men maakt onderscheid tussen vuitpand en bezitloos pandrecht. Recht van parate executie = Recht om zonder tussenkomst van de rechter een goed waarop een pand- of hypotheekrecht gevestigd is, in het openbaar te verkopen en uit de opbrengst de schuld te verhalen. Recht van vruchtgebruik = Absoluut genotsrecht op een goed (dus zaak en vermogensrecht) waarbij men bevoegdheid heeft de vruchten van een goed van een ander te gebruiken. Men kan zich van deze vruchten eigenaar/rechthebbende noemen. Registergoed = Zaak of vermogensrecht waarbij het voor de overdracht noodzakelijk is, deze -na opmaking van een notariele akte- te laten inschrijven in de openbare registers. De datum van deze inschrijving is doorslaggevend voor het moment waarop de overdracht juridisch tot stand komt. Relatief recht = Recht dat uitsluitend ten opzichte van een of meer met name genoemde peronen kan worden gehandhaafd. De verbintenis is een relatief recht. Relatieve rechten hebben een prestatie tot een object. Titel = Rechtsverhouding die aan een (eigendoms)overdracht ten grondslag ligt. Deze titel moet geldig zijn. Een ongeldige titel leidt ertoe dat de overdracht niet tot stand is gekomen. Traditio brevi manu = Term voor de situatie dat een houder van een roerende zaak eigenaar wordt. Traditio longa manu = De siotuatie dat de eigenaar van een roerende zaak waarvan een ander houder is , deze zaak aan een derde in eigendom overdraagt en de houder dezelfde persoon blijft. Vermogensrecht = Dat deel van het recht dat het verbintenissenrecht en het goederenrecht omvat. Vermogensrecht = recht dan financiele waarde in zich draagt . Voorbeeld is het (geld)vorderingsrecht. Vordering op naam = Vordering waarbij de naam van de schuldeiser vaststaat en niet bij voorbaat inwisselbaar is gemaakt. Vordering aan order = Schriftelijk vastegelegde vordering waarbij de naam van de schuldeiser wel is vermeld, maar deze kan door een ander worden vervangen via het zogenaamde endossement. Vordering aan toonder = Schriftelijk vastgelegde vordering waarbij de schuldenaar moet betalen aan de persoon die hem te vordering toot. De naam van de schuldeiser staat bij voorbaat niet vast. Zaak = Voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object. Zaken vallen uiteen in roerende en onroerende zaken. Zaaksgevolg = Kenmerk van een absoluut recht. Zaaksgevolg houdt in dat het recht op het betreffende goed blijft rusten, in wiens handen het zich ook bevindt.
Ingezonden op 19-12-2012 - 2549x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!